Een bloederige patstelling in Syrië
Analyse, Nieuws, Wereld -

Een bloederige patstelling in Syrië

Washington kondigde begin mei 2014 aan dat het één van de Syrische oppositiegroepen een diplomatieke status toekent. De Verenigde Staten plant ook een toename van 27 miljoen dollar aan hulp voor de rebellen die aan het vechten zijn voor de verdrijving van president Bashar al-Assad.

donderdag 15 mei 2014 16:27
Spread the love

DeWereldMorgen.be

Voor de Syrische
Nationale Coalitie (SNC)  – een coalitie van oppositionele groepen die
werd opgericht in Doha in november 2012 – betekent de diplomatieke
upgrade van haar kantoren in Washington en New York tot ‘buitenlandse
missies’ een volgende stap op de weg naar internationale erkenning.
Ahmad Jarba, voorzitter van de SNC noemde het “een diplomatieke
klap” voor de legitimiteit van Assad. In maart 2014 schortte de VS
al de werkzaamheden van de Syrische ambassade in Washington en de
Syrische consulaten in andere Amerikaanse steden op. De bijbehorende
Syrische diplomaten van het Assad-regime werd verzocht het land te
verlaten. De VS bevestigt met deze recentste diplomatieke demarche
dat het de SNC beschouwt als de enige legitieme vertegenwoordiger van
het Syrische volk.

Deze VS-analyse van de politieke situatie in Syrië
vertoont echter weinig realiteitszin. De Syrische Nationale Coalitie
is onderling verdeeld, geïnfiltreerd door buitenlandse belangen (de
vorige voorzitter Moaz al-Khatib gaf in april 2013 zijn ontslag
omwille van de bemoeienissen van de regionale donormachten, meer
bepaald Saoedi-Arabië en Qatar) en staat helemaal niet zo sterk op
het terrein. Er zijn heel wat andere oppositionele krachten in Syrië
die zich niet bij de SNC hebben aangesloten, zoals het
geweldloze Nationaal Coördinatiecomité voor de Krachten van
Democratische Verandering of de Koerdische Democratische Unie Partij
die een aanzienlijk gebied in het noorden van Syrië controleert. De
SNC wordt ook expliciet verworpen door verschillende salafistische
groepen die momenteel zeer actief zijn in Syrië, waaronder het aan
Al-Qaeda gelieerde Al-Nusra
Front.

Diplomatie vs bewapening

Tot enkele maanden geleden had de VS zich samen
met Rusland geëngageerd om diplomatieke initiatieven te lanceren die
tot de beëindiging van de oorlog in Syrië moesten leiden. Dankzij
deze samenwerking werd in september 2013 een akkoord gesloten
over de vernietiging van de chemische wapens van het Assad-regime. De
vredesgesprekken in Genève (onder auspiciën van de Verenigde
Naties) sprongen in februari 2014 echter voor een tweede keer af en
de diplomatieke aanpak stokte definitief toen de onderlinge relaties
tussen Moskou en Washington dramatisch verslechterden door de crisis
in Oekraïne.

De stemmen die een jaar geleden al pleitten voor het
bombarderen van Syrië om de rebellen te assisteren bij hun militaire
strijd, beginnen weer luider te weerklinken in de VS. Het
Pentagon is echter op zijn hoede (veel meer dan het ministerie van
Buitenlandse Zaken), want het vergroten van de militaire druk op
Assad zou wel eens het begin kunnen zijn van een moeras genre Irak of
Afghanistan. De meest mondige tegenstander van een rechtstreekse
militaire betrokkenheid van de VS in Syrië, is de minister van
Defensie Chuck Hagel.

De Amerikaanse aankondiging van de diplomatieke
erkenning van de SNC is in ieder geval een manier om de focus terug
op de oppositie te leggen in plaats van op de moeizame vredesonderhandelingen. De Obama-regering werkt momenteel ook samen
met het congres om het huidige bedrag aan hulp dat geschonken wordt
aan de Syrische oppositiegroepen, met 27 miljoen dollar op te krikken
tot 287 miljoen dollar. Officieel gaat dit geld naar
niet-dodelijke hulp (communicatiemateriaal, voertuigen, medicijnen,
‘niet-dodelijke’ wapens, …), maar toen SNC-voorzitter Ahmad Jarba
begin mei naar de VS trok om er te vergaderen met de Amerikaanse
autoriteiten, stelde hij expliciet dat hij Washington zou vragen om
geavanceerde wapensystemen te leveren aan de Syrische oppositie. Hij
geniet hierbij de steun van Saoedi-Arabië en Qatar, die geloven dat de verdeling van anti-tankwapens en draagbare
lanceersystemen voor luchtafweerraketten het verschil zou kunnen
maken voor de rebellen.

