De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Wat Ludo Abicht en de Gravensteengroep ons kunnen leren over de komende verkiezingen
Lokale verkiezingen, Gravensteengroep, Rood! -

Wat Ludo Abicht en de Gravensteengroep ons kunnen leren over de komende verkiezingen

dinsdag 11 september 2012 01:11
Spread the love

WAT IS DE INZET VAN DE VERKIEZINGEN?

Het zijn verkiezingen binnenkort. Nog meer dan een maand eigenlijk, maar als we de facebookberichten mogen geloven (of de kranten, voor wie daar nog belang aan hecht), lijkt het erop alsof we morgen al naar de stembus moeten. Het officiële discours spreekt van “lokale” verkiezingen met lokale inzet rond lokale thema’s in de Dorpstraat. En niet in de Wetstraat. Maar geef toe wie gelooft dat? De inzet van de verkiezingen is een test voor de confederalistische agenda in dit land (http://nl.wikipedia.org/wiki/Confederalisme). In 2010 zijn de verkiezingen langs Vlaamse kant gewonnen door N-VA, langs Franstalige kant door de PS. N-VA kon, wou of mocht haar verkiezingsoverwinning echter niet verzilveren met een deelname in de federale regering. De komende “lokale” verkiezingen zijn dan ook een één-tegen-allen gevecht tussen de drie traditionele politieke families en de N-VA, rond de vraag of deze de brug kunnen slaan naar de verkiezingen van 2014.

Een groep intellectuelen die de kaart van de autonomie trekt, is de Gravensteengroep (http://nl.wikipedia.org/wiki/Gravensteengroep). Sinds 2008 vergaderen zij met een 20-tal om hun ongenoegen te verwoorden over het gebrek aan respect vanwege de Franstaligen voor de legitieme eisen van de Vlamingen. Meer in het bijzonder via de “vergrendeling” van de Belgische grondwet regime en bij uitbreiding van het Belgisch politiek regime tegenover de Vlaamse eisen. Een “communautair deficit” –dat een Franstalige minderheid via alarmbelprocedures (http://nl.wikipedia.org/wiki/Communautaire_alarmbelprocedure) en belangenconflicten (http://nl.wikipedia.org/wiki/Belangenconflict_(Belgisch_staatsrecht)) de Vlaamse meerderheid blokkeert. Deze stelling bekend gemaakt via 10 “Gravensteenmanifesten” (http://www.gravensteengroep.org/manifest.php). Een bundeling daarvan resulteerde in het in 2012 uitgegeven “Land op de tweesprong: manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen” (http://www.gravensteengroep.org/boek.html), met een afwisseling van collectieve en individuele bijdragen. De verschillende leden van de groep leggen niet allemaal even veel gewicht in de schaal. De vier prominenten die op het voorkaft vermeld staan en ook de meeste bijdragen leveren (waaronder voorwoord, inleiding en slotwoord), zijn Ludo Abicht (1936), Tineke Beeckman (1976), Jean-Pierre Rondas (1946) en Etienne Vermeersch (1934), alle vier filosoof (en meer) van opleiding.

Linkse manifester van dienst is Ludo Abicht. Zijn engagement voor de Gravensteengroep wil hij doortrekken bij de komende gemeenteraadsverkiezingen met een kandidatuurstelling op de linkse lijst “Rood!” (http://www.roodlinks.be/), die in Antwerpen opkomt.

DOORDENKEN. NIET HALVERWEGE BLIJVEN STAAN.

