Analyse -

Haalt president Erdogan 2023?

Zondag 10 augustus werd Recep Tayyip Erdogan de eerste verkozen president van Turkije met ongeveer 52 procent van de stemmen. Hierdoor is een tweede ronde niet nodig. Op de tweede plaats komt Ekmeleddin Ihsanoglu met ongeveer 38 procent, op de derde plaats Selahattin Demirtas met een kleine 10 procent.

woensdag 13 augustus 2014 18:22
Spread the love

Is Turkije vertrokken voor nog eens tien jaar AKP-dominantie?
Dat lijkt in elk geval de droom van de president-elect, die tussen nu
en 2023, de honderdste verjaardag van de republiek, ongetwijfeld nog
grootse plannen heeft.

Erdogan:
Poetin of de Gaulle?

Er
bestaat veel speculatie over waarom Erdogan de rechtstreekse verkiezing
van het staatshoofd heeft ingevoerd, en wat hij in en met deze
functie wil doen. Velen maken de vergelijking met Poetin, die ook de
sprong maakte van premier naar president, en gekend is voor een
autocratisch bewind. Even plausibel is de vergelijking met
Charles de Gaulle, die eveneens de rechtstreekse verkiezing invoerde,
om die vervolgens zelf te winnen, en met een nieuwe grondwet een
slagkrachtiger persoonlijk beleid te kunnen voeren – al werd
het nooit een dictatuur.

Ook Erdogan ziet de rechtstreekse verkiezing
als het summum van democratie. De schaduwzijde is dat dit
ogenschijnlijk grote mandaat van het volk een alibi vormt om het
parlement, de politieke partijen en het middenveld te negeren.
Vermoedelijk zal Erdogan proberen de grondwet te wijzigen om het
presidentschap meer bevoegdheden te geven. Maar de vraag is of dit
zoveel uitmaakt. Hij is binnen zijn partij AKP – die bij de
parlementsverkiezingen volgend jaar vermoedelijk weer een absolute
meerderheid zal halen – sowieso de sterke man, die los van
grondwettelijke bepalingen heel veel macht uitoefent.

In
elk geval is het zo dat Erdogan een breed en zelfs licht groeiend
draagvlak onder de bevolking heeft. Als oorzaken wordt terecht
verwezen naar de groeiende en stabiele economie, verbeteringen op het
vlak van infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg, een sterker
internationaal profiel en een scherpe opstelling tegen de Israëlische
regering-Netanyahu. Er is ook appreciatie voor Erdogans
vredesgesprekken met de verboden Koerdische afscheidingsbeweging PKK.
Vele Turken zijn die vuile oorlog echt beu, en mede onder invloed van
Erdogans speeches beginnen ze te beseffen dat de onderdrukking van de
Koerdische identiteit niet langer te verantwoorden is. De AKP scoort
trouwens sterk in Koerdische gebieden.

Emancipatorisch

Minstens zo belangrijk zijn de diepe sociologische breuklijnen die
Erdogan kapitaliseert. Bij ons heerst te weinig besef dat vóór
Erdogan de meer gelovige, minder welgestelde meerderheid in het
Anatolische binnenland werd achtergesteld. Het land werd gerund door
de secularistische en nationalistische elites – de zogeheten
kemalisten. Zij bezetten ook de sleutelposities in het
overheidsapparaat, de economie en de universiteiten. Uitingen van het
geloof, zoals hoofddoeken of islamitisch geïnspireerd onderwijs,
werden onderdrukt.

Dit fenomeen mag gerust sociaal racisme of
apartheid heten. Dat was eveneens de tijd van de almacht van
het leger, de grote holdings en de corrupte politieke partijen. De
AKP-kiezers willen naar die tijden nooit meer terug. Vandaar dat zowel de inzet van verkiezingen als de electorale trouw bij hen zo groot waren.
Ze zien Erdogan als een bevrijder, een redder des vaderlands, de
enige man met een visie – opnieuw enigszins vergelijkbaar met De
Gaulle. We mogen de diepe psychologische, emotionele waarde hiervan
voor miljoenen Turken niet onderschatten. Volgens mij is dit ook een
uitgesproken emancipatorisch gegeven.