Er doen al maanden geruchten de ronde dat de
VS via de
CIA reeds zwaardere wapens levert
aan bepaalde goedgekeurde strijders. De reeds meermaals bekroonde
Amerikaanse onderzoeksjournalist Seymour Hersh heeft het in een recent artikel over een geheime aanvoerlijn voor wapens via Turkije,
gesuperviseerd door de VS in samenwerking met Turkije, Saoedi-Arabië
en Qatar. Van deze twee Golfstaten is algemeen geweten dat ze de
Syrische oppositie rijkelijk bevoorraden met wapens.

In februari 2014 werd Prins Bandar bin Sultan
vervangen als baas van de Saoedische Inlichtingendiensten door de
minister van Binnenlandse Zaken Prins Mohammed bin Nayef, een man die
veel dichter bij de Verenigde Staten aanleunt. De chef van de
Saoedische inlichtingendiensten is verantwoordelijk voor het sturen,
bevoorraden en financieren van de rebellen in Syrië. De aanstelling
van Mohammed Nayef zal zeker geen vermindering betekenen van de
rechtstreekse Saoedische steun aan de oppositie, maar kan een
Syrië-beleid inluiden dat veel nauwer aansluit bij de VS-lijn. Die
lijn bestaat officieel uit het steunen van de erkende “gematigde”
oppositie, zodat die zowel het Assad-regime als de in Syrië zeer
actieve salafistische, door Al Qaeda geïnspireerde groepen kan
bestrijden.

Maar wie wordt als gematigd beschouwd en hoe kan
gegarandeerd worden dat de aangeleverde steun niet in handen van
salafistische rebellen valt? De VS controleert zelf maar weinig
spelers op het reële terrein. Prins Mohammed bin Nayef boekte al een
aantal successen in de strijd tegen Al Qaeda in Jemen. Met hem aan
het roer van de Saoedische inlichtingendiensten verwacht de VS dat er
nu effectief inspanningen geleverd zullen worden om ook de salafisten
te bestrijden.

Salafisten & Assad

Een deel van de Syrische oppositie is
geïnspireerd door het islamisme en salafisme (zeer
fundamentalistische stroming binnen de islam). De belangrijkste
gewapende salafistische groepen zijn het Al-Nusra Front (de
plaatselijke Al Qaeda-afdeling), de Islamitische Staat van Irak en de
Levant (ISIS) en Ahrar al-Sham, maar er zijn nog een hele reeks
kleinere extremistische jihadi-groepen actief. Sommigen zijn het
resultaat van plaatselijke afscheuringen, maar er duiken ook alsmaar
agressievere en autonome jihadistisch-geinspireerde milities op.
Al deze groepen vormen geen gezamenlijk blok. Ze vechten vaak
onderling voor de controle over bepaalde gebieden en strategische
punten, en sluiten wisselende allianties, ook met de
meer gematigde delen van de gewapende oppositie.

Het Al-Nusra Front
en de ISIS zijn gezworen vijanden en vochten reeds heel wat
veldslagen uit. De verschillende salafistische groepen in Syrië
worden versterkt door of bestaan soms zelfs volledig uit buitenlandse
strijders. De afgelopen drie jaar stroomden zij van overal toe om de
jihad te voeren in Syrië.
Velen komen uit de buurlanden, waar ze vaak actief gerekruteerd
werden. Zowel in Jordanië, Libanon als Turkije heerst er in bepaalde
kringen heel wat nervositeit en ongerustheid over wat er zal gebeuren
als deze salafistische strijders terug naar huis komen.

Ook de
Golfmonarchieën, de Maghreblanden en Tsjetsjenië vormen een
aanzienlijk reservoir voor gemotiveerde jihadisten. Over de
islamitische jongeren die vanuit de VS, Canada, Australië en Europa
naar Syrië trekken om te vechten, valt regelmatig iets te lezen in
de reguliere westerse pers. De verslagen afkomstig van Europese
journalisten en de filmpjes gepost via de digitale sociale media
suggereren, dat het probleem van de geradicaliseerde Europese jongeren
die zich aansluiten bij groepen zoals ISIS veel groter is dan
officieel wordt erkend.