Een bijdrage van Abicht in het Gravensteenboek is getiteld “Doordenken. Niet halverwege blijven staan. Over identiteit en verbondenheid”. Enkele passages:

“Over mensen die zich terugplooien op zichzelf, schrijft de Duitse arts en expressionistische dichter: ‘Je hebt jezelf wel gered, maar wie heb je gered’. “Natuurlijk kan je ervan uitgaan dat de hele wereld tegen ons is en we geen belangrijker taak hebben dan ons tegen deze permanente aanval op onze identiteit te verdedigen, maar dan lijken we steeds meer op die Japanse soldaten die twintig jaar na de oorlog op een verloren eiland in de Stille Oceaan op Amerikaanse toeristen begonnen te schieten, terwijl Japan intussen reeds lang een belangrijke bondgenoot van de Verenigde Staten was geworden.” (Land op de tweesprong, p. 45-46)

“Wie vandaag het bestaan van deze klassen ontkent, bestendigt in feite het voortbestaan ervan. Dat verklaart de hardnekkigheid waarmee de huidige machthebbers en een aantal van hun postmodernistische ideologen met alle middelen elke verwijzing naar een klassenanalyse als achterhaald en irrelevant proberen te ontkrachten. Wie meer dan 20 jaar na de val van de Berlijnse Muur daar nog over begint, zet zichzelf buiten de pensée unique.” (idem, p. 48)

“Toch moeten we blijven doordenken: een echte democratie wordt gedragen door respectvolle en open communicatie tussen alle burgers” (p. 50)

EEN KLASSENANALYSE TOEGEPAST OP DE GRAVENSTEENMANIFESTEN?

In vergelijking met de andere bijdragen in het boek, en met de collectief onderschreven “manifesten”, lijkt Abichts bijdrage een vreemde eend in de bijt. De auteurs geven toe dat hun standpunten sinds het verschijnen van hun eerste manifest steeds radicaler geworden zijn (p.10).

In hun laatste, 10e Gravensteenmanifest leidt dat ondermeer tot een standpunt over de geldstromen:

“Er zou eindelijk werk moeten gemaakt worden van een ook voor de Franstaligen billijke afbouw van de transfers” (p. 171)

Welke transfers (cijfers?), en waarom ze vandaag dus “niet billijk” (oneerlijk) zouden zijn, verduidelijkt De Gravensteengroep niet. Of we moeten ervan uitgaan dat de transfers van armere naar rijkere regio’s vloeien, of dat kapitaalkrachtige Franstaligen hun zakken vullen met het belastinggeld van hardwerkende Vlamingen. Over migratie- en asielbeleid is het standpunt van de Gravensteengroep:

“Ze (de Vlamingen) willen een strenger, éénduidiger en humaner asielbeleid. Zelfs tegenover een algemeen Europese verstrenging van de immigratie- en asielwetten blijft de Belgische uitzondering bestaan.” (p. 171)

Een strenger asielbeleid mag dan een legitieme eis zijn die mogelijk door een groot deel of zelfs meerderheid van de Vlamingen onderschreven wordt, een eerlijke klassenanalyse vertelt er wel bij dat clandestiene migratie in het belang is van de werkgevers, die hen van goedkope arbeidskrachten voorziet, en de neerwaartse druk op lonen in de hele sector stimuleert. En een verstrenging van de asielprocedure (De Gravensteengroep hekelt ondermeer de regularisatiecampagnes) houdt daarom de clandestiene migratie nog niet tegen, maar bestendigt juist de clandestiene arbeidsmigranten in de illegaliteit en een precaire situatie op de arbeidsmarkt. Abicht mag dan al pleiten voor een klassenanalyse, het standpunt van de Gravensteengroep over migratie is in het belang van de dominante klasse. En wanneer veel Vlamingen recent protesteerden tegen de concrete toepassing van een streng en eenduidig asielbeleid, in het geval van Scott Manyo (https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2012/04/24/welke-samenleving-stuurt-nu-bewust-mensen-weg-die-actieve-maatschappelijke-rol-o) of Sangari Parweiz (http://www.demorgen.be/dm/nl/989/Binnenland/article/detail/1470724/2012/07/16/Protestacties-tegen-uitwijzing-en-eisen-om-terugkeer-Parweiz-Sangari-houden-aan.dhtml), waren daar geen Gravensteeners te bespeuren om een klassenanalyse te maken van die solidariteit.

