De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

ONS KADASTRAAL BINNENKOMEN

woensdag 7 februari 2024 16:33
Spread the love

In perspectief
Wij, vijfenveertig jaar jonger, vonden nog betaalbare en afbetaalbare woningen. In meerdere opzichten een mooie tijd vol verwachting. Met ook energiecrisis, verplichte autoloze zondagen wegens wereldwijde energiecrisis, GESKO en DAC-statuten, maar laten we het bij de woningen houden. Onze dochter, zonen en hun leeftijdsgenoten verdienen vandaag op hun jonge leeftijd meerdere veelvouden van wij toen, maar moeten al hun financiële zeilen bijzetten om zich een eigen woning te kunnen aanschaffen. Bizarre vooruitgang is dat.

Om in onze wonderjaren van toen een woning te zoeken doorkruisten we de stad en noteerden de adressen van leegstaande woningen of gebouwen die er onderkomen uitzagen [waaronder ook een wijkschooltje, een vroegere pastoorswoning, het vroegere bureel van een gemeentelijke administratie]. Met die adressen brachten we een vriendenbezoek aan de diensten van het kadaster. Een sacrale plek, waar we bibliotheekgewijs en met hulp van een bedreven ambtenaar in middeleeuwse registers van groot formaat de eigenaar van de genoteerde panden of gronden konden terugvinden. Daarna konden we met haar of hem in overleg gaan en een evenwichtige overeenkomst onderhandelen. Eenvoudig en correct.

Op die manier wonen we nu nog in het huis dat we toen kochten.

Wie zoekt vindt niet
In overeenstemming met onze gezegende leeftijd in de tegenwoordige tijd zochten we vorig jaar bedachtzaam een plek waar we samen nog ouder kunnen worden dan we al zijn. Op die manier zouden we meteen tegemoetkomen aan de uitgeschreeuwde woningnood in alle steden en plaats maken voor jonge gezinnen met kinderen.
Een eerste exploratie van de mogelijkheden die de ‘woonmarkt’ ons bood leerde dat we beter gewoon thuisbleven.
De prijzen voor nieuwbouw zijn belachelijk hoog. Bizarre vooruitgang, opnieuw.

Een paar ontsierende panden met jarenlange leegstand of verwaarlozing intrigeerden ons, vervolgens. Waarom geen renovatie overwegen?

En dus: het kadaster. Online, vandaag. Nog zo gemakkelijk. Vanuit wat men halfgaar de luie zetel noemt.

Toegankelijke informatie
Op basis van de genoteerde adressen leverde de zoekfunctie van de kadastrale website me indrukwekkende bovenzichten van woningen, tuinen, straten. Vervolgens was ik één stap verwijderd van een kennismaking met de eigenaar. Dacht ik.
De wet op de privacy was in deze context niet bij me opgekomen.

In algemene zin sympathiseren we met de intentie van onze overheden om ieders privacy te laten respecteren. In de concrete toepassing wisten we ons op die grond beschermd als het er om ging onze woning te verkopen.
Met regelmaat kregen we glanzende briefjes van makelaars in de bus die voortijdig polsten naar onze bereidheid om onze thuis voor verkoop aan de veilige handen van hun deskundigheid toe te vertrouwen. Tot zover. Het is hun goed recht.
We mochten het niet gedroomd hebben bovenop nog eens voortdurend private kooplustigen op de deurbel te horen toetsen, die onze ‘gegevens’ vlot online van het kadaster doorgestuurd hadden gekregen zonder onze toestemming.
Maar was dit in onze casus aan de orde? We bezorgden het kadaster adressen van leegstaande, ontsierende, bouwvallige panden die we op eigen kosten wilden renoveren om er zelf in te wonen.

De betrokken administratie wees me op het KB van 30.07.2018 dat de modaliteiten bepaalt voor het afleveren van kadastrale uittreksels en leerde me het woord colportage aan. In oorsprong gaat dit begrip terug tot deur aan deurverkoop [van artikelen of diensten].