De Syrische gewapende oppositie wordt momenteel
gedomineerd door de jihadisten en salafisten. Het zijn zij, en niet
het Vrij Syrisch Leger (geassocieerd met de erkende en zogezegd
gematigde oppositie), die het meest actief zijn in de strijd tegen
Assad. Zij zijn het ook die aanzienlijke stukken van Syrië onder
controle hebben. Bovendien zijn ze in staat om in een nog veel groter
gebied militaire operaties te lanceren.

De andere grote machtsfactor in Syrië is en blijft
het Assad-leger. Met de hulp van verschillende pro-regime milities en
Libanese Hezbollah-strijders controleert het leger momenteel de
meeste bevolkte gebieden en strategische wegen in Syrië.

Deze feiten brengen ons
tot de belangrijkste reden voor het falen van de Syrische
vredesonderhandelingen. De erkende Syrische oppositie, daarin
bijgetreden door de VS-minister van Buitenlandse Zaken Kerry, wil
alleen spreken over het einde van het regime van Bashar
al-Assad. Het Syrische regime staat politiek en militair echter veel
sterker op het terrein dan de oppositie. De oppositie is niet alleen
versnipperd maar heeft ook te kampen met een gebrek aan steun bij de
bevolking, eveneens in delen van het land waar de rebellen in 2011 en
2012 nog volop aangemoedigd werden.

Dit betekent zeker niet dat de
bevolking massaal achter de Assad-regering staat (al heeft hij zeker
nog een reële aanhang), maar wel dat veel Syriërs Assad prefereren
boven een overname van de macht door de ongereguleerde rebellen. De
door het Westen en regionale actoren gesteunde oppositie bevindt zich
met andere woorden absoluut niet in een positie waarin het de wet of
de voorwaarden tot overgave kan dicteren aan Assad. Tijdens de
vredesgesprekken in Genève leek ze dat echter niet in te zien,
waardoor de onderhandelingen strandden.

Patstelling

De militaire strategie op het terrein van het
Syrische regime bestaat uit het volledig afsnijden van de
buitenwereld van de rebellenenclaves. Elektriciteit en water
worden afgesloten, de toevoer van voedsel geblokkeerd, waarna de
geviseerde gebieden zwaar belegerd worden – met
artillerievuur en bommen. Deze meedogenloze methode heeft op bepaalde
plaatsen geleid tot het sluiten van lokale wapenstilstanden, maar ook
tot grote internationale verontwaardiging. Op militair vlak kregen de
rebellen heel wat tegenslagen te verwerken het laatste anderhalf jaar
en in het bijzonder de afgelopen maanden. Het staat buiten kijf dat
de rebellen in Syrië er niet in slagen om het Assad-regime omver te
werpen, maar men moet ook vaststellen dat het regeringsleger evenmin
in staat lijkt te zijn om de rebellen definitief te verslaan.

Er is
dus sprake van een bloederige patstelling. De VS-strategie
alsmaar meer geld te stoppen in de handen van de Syrische Nationale
Coalitie, lijkt bij voorbaat
gedoemd om te mislukken. De oppositie heeft een te zwakke positie. Indien ze zwaarder bewapend wordt,
zal daar alleen maar een grotere steun tegenover staan vanwege
Rusland, Iran en de Hezbollah aan Assad. Dit zal de
patstelling nog bloederiger maken.

Het feit dat hij er nog altijd is, in combinatie met
een aantal militaire overwinningen van zijn leger gedurende de
afgelopen maanden, heeft president Assad blijkbaar zodanig gesterkt
dat hij zelfs presidentsverkiezingen aankondigde voor 3 juni 2014.
Het organiseren van verkiezingen in een land dat totaal verscheurd
wordt door oorlog is uiteraard een absurditeit, om nog maar te
zwijgen van de onhaalbaarheid ervan.