Over arbeidsmarkt en sociale zekerheid:

“zelfs de arbeidswetgeving (het minimum voor de Vlaamse regeringspartijen) blijft grotendeels Belgisch, terwijl alleen deelstaatoplossingen tegemoet komen aan de complexe realiteit” (p.171)

Welke klassenanalyse leert ons iets over de “complexe realiteit”, en in wiens belang is een overheveling van het arbeidsmarktbeleid naar de deelstaten? Ook daar leren we niks over in het Gravensteenboek. In elk geval maakt het programma van Rood!, de partij waarvoor Ludo Abicht kandideert, het begin van een klassenanalyse, door in haar programma te stellen dat de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid – zouden de Gravensteeners hun standpunt consequent doortrekken en pleiten voor een splitsing van de vennootschapsbelasting? – waarschijnlijk een proces van fiscale dumping in gang zal zetten dat interessant is voor het patronaat, maar niet voor de werknemers. (http://www.roodlinks.be/index.php?option=com_content&view=article&id=22381:politieke-resolutie&catid=23:rood-in-beweging&Itemid=128)

Hierbij wordt de tweestrijd tussen Rood! en Abicht wel heel duidelijk. De Gravensteengroep stelt haar oprichting te danken te hebben aan de oproep Red de solidariteit (Jean-Pierre Rondas “Over het Gravensteenboek”, p. 13-21)[1], net die oproep (http://nl.wikipedia.org/wiki/Red_De_Solidariteit) die prominent bovenaan de publicaties van SP.A-Rood, later Rood!, stond. Op de boekvoorstellingen van Rood!-woordvoerder Erik Debruyn (http://nl.wikipedia.org/wiki/Erik_De_Bruyn) werd het thema over de impasse van het Belgische regime eerder vermeden dan aangepakt. Op de vraag van Karl Vandenbroeck in die richting antwoordde Debruyn met een “sociale staatshervorming”, zonder concreet te maken op welke manier die volgens hem moet doorgevoed worden. Biedt de intrede van de intrede van Ludo Abicht in deze tweestrijd soelaas? De toekomst zal het uitwijzen.

RESPECTVOLLE EN OPEN COMMUNICATIE TUSSEN ALLE BURGERS?

Kwam de Gravensteengroep tot stand tegen het Belgicisme van Red de solidariteit, de bekommernis blijft om de rechtmatige Vlaamse eisen uit de rechtse of extreemrechtse hoek te houden (Etienne Vermeersch, “Over de Gravensteengroep”, p. 10). Dat daar op zijn beurt een reactie op zou komen stond in de sterren geschreven. Over de Vooruitgroep (http://vooruitgroep.wikidot.com/start), een andere groep intellectuelen die vaak op de manifesten van de Gravensteengroep antwoordt, schrijft Rondas:

“De Gravensteengroep heeft ook de twijfelachtige eer gehad dat er een speciale denktank werd opgericht om hem tegen te spreken… hun belangrijkste bijdrage in het debat bestaat erin dat er het Vlaamse regionalisme een ‘neoliberaal project’ noemen en dat ze het progressief-linkse project vereenzelvigen met het Belgische project. Meestal schieten ze in actie wanneer we weer eens een manifest publiceren. Als wij zwijgen, dan zwijgen zij ook. Spreken we, dan spreken ze ook. Wij gaven hen het geschenk van hun bestaan.”

Met een open communicatie tussen groepen intellectuelen die er verschillende standpunten op nahouden heeft dit niet veel vandoen, enkel als het over interne concurrentie gaat, heeft Rondas een punt date Vooruitgroep gaandeweg het tempo van de Gravensteenmanifesten niet meer kon bijbenen.

DE TWEESTRIJD VAN ABICHT?

Hoe de bijdragen in het boek, en de kandidatuur voor de verkiezingen bij Rood!, van Abicht met elkaar in overeenstemming te brengen? Bij hem lezen we naast een pleidooi voor meer Vlaamse onafhankelijkheid of autonomie ook een kritiek op de “Eigen Volk Eerst”-reflex die in de Vlaamse beweging aanwezig is. Het gaat hier dan wel om een kritiek van binnenuit, die à la Gramsci noodgedwongen meer verbloemd zal zijn, maar die mogelijk meer toegevoegde waarde kan hebben dan de kritiek van iemand zich ‘buiten de pensée unique’ plaatst. Waarbij het pensée unique in Vlaamse termen de confederale consensus is die zich in het Vlaamse politieke landschap aan het aftekenen is. Maar is de linkerkant van dit pensée unique te verzoenen met de “Red de solidariteit”-gedachte die ingaat tegen het neoliberale pensée unique dat de globalisering drijft?

