De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

‘Wij’

dinsdag 13 juni 2023 09:57
Spread the love

‘We eten enkel nog verpakt water’, ‘Notre regard sur la nudité a changé … devenons-nous de plus en plus prudes ?’

Het maakt niet uit of je nou zulke uiteenlopende publicaties als De Groene Amsterdammer of Le Soir leest, toch word je aangesproken alsof je deel uitmaakt van het clubje dat zo’n blad maakt. Heb je als lezer gevraagd om te horen bij het ‘wij’ van De Groene of Le Soir? Ik neem aan van niet; je wil gewoon toegang tot de informatie of de inzichten die zo’n uitgave zou kunnen aanbieden.  En bovendien, de uitspraken van de redactie kloppen niet. Ik eet niet enkel nog verpakt water. Mijn kijk op naaktheid is niet veranderd (veranderd sinds wanneer dan, ten opzichte van wat?). Zijn wij preutser geworden? Wie dan?

Ik kan aannemen dat een of andere consultant de koppenmakers van massamedia heeft wijsgemaakt dat het gebruik van ‘wij’ goed is om een groepsgevoel op te wekken en zo de lezers te betrekken bij het blad. Mij stoot het eerder af: als ik niet betrokken wil worden, als ik geen deel wil uitmaken van de grote Groene- of Soirgemeenschap, zijn die bladen dan misschien niet voor mij bedoeld? Ik betaal er toch voor? Is dat niet voldoende? Het is toch niet omdat ik abonnementsgeld betaal, dat ik ook toegesproken wil worden alsof ik een vriendje van de redactie ben? Sterker nog, dat ik de opvattingen en gevoelens, de meninkjes en smaken, de luchtjes en het kleutergevoel van die mensen zou (willen) delen?

Je kan dan wel denken ‘och ja, ordinaire marketingtruc, daar hoef je niet zo zwaar aan te tillen’, anders wordt het wanneer mensen die je wel serieus neemt dezelfde truc gaan gebruiken. Toevallig stonden in De Standaard Weekblad van 13 mei 2023 bijdragen van twee mensen die ik over het algemeen inhoudelijk zeer kan appreciëren. Gaea Schoeters heeft het in haar maandelijkse column over ‘onze obsessie met nieuw, jong en anders’: ‘Helaas doen wij veelal het omgekeerde en proberen we de wereld continu te ont-saaien door steeds meer prikkels toe te voegen. Je vervelen is dezer dagen bijna onmogelijk: elk dood moment moet opgevuld. En ons prikkelverslaafde brein heeft niet langer genoeg aan één stimulans: zelfs terwijl we iets doen, doen we iets anders. Berichten sturen tijdens de film, surfen, scrollen en mailen in de wachtrij aan de kassa.’

Is dat zo? Herken ik dat bij mijzelf? Hoor ik tot die ‘wij’ van Schoeters? Nee, al zeker geruime tijd niet. Als ik naar de film kijk, kijk ik naar de film. Zelfs als ik mij erger aan het slome gedoe vóór mij in de wachtrij – en dat is echt niet altijd het geval – ben ik meer geïnteresseerd in dat kleine wereldje om mij heen dat daar diens ding aan het doen is, of ik sta gewoon wat te denken. Ongetwijfeld is er een periode in mijn leven geweest dat ook ik een prikkelverslaafd brein had – dat hoort bij jong zijn, vermoed ik. Maar betekent dat dan dat Gaea Schoeters niet schrijft voor lezers die niet (meer) jong zijn? Ik denk niet dat dat haar bedoeling is.

(Tussen haakjes: er staan in deze column nog wel enkele andere merkwaardige formuleringen. Schoeters schrijft: ‘… net zoals een topsporter die ongezond leeft geen topprestaties kan neerzetten.’ Ik denk dan: iemand die geen topprestaties neerzet is, of die nou ongezond leeft of niet, sowieso geen topsporter.  En ook de passage over John Cage en zijn “‘4’33”’ – een aan het toeval overgelaten, niet-gecomponeerde ‘stilte’” slaat de bal enigszins mis. Op deze website heb ik in stilte uitgebreid beschreven hoe Cage zelf aangeeft dat 4’33” een zeer gesofisticeerd uitgewerkte compositie is, waarin overigens juist geen ‘stoorzenders’ worden weggewerkt. Enfin, dit terzijde.)