Breuklijnen

Het conflict in Syrië heeft al vele gedaantes
aangenomen terwijl het muteerde van een volksbeweging voor politieke
verandering die vreedzaam door de straten trok, tot een burgeroorlog
waarin buitenlandse actoren en sektarische ondertonen alsmaar
zwaarder gingen doorwegen.
Wie Damascus uiteindelijk moet gaan besturen, is de inzet geworden van
een vijandige strijd tussen de fundamentalistische regionale
grootmachten Saoedi-Arabië en Iran, die elk achteloos hun
respectievelijk soennitische en sjiitische bondgenoten in de strijd
gooien. Voor veel islamistisch geïnspireerde rebellen is Syrië het
strijdtoneel geworden van een heuse soenni-sjia-oorlog. Het
alawitisch (sjiitische) regime van Assad is daarbij het eerste
doelwit, maar de heilige oorlog overstijgt een enkele nietige
president.

Syrië is een
etnisch en religieus lappendeken. Hoewel sektarische argumenten heel
wervend zijn in een oorlogscontext, kan men niet stellen dat de
Syrische bevolking zich overal simpelweg opgesplitst heeft in een
soennitische oppositie tegen een sjiitisch regime en zijn
christelijke, Koerdische en Armeense bondgenoten. Andere aspecten van
maatschappelijke stratificatie zoals klasse, clan-affiliaties,
nationalisme en politieke ideologie spelen ook.

Een goed voorbeeld
daarvan vinden we in de Syrische provincie Aleppo, waar een groot
aantal soennieten vechten voor het regime, zowel in het leger als in
pro-regeringsmilities. De inwoners van het Palestijnse
vluchtelingenkamp Nayrab in Aleppo zijn soennitisch, maar richtten
hun eigen verdedigingsbrigades op die zij aan zij vechten met
pro-regime milities zoals de Nationale Defensiemacht. In de warboel
van de Syrische burgeroorlog zijn de breuklijnen die door het hart
van de maatschappij snijden wazig.

Hulp gevraagd

De oorlog in Syrië is
ondertussen zijn vierde jaar ingegaan. Er vielen naar schatting meer dan 150.000 doden (waarvan een derde gewone burgers) en
miljoenen mensen sloegen op de vlucht. Velen strandden in de
buurlanden. De ministers van Buitenlandse Zaken van Turkije,
Libanon, Jordanië en Irak deden in april 2014 nog een wanhopige
oproep om meer internationale steun voor de Syrische vluchtelingen
in de overvolle kampen in hun landen.

Volgens recente cijfers van het
VN-Vluchtelingenagentschap huisvest Libanon meer dan een miljoen
Syrische vluchtelingen. Jordanië en Turkije vangen respectievelijk
700.000 en 600.000 vluchtelingen op en zelfs het instabiele Irak moet
200.000 Syrische vluchtelingen bijstaan. Deze cijfers verwijzen enkel
naar de vluchtelingen die bij de VN geregistreerd zijn en in de
officiële kampen verblijven. Honderdduizenden anderen vertoeven
illegaal in de Syrische buurlanden, waar ze in armoede leven en vaak
uitgebuit worden.

In Syrië zelf dolen ook miljoenen interne
vluchtelingen rond. Antonio Gutteres, het hoofd van het
VN-Vluchtelingenagentschap trad de ministers van Buitenlandse Zaken
van de Syrische buurlanden bij en verweet de donorlanden niet genoeg
te doen om de miljoenen Syrische vluchtelingen en de landen die ze
opvangen te helpen. Hij stelde dat deze crisis “massale hulp
vereiste”. De VN heeft voor 2014 nog maar 25 procent van het bedrag
ontvangen dat nodig is om de kampen draaiende te houden.

De Europese
landen steigeren als asielzoekers en ‘illegale migranten’ de grenzen
van fort Europa overschrijden, maar als het er op aankomt financiële
steun te voorzien voor de opvang van de Syrische vluchtelingen in hun
eigen buurlanden, komen ze niet over de brug. Liever wordt er een
veelvoud van het daarvoor vereiste bedrag uitgegeven aan de
militarisering van de Europese grenzen. De VS spendeert op zijn beurt
liever 287 miljoen dollar aan het in stand houden van de Syrische
oorlog door de ‘gematigde oppositie’ te steunen, terwijl het maar
88,4 miljoen dollar veil heeft voor humanitaire hulp aan de Syrische
vluchtelingen die verkommeren in de kampen van de buurlanden.

Soetkin Van Muylem is stafmedewerker van Vrede vzw

take down
the paywall
steun ons nu!