De vraag is belangrijk omdat net in het eerste Gravensteenmanifest (http://www.gravensteengroep.org/manifest1.php) de prioriteiten van bij het begin duidelijk gesteld zijn: als de Franstaligen de legitieme rechten van de Vlamingen niet respecteren eist de Gravensteengroep het recht op om de toetreding van Vlaanderen als 28e lidstaat van de EU op te eisen[2]. Een duidelijke hiërarchie van prioriteiten. Geen “Vlaming zijn om Europeër te worden” maar “EU-lid worden,  – dit EU? – als de inwendige grendels niet worden opgeheven door de Franstaligen”. Het lijkt een woordenspel maar in politiek is duidelijkheid niet alleen geen luxe, maar een noodzaak. Was er 120 jaar gelden bij de vorming van de moderne arbeidersbeweging en de Vlaamse beweging geen sprake van een EU, dan is de situatie vandaag compleet gewijzigd en is het zwaartepunt van de staatshervorming komen te liggen bij de soevereiniteitsoverdrachten aan de EU, de Belgische politiek overlatend aan brede middenvelden en een wirwar van lilliputterpartijen die eindeloze compromissen dienen aan te gaan om enigszins een stabiele regering te vormen. Of je het nu draait of keert, de communautaire impasse gaat daarover, en over de vraag of de “nieuwe volkspartij” deze situatie “ontgrendelt” dan wel een tijdelijke opwelling blijkt te zijn zoals we die ook gekend hebben rond de vernieuwing van de VLD, het gezellige socialisme van Stevaert en  het goed bestuur-gevoel van Leterme.

WAAROVER MOGEN DE VERKIEZINGEN VOORAL NIET GAAN?

Maar terug naar de realiteit: dit zijn lokale verkiezingen. De iets radicalere linkerzijde profileert zich hierbij met een programma dat zich afzet tegen de “citymarketing”. Dit is een trend waarbij een stedelijke overheid meer en meer haar inkomsten tracht te verwerven via projecten van private ondernemers, met privékapitaal dus in plaats van via progressieve belastingen, maar waarbij de stedelijke overheden vaak in onderlinge concurrentie tegenover elkaar komen te staan[3] en waarbij het voeren van een sociaal beleid van herverdeling meer en meer op de achtergrond komt bij het profileren van de stad met prestigieuze en mediagenieke projecten waarvan vaak slechts een beperkte kapitaalkrachtige groep van kan genieten[4]. Zowel Rood!, waarvoor Abicht kandideert, als Partij Van De Arbeid, gebruiken de komende verkiezingen om hun kritiek tegen de vermarkting van de stad aan een breder publiek bekend te maken. Hun respectievelijke programma’s – het meest uitgewerkt voor Antwerpen, de stad die met de kandidatuur van Bart de Wever in het brandpunt van de verkiezingen zal staan – zijn te vinden op: http://roodantwerpen.files.wordpress.com/2012/06/roodprogrammagemeenteraadsverkiezingenantwerpen20122.pdf en http://antwerpen.pvdaplus.be/programma/red-de-stad-voor-een-stad-op-mensenmaat. Hierbij zijn er geen fundamentele verschillen waar te nemen zijn in hun maatschappijkritiek. SP.A en Groen! echter, die bij een deel van de bevolking ook als links geboekt staan, zullen we niet te snel betrappen op de kritiek dat de stad een te commerciële ruimte geworden is die sociaal beleid in de weg staat.