Soma

In het verlengde van de
herwonnen eigenwaarde liggen de geopolitieke status, assertiviteit
en onafhankelijkheid van Turkije die de kiezers erg belangrijk
achten. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom Erdogan en zijn
regering zo goed weggekomen zijn met de mijnramp in Soma. Met 300
doden en duidelijke bewijzen van overheidsfalen zouden in een
stabielere democratie als België en Nederland de bevoegde ministers
en zelfs de regering meteen hebben moeten opstappen. Volgens mij was
Soma voor Erdogan één van de gevaarlijkste momenten uit zijn
carrière, veel gevaarlijker dan de Geziprotesten of het
anticorruptieonderzoek. Maar de kiezers bespaarden Erdogan de druk om
af te treden. Overigens heeft Erdogan zondag in de gemeente Soma zelf
nog een hoog resultaat gehaald (47 procent). Dit is een achteruitgang met 5
procentpunten ten opzichte van de parlementsverkiezingen van 2011,
maar je zou een totale afstraffing verwachten. Dit lijkt erop te
wijzen dat ook in die streek vele kiezers de analyse van de oppositie
en buitenlandse pers niet delen dat Erdogan persoonlijk voor de ramp
verantwoordelijk moet worden gehouden.

Hierbij
hoort een existentiële angst van de AKP en zijn kiezers. Deze is
niet helemaal ongegrond, als je bedenkt dat tot in de periode
2007-2008 leger- en andere ultraseculiere kringen hebben geprobeerd
de AKP te verbieden, al was die na vrije en eerlijke verkiezingen
aan het regeren. Daarnaast dreigde het leger op zijn website met
een staatsgreep indien het parlement de AKP’er Abdullah Gül als
president zou aanduiden. Deze pogingen werden gesteund door
honderdduizenden betogers en oppositiemedia. Vandaar dat ik niet
begrijp dat zovele commentatoren de angst voor een staatsgreep nu
louter als bangmakerij door Erdogan bestempelen.

Nu
is er ook het conflict met de islamitische beweging van Fethullah
Gülen, die diep geïnfiltreerd schijnt te zijn in de Turkse politie
en justitie, al woont de leider in de VS. De AKP noemt het grote
anticorruptieonderzoek tegen Erdogan en zijn entourage vanuit
magistraten die met Gülen verbonden zouden zijn, een nieuwe poging
tot staatsgreep. Het Erdogan-kamp verwijst eveneens naar het lot van
vroegere Turkse leiders: de executie van Adnan Menderes in 1961, de
vermeende vergiftiging van Turgut Özal in 1993 en het vriendelijke
verzoek van het leger in 1997 aan Necmettin Erbakan om op te stappen.
Veel AKP-kiezers verdenken daarbij bepaalde binnenlandse politieke
krachten samen met buitenlandse inlichtingendiensten (VS, Israël,
Duitsland, Syrië, al naargelang het soort Turkse oppositie) tegen
Erdogan te complotteren. De gebeurtenissen in Egypte doen hun
vertrouwen niet groeien.

De
toekomst van links

Voor
links in Turkije is het moeilijk hiertegen op te boksen. Maar een
eerste vraag is: wat is links in Turkije? De grootste
oppositiepartij, de CHP, noemt zichzelf graag sociaaldemocratisch en
wordt vaak in het gezelschap van de Europese socialisten
gesignaleerd. Ze hebben wel degelijk sociale en progressieve
standpunten, maar tegelijkertijd is deze partij van Atatürk
himself
erg nationalistisch en
secularistisch. Daardoor vormt ze nog steeds een struikelblok voor
Koerdische rechten en vooruitgang in het dossier van de Armeense
kwestie/genocide, waar de AKP toch progressiever is.