Hoewel onze eventuele aankoop en verbouwing van een woning of appartement uit eerste hand enkel en alleen voor eigen nut bedoeld was, belandden we met onze colportage onder de categorie ‘commerciële doeleinden’. Om naam en adres van de eigenaar te bereiken, geliefde ik aan te tonen dat we óf werkten in opdracht van een openbare overheid óf over een wettelijke basis beschikten.

Curieuzeneus
Mijn leeftijd had mijn ongezonde nieuwsgierigheid allerminst aangetast. Door mijn administratieve ervaring was die zelfs gescherpt. De wettelijke basis intrigeerde. Wie beschikte daarover – anders dan wij – dan wèl? Wat waren de criteria?

De betrokken dienst somde me vriendelijk een behoorlijke lijst gerechtigden op. Meerdere daarvan leken me terecht en kon ik meteen thuisbrengen. Onder meer – dit zonder al te technisch te worden – persoonlijk recht, mede-eigendom, een administratieve procedure, strafrechtelijke opsporing, wetenschappelijke en statistische doeleinden, algemeen belang.

Andere criteria konden de proef van mijn gerede twijfel minder doorstaan. Wat te denken van ‘een nader te specificeren wettelijke of reglementaire verplichting’, ‘een zakelijk recht’, ‘voorwerp van een overeenkomst waarbij de aanvrager betrokken partij is, om te worden gebruikt door een openbare overheid […] wanneer de informatie noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van openbaar gezag’, ‘een door de aanvrager ingeroepen gerechtvaardigd belang’.

Subjectief aangevuurd door de afwijzing van onze vraag om kadastrale gegevens te kunnen raadplegen vroeg ik me af welke lading deze omschrijvingen dekten, waar ik hun definities kon vinden.

Nog meer van mijn oplettendheid wekte de lijst van beroepscategorieën die, naast de evident zwijgplichtige ambtenaren, eveneens tot de rechthebbenden op informatie behoren. Bankiers, notarissen, gerechtdeurwaarders, advocaten, economische beroepen, landmeters-experten, vastgoedmakelaars. De formulering ‘uit oogpunt van specifieke dossiers’ deed een fractie met de ogen knipperen.

Het is niet zo dat de toegang ongelimiteerd is. Een machtiging is nodig. Zo mag de landmeter enkel informatie verwerken die noodzakelijk is voor haar of zijn wettelijk gereglementeerd beroep. Wanneer de landmeter een opmeting doet in opdracht van een overheid, is een motivering – onder meer over haar bevoegdheid – van deze instantie vereist.

Verbintenissen
Mijn exploratie leerde dat men taken van openbaar belang die patrimoniumgegevens vereisen in een protocol giet.
In de protocollen kwam ik een reeks vaste klanten tegen, die vaak op ambtelijke basisinformatie over patrimonium uitwisselen. De Vlaamse lLandmaatschappij, Magda [Maximale Gegevensuitwisseling tussen Administraties, CSPI [Coördinatiestructuur voor patrimonium-informatie], de Société Wallonie du Logement ivm toewijzing van sociale woningen en verkoop van gronden. Ook om de bouwshift te realiseren maakte de Vlaamse Overheid een protocol. In dat verband dienen de gemeenten halfjaarlijks een register op te maken van onbebouwde percelen. Dit voor taken van openbaar belang of die deel uitmaken van de uitoefening van het openbaar gezag […] voor wetenschappelijke, statistische, historische of opvoedkundige doeleinden of voor een erkend algemeen belang zonder winstoogmerk.

Dit alles oogde geruststellend transparant. Het behoort tot de taken van overheden om informatie en informatie-uitwisseling te reguleren en te stroomlijnen.

De immense massa aan patrimoniale informatie die op die manier dagelijks passeert riep dan wel weer mijn bedenkingen op. Het is vrijwel onmogelijk de vertrouwelijkheid sluitend te maken. Veel richtlijnen blijven ook algemeen, vaag en juridisch ongedefinieerd. Er rest veel ruimte voor interpretatie. Een begrip als ‘openbaar gezag’ vond ik bijzonder rekbaar.

Er passeert niet enkel een heleboel informatie. Die informatie passeert ook een hele reeks derden. Zo is er bijvoorbeeld de Capakey Rest Service die ontwikkelaars toelaat om kadastrale informatie trapsgewijs en hiërachisch op te vragen. Ontwikkelaars. Wel wel.