Maar ondanks toenemend bewustzijn over de vermarkting van stedelijke beleidsfuncties, zal het niet evident zijn om op korte termijn en meer dan een verontwaardigde (en grotendeels overtuigde) minderheid van de kiezers te mobiliseren zonder kleur te bekennen rond de politieke inzet van de verkiezingen die de politiek zelf oplegt aan de campagne. De vermarkting van onze steden gaat immers om een eerder abstracte trend die geleidelijk ontwikkelt, zich in verschillende steden en gemeenten op verschillende manieren manifesteert en niet door iedereen als negatief wordt ervaren.

Na de verkiezingen zullen we immers niet zozeer onder een verhoogde commercialisering lijden, maar vooral in een besparingsconjunctuur terechtkomen. Uiteraard zal daarbij het feit dat de Belgische economie rond een nulgroei schommelt (http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20120511_075) langs patronale kant uitgespeeld worden om de besparingen te legitimeren, of de politieke klasse aan te manen om verder te gaan op de besparingsweg. In theorie echter moeten slechte groeiverwachtingen niet noodzakelijk op besparingen uitdraaien: een overheid kan er in principe voor kiezen om een beleid te voeren dat de koopkracht van de bevolking versterkt, om op die manier de groei te herlanceren.

Maar hier komt het prioriteitendebat om het hoekje. De existentiële crisis van de euro en de EU, gevolg van  rauwe speculatie op de financiële markten en ontbreken van legitieme sterke politieke instellingen om een monetair, budgettair en schuldbeleid te voeren op Europees  vlak, heeft de EU in een radicale marsrichting gestuurd die de financiële markten stut en de bevolking een besparingsbeleid oplegt. Onder druk van Merkel en de financiële markten neemt deze marsrichting de vorm aan twee cruciale verdragen, die vanaf 2013 in werking treden wanneer voldoende landen die verdragen ondertekenen. (zie onderstaande links: het ESM-“verdrag” is al in werking vanaf juli 2012, ook de Fiscal Compact zal in werking treden wanneer 12 van de 17 eurolanden het verdrag ratificeren).

Ten eerste het Europees “noodfonds”, officieel ESM of European Stability Mechanism (zie http://en.wikipedia.org/wiki/European_Stability_Mechanism en http://www.europa-nu.nl/id/vio0i2fa2iww/europees_stabiliteitsmechanisme_esm#p2) genoemd. Dit is een nieuwe instellingen van de 17 eurolanden (met strikte geheimhouding voor alle medewerkers van die instelling), waar de landen die het ondertekenen zich borg moeten stellen en vers kapitaal leverden uit hun begroting om landen en financiële instellingen met financieringsproblemen te ondersteunen. Het startkapitaal van het ESM werd op 700 miljard vastgelegd, maar dit bedrag is onbeperkt uitbreidbaar. Landen die zich aan deze instelling verbinden, moeten telkens wanneer het nodig is een (extra) deel van hun budget als waarborg opzij zetten om in de pot (of beter put?) van deze instelling te dumpen. Duitsland alleen heeft meer dan een kwart van het kapitaal van het ESM in handen en heeft daarmee een feitelijk veto over de besluiten van de Raad van gouverneurs die de instelling leiden en die overeenkomt met de ministers van financiën van de 17 eurolanden.

Ten tweede is er het Europese Begrotingspact, ook wel Soberheidsverdrag of “Fiscal Compact” genoemd (http://en.wikipedia.org/wiki/European_Fiscal_Compact), met de befaamde Gulden Regel in de clausule (http://www.eubusiness.com/news-eu/summit-finance-debt.hzw). Dit verdrag houdt een verstrenging van de Maastrichtnormen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Europese_begrotingsdiscipline) in, waarbij terugdringen van de staatsschuld tot 60% en het begrotingstekort tot 3% van het BNP nu op straffe van sanctie wordt uitgevaardigd. Landen die hulp willen uit het ESM-“noodfonds” moeten dit Soberheidsverdrag ondertekenen.

Al deze grote ingrepen in de soevereiniteit van de lidstaten versterkt de EU-controle op de begrotingen van de lidstaten. Zo heeft de federale regering volgens het “Europees semester” (http://www.europa-nu.nl/id/vilyfky9qbp7/europees_semester) en de “ sixpack”(http://nl.wikipedia.org/wiki/Sixpack_(Europese_Unie)) maatregelen al op 30 april een meerjarenbegroting ingediend die voldoet aan de eisen van het Soberheidsverdrag. In 2015 zou het deficit moeten weggewerkt zijn.

