Koortsaanvallen
Om de vijf jaar is er een koortsaanval over dit soort onderwerpen in onze media. Vraag: is er nu al dan niet een multiculturele samenleving? Is het integratiebeleid gelukt of mislukt? Het levert meestal enkele huzarenstukjes op en enige fantasierijke casuïstiek.
Genre: het multiculturalisme is dood, leve het interculturalisme! (Er kwam, maar dat was puur toevallig, toch wel juist een slotdag voor de ronde tafels van de interculturaliteit uit de hemel gevallen juist toen de discussie liep.)
En, by the way, als men dan toch over multiculturalisme bezig is, voegt men er in één adem gegarandeerd aan toe dat de integratie ook al mislukt is. Mooi aanhurkend bij bondskanselier Angela Merkel schoot premier Yves Leterme voorwaar een hoofdvogel af. (Zoals u weet, is elk ander beleid steevast onmiddellijk een groot succes.)
Welke masochist zou het aandurven om een tegengeluid te laten horen? En ja hoor, er was er eentje, Marc Reynebeau dan nog wel. En waarachtig, ook bij mezelf kwam de masochist weer naar boven, want voor een keer was ik het eens met Marc Reynebeau (gebeurt nog wel eens, hoor), die zich afvroeg wat men dan eigenlijk wel had verwacht. Is het dan zo moeilijk om in die materie de voeten op de grond te houden?
Er is nu eenmaal zoiets als een samenleving die er multicultureler op geworden is dan pakweg twintig jaar geleden, en noem dit ding dan maar zoals je wil, de realiteit verander je niet met nieuwe ‘oude namen’ heruit te vinden of bezweringsformules uit te spreken.
De simpele waarheid zou wel eens kunnen zijn dat er niet zoiets bestaat als ‘de’ multiculturele samenleving, een soort prototype, en dat elke samenleving nu eenmaal heel moeilijk zonder kleerscheuren van één vorm naar een grondig andere evolueert. Alejandro Portes, toch niet de eerste de beste in die materie, meent ondertussen een twaalftal types te kunnen aanwijzen.
Jaren negentig
Begin jaren negentig, nog voor een integratiebeleid goed en wel uit de startblokken kwam, probeerde men al recht in de roos te schieten. Allerlei jonge intellectuelen schoten op alles wat bewoog bij het zich opstartende integratiebeleid. Jonge allochtonen moesten en zouden ‘prioritair’ het woord krijgen. Niets mis mee. Verre van. Maar ze kregen soms een status die misschien toch wel een beetje voorbarig toegekend werd.
Wie herinnert zich Tarik Fraihi nog? Jarenlang vedette in Knack, De Morgen en andere kwaliteitskranten? En om in de familie te blijven … wie herinnert zich niet hoe zus Hind, vanuit Bornem enkele dagen in Molenbeek neergestreken, na enkele gesprekjes met een integristische infiltrant van de Franse veiligheidsdienst, tot grote ergernisvreugde van Vlaanderen reveleerde dat Molenbeek een islamstaat was?
Oké, anderen konden meer continuïteit leggen. Ondertussen moesten nog anderen maar zelf op straat het werk zien op te knappen, om de zoveel jaren blootstaand aan steeds maar dezelfde kritiek, want ze bleven het antwoord schuldig op de vraag waarom het iedereen overtuigende succes van hun acties uitbleef?
Terug naar begin jaren negentig. De Koninklijk Commissaris had een ‘inpassingsconcept’ voorgesteld (zie eerste rapport van november 1989). Zoals altijd in de politiek: onvermijdelijk een compromis, maar ik heb het van bij het begin verdedigd, samen met de Koninklijk Commissaris, als een zéér waardig compromis, èn… niet onbelangrijk: het kreeg op heel korte termijn bij een stemming zelfs een meerderheid achter zich in het federale parlement.
Iets waar je vandaag zelfs niet kan van dromen. Ik hoor zonet dat dit novemberrapport uit 1989 op de ronde tafels van de interculturaliteit ruim ter sprake gekomen is, maar het is van horen zeggen. Zelf wist ik zelfs niet dat er zoiets doorging vandaag maandag.