Toegang tot de kluis
In deze bedenkingen vind ik in het heden de aanleiding tot het schrijven van dit artikel terug. We begrepen ten volle de grond op basis waarvan ons als particulier de toegang tot kadastrale gegevens geweigerd werd. Daartegenover moesten we vaststellen dat enige maanden tot jaren later de panden waarvoor we belangstelling hadden getoond in de steigers stonden met een vastgoedontwikkelaar als bouwheer. Met een bredere kijk hebben we het aankijken tegen een ononderbroken bouwwoede. De hoogtekranen zijn vast deel geworden van het landschap. Zoveel ijver ten dienste van het algemeen belang en de woningnood. Al of niet beursgenoteerde maatschappijen poten vlot omvangrijke, prestigieuze projecten en appartementscomplexen neer. Hier 50 appartementen. Daar een torengebouw. Ginds 300 appartementen in het groen met meer verharding dan goed is voor het groen. Hoe doen zij dat toch?

Dociel of goedgeloving zouden we onszelf niet noemen. We gedogen. Ook vanuit het nuchtere besef dat investeringen van die omvang ons bereik en onze interesse overstijgen. We laten dit graag aan anderen en beteren over. Ondertussen bewaken we wel mee dat ook die anderen hun elementaire burgerplicht blijven nakomen. Dit als bijdrage tot het laten werken van een faire democratische samenleving.

Meermaals moeten we vaststellen dat we in het respecteren van spelregels – na het kritisch bevragen ervan – te vaak zowel op links als rechts voorbijgestoken worden.

De hoogtekranen, de vlotte bouwvergunningen en het klagend achternahollen van de sociale inspectie als het op arbeidsovereenkomsten aankomt, maken duidelijk dat ‘in de bouw’ ziekmakend veel geld te verdienen valt. Met een beetje zin voor corporatieve zin en bundeling van kapitaal lonkt immense winst voor een beperkte exclusieve club.

De projectontwikkelaars, zeker met een stamboom, kunnen op een breed netwerk terugvallen, op invloed, deskundigen, juristen, prospectoren, lobbyisten, ijverige en loyale medewerkers. Dit in de economische feiten [het complotdenken ben ik al tijdens mijn puberteit ontgroeid].

Factcheck
Uit een kleurrijke variëteit aan geschiedenissen, anekdotes, documentaires en rechtzaken mag ik onthouden dat heiligen in geldzaken eerder zeldzaam zijn. Het winstprincipe vormt een aliënatie op zich. Elementaire ethiek is niet de spontane eerste afweging bij de bewoners van dit pecuniaire eiland. Het vereenvoudigt hun denken en handelen aanzienlijk. Minder overtollige woorden, meer doelgericht, daadkrachtiger. Al snel plaatsen ze hun eigen gezonde pragmatiek tegenover de wereldvreemde soort die zich principieel-moeilijk opstelt. Met die laatste mentaliteit maakt men geen vrienden.
Het wendbare, vluchtige gesproken woord biedt een uitweg voor de geschreven dode letter op papier. In een gesprek onder slimmige vrienden is een afwijking bij of hiaat in een niet helemaal sluitende wettelijke basis zo gevonden. De plannen B en C zijn al bedacht. ‘Ik had zonet nog Midas aan de lijn.’

Opnieuw is er niets mis met informele mondelinge gedachtewisselingen, zolang deze geen parallelle agenda gaan uitmaken waarbij men in eigen voordeel gebruik maakt van figuren die macht, autoriteit en geld vertegenwoordigen en die erin slagen zich in de marge van de wet te plaatsen.

Dat de wereld nu eenmaal aan de Rappen is, zou ‘van alle tijden’ zijn. Misschien wel. De Rappen tonen initiatief.
De tastbare stenen resultaten die de bouwers onder hen neerzetten verdienen meer krediet dan de insinuatie van achterkamers en wandelgangen.
Als we dit gegunde krediet formeel vertalen, kunnen we terugvallen op de rechtsstaat, via haar correctiemechanismen. Parlement, justitie, persvrijheid, syndicale inzet, sociale controle (vandaag verrijkt en verschraald door sociale media).