In het licht van de lokale verkiezingen is het interessant om weten dat in dit aan de EU ter controle voorgelegde begrotingsontwerp ook de regio’s en de lokale besturen formeel betrokken worden in de saneringsoperatie van 25 miljard euro tegen 2015. De lokale besturen moeten 0,1% van het BNP bijdragen aan de doelstellingen. Dat is toch 37 euro per inwoner. Om maar te zeggen dat de stille staatsgreep vanuit de EU en het IMF op overheidsfinanciën wel degelijk de lokale financiën beïnvloedt, en dus relevant is voor de lokale verkiezingen.

Achter het schouwspel van de komende verkiezingen en de strijd tussen het Vlaamsnationalisme  en de drie traditionele partijen gaat met andere woorden een andere realiteit schuil: een heuse Europese staatshervorming waarbij onverkozen instellingen die enkel verantwoording schuldig zijn aan de financiële markten, macht overnemen van de democratische nationale overheden en hen dwingende voorwaarden opleggen om een besparingsbeleid te voeren.

GRAVENSTEEN ALS BONDGENOOT VAN DE TEGENBEWEGING?

In het slotwoord van het Gravensteenboek (“Ten langen eerste: wij gaan door met de strijd”, p. 176-177) pleit Abicht voor:

“… ons samen met andere Europeanen en wereldburgers te verzetten tegen trends als de aan de gang zijnde sociale afbraak en toenemende privatisering en ‘vermarkting’ van de openbare diensten[5], de culturele sector en vooral het onderwijs. Je kan namelijk onmogelijk een wakkere Vlaming zijn zonder een kritische Europese burger te worden, … “

Maar de vraag kan hier gesteld worden waar de prioriteiten liggen. In de stad waar BDW een gooi doet naar het burgemeesterschap en waar de inzet op de toekomst van “het Belgisch model” het grootste is, maakt het wel een verschil wat er eerst komt: de territoriale rechten van de Vlamingen, met een onafhankelijk Vlaanderen als 28° lidstaat van de EU als stok achter de deur? Of een strijd opdat het volk, Vlamingen, Walen Brusselaars,   zijn zegt heeft over deze verdragen om vanuit die krachtsverhouding het samenleven tussen gemeenschappen en gewesten te bepalen, incluis een aanpassing van de Grondwet. De Gravensteengroep heeft zijn keuze gemaakt, wat de individuele bijdragen van haar leden ook zijn. Op geen enkel moment wordt in het boek enige kritiek geleverd op de EU of op de toetredingsvoorwaarden van de nieuwe Vlaamse lidstaat.

De groep pleit in haar 7e manifest “onderhandelingsprincipes of grendels?” (http://www.gravensteengroep.org/manifest7.php) voor drie onderhandelingsprincipes die een goede democratische werking van een confederale staatsstructuur moeten garanderen: territorialiteitsprincipe, het principe van de niet-inmenging en het gelijkheidsbeginsel. Maar op basis van de territorialiteit (“dat eens en voorgoed erkend moet worden als het unieke politieke fundament van een staat”, p. 120), en van niet-inmenging, kan men zich afvragen hoe Gravensteen de enorme overdracht van soevereiniteit op het gebied van begroting, schuldbeleid, bankpolitiek en dergelijk aan de EU rijmt met haar streven naar zelfbeschikking van de Vlaamse natie.

Is de kandidatuur van Ludo Abicht daarom gewoon een  element van politieke marketing in een campagne tegen citymarketing? Of staat het reëel bestaand marxisme in Rood! in een tweestrijd?

