Het is koud geworden. In de bergen heeft het gesneeuwd. In het kantoor van WADI (een Duitse NGO, nvdr) sist een licht dreigende Syrische gashaard. De kamer vult zich, stoelen worden in een cirkel geplaatst. Hier zitten twaalf vertegenwoordigers samen uit de dorpen en regio’s die door gifgas getroffen zijn geweest.
De stad Halabja, met meer dan 5.000 gifgasdoden na een luchtaanval in 1988, staat symbool voor deze uitroeiingscampagne van het leger van Saddam Hoessein.
Een handvest wordt bediscussieerd en aangenomen. Een naam voor de nieuwe organisatie heeft men nog niet. Later kiest men voor ‘Spey’, Koerdisch voor wit. De naam staat voor de witte gifgasrook, alsook voor de symbolische betekenis van de kleur in Koerdistan: ‘hoop’.
Het werkprogramma van de nieuwe NGO omvat de vordering van een grondig onderzoek naar de uitwerkingen van gifgas op de mens en de omgeving. Zonder er exacte cijfers op te kunnen plakken, lijkt het aantal afwijkingen bij pasgeborenen en het aantal leukemiepatiënten in de getroffen regio hoger dan gemiddeld.
Vijfentwintig jaar na de gasaanvallen op Halabja lijdt de bevolking nog steeds onder de gevolgen ervan. Tijdens en onmiddellijk na het offensief van 1988 werden verschillende duizenden burgers vergiftigd en gedood door chemische bommen.
Overlevenden sloegen voor vele jaren op de vlucht of kwamen terecht in vluchtelingenkampen in Iran en de oostelijke provincies van Iraaks Koerdistan. In 1991 werd Iraaks Koerdistan de facto autonoom. Veel van Halabja’s vluchtelingen konden terug naar hun stad.
De regio kwam echter snel onder de controle van Ansar al-Islam, een fundamentalistische groepering die haar wetten met kracht en angst oplegde.
Spey wil regionale activiteiten coördineren, bijdragen aan de ontwikkeling van de getroffen regio en via netwerking meer gewicht geven aan de eisen van de bewoners. De geschiedenis van de aanval moet worden gedocumenteerd en de slachtoffers zelf moeten een gedenkcultuur ontwikkelen.
Als men de vernietigende geschiedenis van het Midden-Oosten in de 20ste eeuw in herinnering brengt, met haar talloze slachtingen van politieke en etnische bevolkingsgroepen, dan wordt de noodwendigheid van dergelijke aanpak nog duidelijker.
Dit is waar het om draait: de mogelijkheid van een openlijke herdenking en manieren van verwerking voor de slachtoffers verkennen en onderzoeken. Niet in het minst willen de oprichters van Spey duidelijk maken dat ze zichzelf zien als onderdeel van de wereldwijde vreedzame actie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens.
“De gifgasaanval was een misdaad tegen de mensheid”
De coördinator van de oprichtingsvergadering, Kak Omar, een voormalig theaterfiguur, geeft een onafhankelijk documentatiemagazine over de Anfal-campagne uit, dat eenmaal per jaar gratis verschijnt, hoofdzakelijk gesponsord door privépersonen.
Hij haalt in een gesprek de verantwoordelijkheid van Duitsland aan, maar ook van andere landen zoals Nederland en Rusland. Enkel door hun wapenleveringen en export van technologie kon Saddam zijn vernietigingscampagne ten uitvoer brengen.
“We moeten deze landen er aan herinneren hoe ze met de Holocaust omgaan en eisen dat ook de gifgasaanval tegen de Koerdische burgerbevolking in Irak als een misdaad tegen de mensheid erkend wordt. Een internationaal gerechtshof moet de veroordeling van de daders overnemen.”
Op de vraag naar de doelstellingen van de nieuwe NGO zegt Kak Omar: “Het basisidee was mensen uit verschillende regio’s samen te brengen. Sommigen wisten niet eens welke gebieden ook werden getroffen. En deze gebieden worden vandaag verwaarloosd. De mensen moeten hun bekommernissen zowel nationaal als internationaal kunnen voorleggen. En ze moeten het zelf doen. Dit is bijzonder belangrijk.”
Kak Ahmed, een advocaat uit Halabja, op het moment van de aanslagen zeven jaar oud, zei: “Wat we proberen te doen, is een eerste stap in de richting van dit soort activiteiten in Iraaks Koerdistan. Hopelijk kunnen anderen dan door de deur die wij nu openen. Het zal moeilijk zijn, maar we hebben hoge verwachtingen.”
De eerste hindernis zal de bureaucratie zijn. Hoewel de wet uitdrukkelijk de oprichting van NGO’s voorziet, ontbreken er overheidsstructuren om deze ook te registreren. De activisten van Spey wachtten drie jaar en besloten dan hun NGO op te richten.
Ter voorbereiding van de 25ste verjaardag van de gifgasaanval op 16 maart 1988 hebben Radio Dange Nwe en Spey een eerste opiniepeiling in Halabja ondernomen. 2.500 burgers zijn bevraagd over hun ervaringen met overheidssteun, de omgang met de tragedie en over hun voorstellen hoe de verjaardag herdacht zou moeten worden. De resultaten tonen aan dat de burgers de loze beloften moe zijn.
Er is zeer weinig ondernomen voor de inwoners van Halabja gedurende de twee decennia volgend op de gasaanvallen. De schade die de chemische bommen toebrachten, is van lange duur. Kanker, oog- , huid-, bloed-, en beenderziektes, miskramen en onvruchtbaarheid zijn alledaagse kost voor hen die de aanvallen overleefden.
Vandaag de dag neemt de jongere generatie in Halabja het initiatief om de situatie in de stad te verbeteren door te studeren, petities te organiseren, deel te nemen in lokale democratieprojecten en door media-aandacht te genereren voor de moeilijkheden waar hun gemeenschap mee geconfronteerd wordt.
De stad en haar bevolking is verwaarloosd, zelfs door de regionale autoriteiten. Slechts in 2006, na demonstraties en schermutselingen met veiligheidstroepen, lanceerde de regionale overheid infrastructuur- en watervoorzieningprojecten. Maar er ontbreken nog steeds initiatieven voor betere medicatie en voor psychologische behandeling van de overlevenden van de gasaanval.