Met de veelheid aan informatie en de toegang tot de ruimst mogelijke bronnen, zouden we het ‘van alle tijden’ met zijn allen in 2024 systematisch hebben kunnen reduceren. Dit is niet gelukt. Het is vechten tegen een hardnekkige indruk van negatief hellende liberalisering.
Hoewel de weldenkende burgers de grote meerderheid vertegenwoordigen of uitmaken, lijken ze vaker het nakijken te hebben dan hen lief is. Met hun bedachtzaamheid lopen ze te vaak naar hun zin achter de beslissingen aan. Het sentiment is samen te vatten in een innerlijke overweging als ‘Raar. Hoe en waar zou dit beslist zijn?’

Vooruitgangsdenken
De scheidingslijn tussen publiek en privaat is het favoriete speelterrein van de lokale, regionale of federale politicus.
Over wat algemeen belang precies inhoudt bestaat geen consensus. Moet het natuur- en duinengebied in De Panne omwille van zes wandelaars, vier paarden en een paar verkromde takken gered worden ten koste van ruime gemeentelijke inkomsten uit lelijke nieuwbouw? Kwaliteitsvolle en vooral brandveilige studentenwoningen noemen sommige belanghebbenden een dwingend maatschappelijk belang. En dus rijst voor deze doelgroep de ene studentenhoogbouw na de andere uit diverse gronden, vlak bij de onderscheiden campussen. En dus wordt na enige tijd €550 voor een studio [verdacht snel] de ‘evidente’ minimumprijs. Een ‘normale’ prijs voor wie van huize uit begoed is en aan die ‘normaliteit’ medeplichtig is, zich misschien wel onderscheidend gevleid weet [‘wij kunnen dit nu eenmaal betalen’]. Te hoog voor wie studie en werken moet combineren, een gegeven dat zich bovendien negatief op studieresultaten kan vertalen. Tegen iedere vlotte prediking in over de democratisering van het hoger onderwijs.

Ook de burger is niet vrij van vijfdubbele standaards, neen. Voetbalminnende Gentenaars zijn trots op ‘hun’ Ghelamco en willen niet weten of alles volgens het boekje gelopen is.

In een overwinningsroes roept de Antwerpse supporter, letterlijk zonder kennis van zaken, ‘heks’ tegen de rechtmatige mede-eigenaar van het stadion. ‘Onder de pletwals, dat mens.’

De klad zit in de correctiemechanismen van de rechtsstaat. Men keert zich af, polariseert, is moe of het moe.
Af en toe vinden journalisten een scoop en lichten ze scherpzinnig en goed gedocumenteerd onregelmatigheden in de besluitvorming uit de schimmigheid. Na enige weken of maanden van spanning, waait het woestijnzand van de tijd er overheen.

Als de pen van de journalist over de relevante dossiers niet meer schrijft en ondertussen een nieuwe scoop gevonden heeft, houden de megastallen stand en is een buurtcomité nodig om de zaak opnieuw op de publieke agenda te plaatsen.

De burger als ultieme toezichthouder? Tal van moeders en vaders halen namens hun gezin van de toekomst de schouders op. Ze willen vergeten. Daartoe maken ze hun hoofd leeg, tellen ze woekerbedragen neer in het sportpaleis, reizen ze zo exotisch ver mogelijk of zoeken ze de kerstmarkt op voor schnaps en smoutebollen. Gezelligheid first.

De weg kennen
Het overheidsantwoord op een burgerlijke vraag over kadastrale gegevens kent een bochtig traject langsheen diensten en personen. Hoe sluitend is deze procedure? Is het voor sommigen mogelijk zichzelf en anderen onderweg met enige voorkennis te bevoorraden?