Voetnoten

  • [1]“Red de solidariteit was een online petitieactie van de vakbonden die ernaar streefden om tegen het einde van dat jaar honderdduizend handtekeningen te verzamelen ‘tegen de splitsing van de sociale zekerheid’ en ‘voor onvoorwaardelijke solidariteit’. Bij de eerste ondertekenaars waren ettelijke Vlaamse cultuurdragers van wie het verbaasde dat ze zich bij een vakbondsactie aansloten. Het gaat hier uiteraard om een zeer zwak gesyndiceerde klasse. Zoals de actievoerders trouwens zelf toegaven, ging het meer om het behoud van de Belgische identiteit dan om een bedreiging van de solidariteit. Het werd als het ware een Red de unionistische federale staat, gecombineerd met een Red de positie van de vakbonden in die staat. De Belgische nationalistische vlaggen wapperden, al dan niet met het monarchale kroontje in een bovenhoek. Moraliserende vakbondsleiders spelden ons de les. De leden van de Gravensteengroep vonden dat deze actie zwaar misbruik maakte van het solidariteitsconcept. Ze betreurden dat mensen en verenigingen wier kerntaak erin bestond solidariteit te verdedigen en uit te bouwen, die kerntaak te grabbel te gooien. Volgens ons lieten de vakbonden hun sociale solidariteitsidee wegkapen door de onsolidairen van het Belgische status-quo. Dit was de basisbekommernis die aanleiding gaf tot het ontstaan van deze groep.” (p. 15)
  • [2]“Als een consensus over deze basisbeginselen wordt afgewezen, is elke discussie over staatshervorming zinloos. Noodgedwongen moeten we dan de nodige stappen zetten om de regio’s als onafhankelijke staten deel te laten uitmaken van de Europese Unie.”
  • [3]In het dossier rond winkelcentrum Uplace bijvoorbeeld, is de voltallige Machelse coalitie voorstander, omdat men ervan uitgaat dat het winkelcentrum extra inkomsten aan de stadskas zal leveren, terwijl burgemeesters en andere politieke vertegenwoordigers van dezelfde politieke familie in Vilvoorde of Leuven scherpe tegenstanders zijn, aangezien het groot winkelcomplex als een bedreiging voor hun eigen lokale middenstand zien
  • [4]De Antwerpse badboot heeft voor en tegenstanders (https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2012/08/16/badboot-antwerpen-provocatie-van-gewone-mensen?page=1), maar wanneer blijkt dat er tegelijkertijd buurtzwembaden de deuren sluiten, worden de mogelijke meeropbrengsten van de badboot in elk geval niet gebruikt om extra buurtvoorzieningen op poten te zetten
  • [5]In een andere bijdrage van “Land op de Tweesprong” pleit Tinneke Beeckman bij de gratie van Karel Gacoms voor een splitsing van de vakbonden: “Franstaligen en Vlamingen leven in twee verschillende werelden, hebben andere voorkeuren en bekommernissen. Dat geldt evengoed binnen de vakbond, die best een hervorming kan gebruiken” (p.77), en “Maar volgens Gacoms hoeft een splitsing geen verzwakking te betekenen… iedereen kan zijn eigen ding doen en het zoeken naar warrige compromissen behoort tot het verleden” (p.78). In het verzet tegen de privatisering bij de NMBS is de syndicale basis echter meestal geen vragende partij voor een opsplitsing tussen de verschillende taalvleugels. Het feit dat de socialistische en christelijke vakbonden eerst tot een gemeenschappelijk standpunt moeten komen vooraleer tot actie over te gaan, werkt vaak al nadelig voor de mobilisatie van de achterban (terwijl ondertussen de directie met de hervormingen sneller op de bal kan spelen). Als er ook nog eens een opsplitsing tussen de taalvleugels komt, zal dat het verzet tegen de sociale afbraak van de openbare dienst nog meer verlammen. Onder de syndicale leiding gaan er inderdaad soms stemmen op voor een verdere opsplitsing, en dit zowel langs Vlaamse als langs Franstalige zijde. De achterliggende reden daarvoor is vermoedelijk meer te zoeken in de wens dat er op die manier meer mandaten in de syndicale structuur vrijkomen waarvan ze zichzelf of hun naaste verwanten kunnen bedienen.

take down
the paywall
steun ons nu!