Op dinsdag 26 augustus werd in
Saoedi-Arabië de 23ste persoon onthoofd in drie weken tijd,
waaronder de terechtstelling van vier leden uit één familie op
beschuldiging van kleinschalige drugshandel.
Het veroordelen van arme Saoedi’s en
buitenlands huishoudpersoneel is een frequente praktijk in het
koninkrijk. Volgens Said Boumedouha, vicedirecteur van Amnesty
International voor het Midden-Oosten, is terdoodveroordeling voor
relatief kleine misdaden een gevolg van bekentenissen afgedwongen met
folteringen.
Foltering van verdachten is in Saoedi-Arabië een
courante praktijk. Naast moord en drugshandel zijn diefstal,
overspel, heiligschennis, belediging van de godsdienst (waaronder het
afzweren van het geloof), ‘hekserij’ en ‘tovenarij’ strafbaar met de
dood
Processen worden ook gevoerd zonder
advocaten en zonder spreekrecht van de beschuldigden. De juridische
procedures gebeuren ook volledig achter gesloten deuren. Families
van beschuldigden worden onder druk gezet om geen beroep te doen op
buitenlandse mensenrechtenorganisatie, met de bedreiging dat dat de
kans op de doodstraf vergroot.
Sinds 1995 werden in Saoedi-Arabië
meer dan tweeduizend mensen geëxecuteerd, meestal door onthoofding met het
zwaard. Onthoofding gebeurt in het feodale koninkrijk op
markten in de stadscentra. De onthoofde lijken blijven een aantal
uren ter plaatse liggen als ‘afschrikkingsmiddel’.
De lokale openbaarheid van de
terechtstellingen staat in schril contrast met de geslotenheid over
de praktijk tegenover het buitenland. Mediaploegen worden geweerd en op het
illegaal fotograferen van executies staan zware straffen.
Beheadings at ‘record levels’: Saudi Arabia executes dozens in deadly August