Iets gelijkaardigs doet Dirk Holemans in zijn slimme essay ‘En als we nu eens niet hoefden te groeien’. Aanvankelijk lijkt zijn gebruik van ‘we’ niet meer dan een onschuldige kwestie van stijl: ‘Als we alle bestaande auto’s vervangen door elektrische, is het game over voor onze stabiele en precaire biosfeer. Daarbij zouden we trouwens de neokoloniale klimaatongelijkheid vervangen door een nog ongelijkere toe-eigening van grondstoffen.’ Dat die ‘we’ in de laatste zin al enige relativering van het begrip impliceert, maakt Holemans iets verder in de tekst expliciet: ‘Als er één woord is dat ikzelf steeds minder probeer te gebruiken, is het ‘we’. Want daarmee heb je je voor je het weet erg onzorgvuldig uitgedrukt – ‘we moeten minder broeikasgassen uitstoten’. De analyse wordt accurater door erop te wijzen dat maar liefst de helft van de broeikasgasuitstoot komt van de 10 procent rijksten op aarde, en dat de armste helft van de bevolking amper 10 procent uitstoot. En het zijn de zeer vermogenden die blijven wegen op overconsumptie en -productie: door hun ecologische gulzigheid, door het status quo te beschermen en door het opdrijven van wat als een normaal consumptieniveau wordt beschouwd. Dus ja, bepaalde groepen zullen moeten inleveren voor ontgroei.’

Allemaal correct en goed & wel, maar als het dan uiteindelijk over een ‘nieuw perspectief’ gaat, staat er toch weer: ‘Ons verhaal klopt niet meer. Waarom blijven we vasthouden aan dat blinde vooruitgangsgeloof, opgevat als economische groei en materiële consumptie?’ Hoezo, wie blijft er vasthouden aan blind vooruitgangsgeloof? Probeert Holemans de lezers – die hij niet kent – een standpunt aan te praten waar hij blijkbaar zelf last van heeft?

Een paar dagen later las ik in DSLetteren van 3 juni 2023 een essay van Auke Hulst over David Foster Wallace. Daarin gaat het er onder meer over dat Wallace een manier van denken op de korrel nam die hij volgens Auke Hulst ‘onze standaardinstelling’ noemt: ‘Een gerieflijke en tegelijk destructieve modus die iedereen bij anderen herkent, maar zelden bij zichzelf.’ Zou het dat zijn? Dat ik de stellingen van de koppenmakers, of de kritiek die Schoeters en Holemans in hun vragen en opmerkingen formuleren wel herken bij anderen, maar bij mijzelf niet wil erkennen? Dat zal zeker een rol spelen. Hoewel ik mij afkeer van veel van wat ‘wij’ in de media denken en doen en nalaten en kunnen, en ik bewust probeer een goed en verantwoord leven te leiden, is het duidelijk dat veel van wat ik doe meestal ongewild schade toebrengt, aan de wereld, aan de levensomstandigheden en waarden van andere mensen. Dat is heel vervelend en pijnlijk, meer nog voor de slachtoffers dan voor mij, maar ik probeer tenminste.

Daarom blijf ik het toch problematisch vinden dat ik als lezer blijkbaar geacht word deel uit te maken van een gemeenschap waar ik niet om gevraagd heb. En die imaginaire gemeenschap wordt meestal in verband gebracht met zaken waar ik werkelijk geen enkele affiniteit mee heb.

Bovendien ontstaat die ‘wij’ van De Groene of Le Soir of Gaea Schoeters of Dirk Holemans alleen maar door, zoals Auke Hulst het iets verder formuleert, ‘de aangeboren neiging … jezelf als middelpunt van het universum te zien’. Met opzet of niet, wie schrijft over ‘wij’ en ‘ons’ plaatst zichzelf in het middelpunt en gaat er van uit dat anderen net zo zijn als zij. Maar ik denk dat verantwoordelijkheid opnemen, ook collectieve verantwoordelijkheid opnemen, een zaak is van persoonlijke keuze en beslissing, en niet iets dat je om redenen van marketing of vanuit het ego van een auteur, kan worden opgelegd.

https://rivieren-en-meren.online/2023/06/10/wij/

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!