Het inpassingsconcept uit 1989
Waar kwam het op neer? 1. Respect voor de wet, integraal.
2. Respect voor de fundamentele oriënterende ideeën in de samenleving, waaronder gespecificeerd werd: kennis van de streektaal, scheiding van kerk en staat, emancipatie van de vrouw, volwaardige reciprociteit in de onderlinge relaties, enfin: de verworvenheden van de Verlichting en van de Moderniteit.
3. Daarbinnen: respect voor de diversiteit, waaronder verstaan werd: respect voor taal en cultuur van herkomst, ook in het onderwijs, in de mate dat het niet in tegenstrijd stond met puntje 2, én reële erkenning van de godsdiensten. (Nota bene, eigenlijk had men dat puntje 3 grotendeels ook onder puntje 2 kunnen plaatsen, want ook respect voor diversiteit is een inzicht van de Moderniteit.)
4. Promotie van een volwaardige economische en politieke participatie.
Onmiddellijk brak kritiek uit op de linkerflank (en uiteraard – maar dat is endemisch – op de extreemrechtse flank). De voorstellen van mevrouw D’Hondt en van mezelf werden in sommige academische middens zelfs voorgesteld als in niets verschillend van het gedachtegoed van Filip Dewinter.
Aan de Universiteit van Gent werd ik door sommige collega’s en door enig opkomend jong geweld in sommige cursussen zelfs afgebroken als een ‘zware rechtse’ (ik was er niet bij – moest het horen van studenten – en kon dus geen wederwoord geven).
Voor anderen behoorde ik dan weer tot de ‘linkse kerk’. Blijkbaar slagen sommige mensen er niet in om zich een wereldbeeld voor te stellen waarin mensen proberen, met vallen en opstaan, om vrij te denken, wankelend tussen traditie en vernieuwing.
Eredoctoraat
Ik heb toen in de jaren negentig gewaarschuwd, meer dan eens, dat een bepaald links zichzelf in de voeten schoot. Ik schrijf uitdrukkelijk dat dit niet iedereen gold, want Paula D’Hondt kreeg zelfs een eredoctoraat aan diezelfde Universiteit van Gent en de Arkprijs van het Vrije Woord. Waarom spreek ik van zichzelf in de voeten schieten?
Wel, hoe kan je continu met luide stem staan roepen dat een beleid mislukt is en hopen dat rechts daar niet gretig gebruik zal van maken om een beginnend beleid in de mate van het mogelijke weer af te bouwen en te kraken? Ofwel ben je zeker dat je ten gevolge van je kritiek een grotere meerderheid voor je eigen ideeëngoed zal verwerven dan nu het geval is, ofwel versterk je door je kritiek op termijn de positie van je eigen opponenten, of niet soms?
Mag er dan geen kritiek zijn? Uiteraard. Was de kritiek soms niet terecht? Dat hoor je me niet zeggen. Soms was de kritiek echt wel terecht. Zo geef ik vandaag graag toe dat in dit inpassingsconcept iets fundamenteels ontbrak, namelijk dat een integratiebeleid ook een inspanning moest vragen van de ontvangende samenleving. Die dimensie bleef ondergesneeuwd en werd te weinig uitgewerkt.
Maar de kritiek ging ook vaak uit van een ideaalbeeld over de multiculturele samenleving, dat noch Jezus Christus, noch Karl Marx zich ooit hadden durven dromen. En omdat continu enkel de tekorten in de verf gezet werden, en zelden of nooit de positieve ontwikkelingen (want daar kwam je niet mee in de media), werd een klimaat gecreëerd van valse en overtrokken verwachtingen, alsof het allemaal anders en beter had gekund.
