Mijn naam is Dalilla Hermans. Dalilla, lekker exotisch, Hermans, oervlaams. Mijn naam past perfect bij mij.
Geadopteerd, en opgegroeid in een klein Kempisch dorpje door fantastische, blanke, ouders.
Ik heb altijd veel vrienden gehad. Ik was een populair kind, echt waar. En de vriendinnen die ik had in de kleuterklas, zijn dat vandaag nog. Onbezorgde jeugd, grote tuin, KSJ, tekenschool, muziekles, logeerpartijtjes en vaak op vakantie. Ik mocht een rolletje spelen in een kinderfilm, en ik zat ook op toneel en in de fanfare en op dansles.
De middelbare school ging me vlot af, bijna te vlot. Ik hoefde nooit te studeren, ik versleet vriendjes aan de lopende band, en in het weekend gingen we naar het jeugdhuis of naar de fuiven in de buurt. Ik werd leidster en later hoofdleidster in de jeugdbeweging. Ik heb zelfs niet moeten rebelleren tegen mijn ouders. Bij ons thuis was het de zoete inval, iedereen kwam er graag.
Daarna ging ik op kot, eerst in Gent en dan in Antwerpen. Dat hoger diploma is er uiteindelijk niet van gekomen, maar ik heb me 4 jaar kostelijk
geamuseerd. Ik vond werk, leerde op eigen benen staan. Ik ben vaak op reis geweest, heb een paar relaties gehad, heb een aantal historische katers verwerkt, een aantal kapselflaters en een kleine quarterlifecrisis (de lightversie, met vooral veel gebabbel, sigaretten en nachtwinkelwijn op tweedehandszetels in studiootjes bij vrienden thuis).
Nu ben ik getrouwd met de liefde van mijn leven, en ik heb een zoontje, ben zwanger van een dochtertje en we kochten net een huis. Oh ja, en ik heb een geweldige job, die ik met passie doe en waarvoor ik genoeg betaald word om tevreden te zijn.
Waarom deze lange goednieuwsshow? Omdat ik een aantal dingen te vertellen heb. Maar voor ik ze vertel wil ik dat het klaar en duidelijk is voor iedereen dat ik geen klager ben, geen slachtoffer, geen zager. Ik ben een gelukkig mens, een zondagskind.
Maar…
In de lagere school waren er kinderen die niet op mijn verjaardagsfeestjes mochten komen.
Er waren ouders die hun kinderen expliciet verboden met mij en mijn zus te spelen.
Toen ik 14 was, glipte ik uit mijn slaapkamerraam om stiekem naar een fuif in de parochiezaal te gaan. Toen ik terug naar huis wilde vertrekken werd ik omsingeld door een groepje skinheads. Ik werd heen en weer geduwd, en enkele van hen hielden me vast terwijl een paar anderen op mij plasten. Ik ging doorweekt naar huis, en liet een stuk van mijn ziel en onschuld achter op de parking van die parochiezaal.
Een paar jaar later, toen ik wel mocht uitgaan, kreeg ik geregeld volledige pinten over me heen gekapt en zelfs glazen naar me gesmeten. Om van het gescheld nog maar te zwijgen. Mijn stoere vriendinnen namen me in bescherming, maar het gebeurde haast elke week wel eens.
Toen we verhuisden vonden mijn ouders een hondendrol in de brievenbus. Ga terug naar je eigen land.
Er waren leerkrachten die suggereerden dat ik beter een beroepsopleiding zou doen. Ik ben afgestudeerd in ASO zonder enige problemen.
Ik ben naar schatting zo’n 20 keer tegengehouden door politie tussen mijn 16 en 20. Ik heb nog nooit iets gestolen, heb zelfs nooit een joint gerookt.
Ik ben ooit uit een bus gezet door een buschauffeur omdat ik een broodje aan het eten was. ‘Wij’ moeten niet denken dat ‘we’ hier zomaar alles mogen.
Toen ik 18 was volgde ik rijlessen. De instructeur die ik had schreeuwde zo vaak tegen me dat ‘mijn volk toch echt niet kan rijden’, dat ik het ging geloven. Geen rijbewijs dus.
De lijst is lang, de lijst wordt langer.
Toen er een asielzoekerscentrum werd geopend in het dorpje waar ik opgroeide, verscheen er (naast de goorste golf haatberichten op internet) een
nieuwjaarsbericht van een plaatselijk café in het lokale krantje dat de asielzoekers een kutjaar toewenste.