Het feit dat CHP
bij deze presidentsverkiezing met de ultranationalistische,
extreemrechtse MHP (de tweede grootste oppositiepartij) en de Grijze
Wolven in zee is gegaan, met Ihsanoglu als gemeenschappelijke
kandidaat, blijft erg merkwaardig.

Daarnaast schrikt het extreme
secularisme (dat een deel van de partij probeert kwijt te raken)
de meerderheid van de kiezers af. De razernij tegen bijvoorbeeld de
afschaffing van het hoofddoekenverbod op de universiteit is voor de
AKP-kiezers een bewijs van een denigrerende houding. Zolang dit niet
verandert, zal de CHP de macht van Erdogan niet kunnen breken. Naast
CHP staat niet meteen een nieuwe centrumlinkse formatie klaar die in
alle opzichten wel pluralistisch is en de massa kan aanspreken. Dit
is goed nieuws voor de AKP.

HDP
en Gezi

Ander
links is in het parlement niet vertegenwoordigd, behalve natuurlijk
de pro-Koerdische partij BDP/HDP. De BDP wordt algemeen gezien als de
politieke arm van de PKK, al blijft de partij zelf noodgedwongen
schimmig over deze relatie. In een interessante restyling
werd vorig jaar de HDP (Democratische Partij van het Volk) opgericht,
een nieuw vehikel waarmee de BDP van Selahattin Demirtas ook onder
niet-Koerdische kiezers probeert te scoren. HDP wist mensen en
organisaties uit diverse groepen te verenigen: feministen, groenen,
holebi’s, alevieten, antikapitalistische moslims, … De HDP zou de
kern van een levenskrachtige, pluralistische groenlinkse partij
kunnen zijn. Maar de perceptie van een link met de PKK blijft een
kolossale handicap (die tegelijk toekomstige regeringscoalities met de CHP
nogal moeilijk maakt). Desondanks haalde de derde presidentskandidaat
Selahattin Demirtas met bijna 10 procent een heel verdienstelijke
score. Maar ook dit deel van links zal de identiteit van de
meerderheid van Anatolische Turken waarachtig moeten erkennen om
verder door te breken.

Met
zijn ideologisch profiel capteert de HDP een deel van de massale
protesten van juni vorig jaar naar aanleiding van de geplande sloop
van het Gezipark in Istanbul. Maar veel van die honderdduizenden
Gezi- en Taksimbetogers bleken uiteindelijk toch CHP’ers en andere
kemalisten te zijn (onder meer van de Atatürk-dolle Isçi Partisi).
Veel positieve druk op het Koerdische dossier kwam ook niet uit die
protesten in diverse Turkse steden. Als dit echt een massabeweging
was, zouden de ‘niet-CHP-progressieven’ vanuit Gezi zonder
probleem twintig handtekeningen van parlementsleden verzameld moeten
kunnen hebben om een vierde kandidaat zonder PKK-label naar voren te
schuiven, die vervolgens een mooi resultaat had moeten kunnen
neerzetten. Hadden CHP en BDP/HDP die handtekeningen kunnen weigeren?
Maar er kwam geen vierde kandidaat. Gezi blijft dus omgeven door veel
wishful thinking,
ook vanwege westerse waarnemers.

Ten
slotte zou het links helpen, mochten andere segmenten, zoals de
terreurgroep DHKP-C, stoppen met dodelijke aanslagen en straatgeweld.
Hoewel ze electoraal niets betekenen, kunnen ze met hun duizenden
militanten veel brokken maken, een alibi vormen voor een
repressievere overheid, en kiezers nog sterker aan de AKP binden. Met
zo’n oppositie is de toekomst voor Erdogan verzekerd.

Dries
Lesage is politicoloog aan de UGent.
 

take down
the paywall
steun ons nu!