“Maar de kritiek ging ook vaak uit van een ideaalbeeld over de multiculturele samenleving, dat noch Jezus Christus, noch Karl Marx zich ooit hadden durven dromen”
Welnu, dat anders dat zich op het terrein aandiende, kon in de praktijk niet anders zijn dan rechtser. Wat nadien ook gebleken is. Eerst werd de idealisering beleidsmatig nog wat doorgetrokken: de eerste vormgeving van de snel-Belg-wet was daar een exponent van, maar van dan af zou het tij snel keren.
Dit keren van het tij is dus wat vandaag plaats vindt, versterkt uiteraard door het feit dat een anticiperend migratiebeleid (in de zin van het migratiebeheersingsbeleid) uitgebleven is en dat de asielcrisis veel te lang aansleept en ongewenste trekjes vertoont (denk maar aan de tot de verbeelding sprekende hotelletjes).
Nota bene … dit gebeurde terwijl de overheid bij Fedasil een directeur op non-actief zette, Bob Pleysier, met behoud van wedde, die het in alle geval stukken beter had gedaan dan wat er nadien van gebakken werd.
En, hou u vast, dan komt vanuit diezelfde regering enkele jaren later het bericht dat het integratiebeleid mislukt is, wat door de media zonder bijkomende vraag aan de betrokken regeringsleider zomaar overgenomen wordt.
Respect voor diversiteit al enige tijd in de verdrukking
Laat het duidelijk zijn: vandaag is wie voor respect voor diversiteit opkomt (punt 3 van het inpassingsconcept van mevrouw D’Hondt) volledig in de verdrukking geduwd. Meer nog: van een zogenaamde ‘linkse kerk’ zijn we stilaan op een ‘rechts kerkhof’ aanbeland.
Een kerkhof is een plaats waar je resten van mensen na enkele homogeniserende afstervingsrituelen onderbrengt, al dan niet vanuit de hoop dat ze nadien in grotere staat van volmaaktheid zullen herrijzen.
Dat zulk kortsluitingsbeleid op iets meer dan één generatie tijd voorspelbaar tot grote interetnische spanningen zal leiden, lijkt de laatste van de zorgen van het beleid. De elementaire gewone basiskennis over dit soort zaken ontbreekt er namelijk schromelijk.
Duid mij er één iemand aan die een ernstig gesprek van twee uur kan doorstaan waaruit een serieuze kennis blijkt over wat internationaal hierover al gepubliceerd werd in de laatste 20 jaar en over wat overal in de wereld zoal aan beleidsmaatregelen uitgeprobeerd werd (en met welke effecten).
Alles beperkt zich, in de oude Vlaamse traditie, tot een verwijzen naar wat Nederland nu weer eens uitgedacht heeft en voor de zoveelste keer als universele waarheid de wereld instuurt. Een volgende generatie beleidvoerders zal dan wel het puin mogen ruimen …
Van een kritiek door de zogenaamde ‘linkse kerk’, begin jaren negentig, op het inpassingsconcept, omdat in dit concept het punt 3, het respect voor de diversiteit, en het punt 4, de economische en politieke participatie, te weinig in de verf zouden zijn gezet, en in de praktijk enkel punten 1 en 2 (het respect voor de wet en voor de fundamentele oriënterende ideeën) benadrukt zouden zijn geweest, zijn we geëvolueerd naar een beleid vandaag dat punten 3 en 4 gewoon wil terugschroeven ten voordele van een verabsolutering van de punten 1 en 2.
Ik blijf erbij dat een gezond beleid de vier dimensies van het inpassingsconcept evenwaardig moet blijven benadrukken. Zo niet evolueren we naar een ‘rechts kerkhof’.
En wellicht moet de grote lacune uit dit concept van de jaren negentig tegelijk ook maar beter ingevuld worden: een samenleving moet beseffen dat ze de migranten, in de mate dat ze in een overlegd en transparant migratiebeleid passen, met een open houding en actief moet ‘willen’ ontvangen, en niet vanuit een egelstelling.
Het is niet met eenzijdig en voortdurend op de gevaren van migraties te wijzen dat verantwoordelijke beleidvoerders het juiste signaal geven.
Johan Leman
Johan Leman is medewerker bij integratiecentrum Foyer in Molenbeek.