Nog steeds krijg ik blikken, of opmerkingen, of steekjes onder water, of willen mensen niet naast me zitten.
Mijn kinderen gaan dezelfde vragen aan mij stellen die ik vroeger aan mijn ouders stelde. En mijn hart zal in duizend stukken breken de eerste keer ik ze zal moeten uitleggen wat racisme is, en waarom die persoon dit of dat zegt of doet. En ook zij zullen opgroeien met de mantra’s die er bij mij van kleins af werden ingestampt: je moet erboven staan, dat hoort er nu eenmaal bij, je zal altijd een beetje meer je best moeten doen, die mensen weten niet beter…
Het is niet beter aan het worden. Het is niet uit onze samenleving aan het groeien. Het is een steeds groter probleem. Het is meer en meer voelbaar en
zichtbaar en alomtegenwoordig. En nu overstijgt het de straat, kan ik de opborrelende woede niet meer sussen door te denken ‘het zijn domme mensen, ze weten zelf niet beter’. Nu zit het gif in de raad van bestuur van het centrum waar ik heen moet stappen als ik weer iets mee zou maken. En het zat op de redactie van mijn favoriete krant. En ik word er dagelijks mee rond mijn oren gekletst op sociale media.
En het zit in de regering.
Een staatssecretaris die woorden als ‘kutmarrokaantjes’ in de mond neemt… Een minister van Gelijke Kansen die beweert dat racisme relatief is… En een regering van blanke mannen die dat allemaal oké vinden.
Na de pis, de hondendrol, de vliegende pinten, en al de rest, is dit de tijd in mijn leven waarin ik mij het racisme het hardst aantrek. Het deksel is van de beerput en de shit vliegt in het rond. En ik word stilaan wat ik nooit ben geweest en nooit wilde zijn: boos, achterdochtig, bitter soms. Ik voel dat ik geen geduld meer heb voor hen die het niet willen snappen. Dat ik het beu ben om te doen alsof het niet zo erg is, dat het wel meevalt allemaal. Dat ik me dooderger als ik weer eens een mening over Zwarte Piet moet aanhoren van een goedbedoelende blanke kennis. Dat ik opeens wél begrijp waarom mijn zus en zovele getalenteerde, gediplomeerde mensen die ik ken naar Londen en verder vertrekken, waar je niet constant aan je huidskleur wordt herinnerd en je kansen op een job niet rechtstreeks gelinkt zijn aan je naam.
Daarom schrijf ik dit: niet om aandacht te trekken of medelijden of wat dan ook, maar als tegengif voor mijn eigen frustratie.
Het is tijd voor actie, er moet nu iets gaan gebeuren. Want als ik al zeg dat mijn emmer bijna vol is, dan sta ik niet in voor wat er kookt en kolkt vanbinnen bij de vele allochtonen in dit land die niet zoveel geluk hebben gehad als ik. Die geen fijne jeugd bij fijne ouders en met fijne vrienden hebben gehad. En geen oervlaamse achternaam en achtergrond.
Als wij als maatschappij de dialoog over racisme niet opentrekken en de mensen die getroffen worden door racisme niet mee uitnodigen aan de gesprekstafel, dan zal dat serieuze gevolgen hebben. Als we blijven doen alsof racisme in Vlaanderen best wel meevalt en we toch niet moeten overdrijven, dan zal dat serieuze gevolgen hebben. Als we de groeiende, terechte, verontwaardiging van zovelen blijven afdoen als ‘excuses zoeken’, dan zal dat serieuze gevolgen hebben. Als we op tv, en voor de klas en in de krant steeds dezelfde blanke gezichten zien, ongeacht het onderwerp en het publiek, dan zal dat serieuze gevolgen hebben. Onze maatschappij is superdivers, en dat zal ze blijven.
Het wordt tijd dat beleidsmakers, de media en de goegemeente van welwillende burgers dat inzien, aanvaarden en omarmen.
Het wordt tijd dat erover kan en mag gepraat worden. NU.
Op 18 december komen mensen samen op het Poelaertplein in Brussel omdat ze er genoeg van hebben. Tussen 12u en 14u houden ze daar een sit-in en zeggen heel luid: ‘Wij zijn de meerwaarde’. Hopelijk bent u daar bij.