Die voorkennis is delicaat. In de randartikels van onze kranten en tijdschriften tonen zich een reeks namen van politici in kleine gemeenten, die ervan verdacht zijn of geweest er gebruik van gemaakt te hebben om persoonlijke belangen te dienen. Ook bij die zogenaamd kleine garnalen die zich kromtrekken in onschuld circuleren bedragen van vlotte verrijking die boven €450000 gaan. Onzuivere winst van een iets meer snode orde dan een toegeknepen oog bij het toegeknepen oogje voor een bouwovertreding ‘die toch niemand merkt’. Het toekennen van een openbare aanbesteding aan bevriende of zelfs familiale vastgoedkantoren is bestaande praktijk. Terwijl de overheid verharding van voortuinen bestrijdt, hagelt het innovatieve bouwprojecten van 150 appartementen en meer ‘in het groen’, waarbij de paar struiken van het doorzichtige binnenparkje de aanzienlijke verharding rondom moet vergoelijken.

In de relevante reeks die De Standaard over onze kustlijn publiceerde viel de verzuchting van de huidige burgemeester van De Haan op. Zo te lezen een man van eer. ‘Dan krijg je grote bouwdossiers binnen, waarvoor de promotor hier binnenstapt met zes mensen, met zijn architect en een bedrijfsjurist. En dan zit je daar met uw ene ambtenaar.’

In de verlengingen van het postmodernisme is dit uiteraard maar één verzuchting naast veel andere. Je kan er minstens negen verklaringen naast plaatsen, die ook coherent én naar waarheid klinken. Die van de promotor, haar of zijn zes belanghebbenden of deskundige medewerkers met een contract van onbepaalde duur, de architect en de bedrijfsjurist.
Die professioneel zeeën van geduld hebben en niet zullen rusten. Naast deze ene burgemeester staan tien andere assertief lachende ambtsgenoten aan dezelfde Vlaamse kust met elk hun eigen kijk en argumentatie.

Mag ik als voorzichtige werkhypothese formuleren dat de promotor koopt, bouwt, verkoopt van zodra zij de minste opening krijgt om dat te doen? Net als de tendentieuze werkhypothese dat de kleine garnalen aan burgemeesters en ambtenaren die zich in regionale kranten hebben laten verdacht tot belachelijk maken, niet de eersten van de klas waren. Politici met enige allure en overheidsmanagers poseren openlijk op de foto – waarom niet hand in hand met bouwbaron en en aannemer – bij prestigieuze bouwprojecten ten behoeve van ‘hun’ stad.

De onderzoeksjournalist kan zich aan die laatsten beter niet wagen, wil zij of hij niet op grond van te veel gratuite fantasie op de brandstapel van hoon en spot eindigen. Sommige invloedrijke gezagsdragers en captains zijn te onaantastbaar om in fouten, gebrek aan integriteit, manke dossierkennis te tuinen.
Als gezegd: het geeft de brave burger het nakijken.

Alleen is maar Alleen
Zoveel tekst. Naar aanleiding van een anekdotische – eventueel exemplarische – afwijzing van inzage in kadastrale gegevens van één echtpaar, dat zich maar meteen een soort burgerlijke partij waant. Een afwijzing die mevrouw en mijnheer, mits aandachtige lezing van de wet en de website en mits het stellen van de juiste vraag, eventueel hadden kunnen vermijden of handig omzeilen. De wakkere burgers worden geacht de wet te kennen nog vóór die geschreven is.

De kans is inderdaad reëel dat we gewoon slechte verliezers zijn, dat ik Alles geheel fout geïnterpreteerd heb, dat ik komma’s en punten door elkaar gehaspeld heb. Resultaat van mijn gevorderde leeftijd en aangeboren achterdocht of angst voor het onbekende.

Dan nog – met de toegang tot het kadaster als inzet – houd ik mijn bewering staande dat ik ons als burgers dubbel gediscrimineerd wist.

Ten eerste moesten we het allemaal in ons eentje uitzoeken. Bouwpromotoren beschikken over een arsenaal aan middelen om zich te informeren en om hun belangen te dienen. Dat wij in de administratieve en juridische ophoping onze kluts kwijtraakten, hadden we aan onszelf te danken. Het ontbrak ons – als barslechte gamers – aan energie en gespecialiseerde kennis om alle wegversperringen te ruimen op weg naar de bron.
Ten tweede, flagranter, werd ons op formele grond en formeel de toegang tot de informatie ontzegd, terwijl de bouwpromotoren vooral open deuren ontmoeten of er door invloed in slagen die deuren open te wrikken. Hoe anders zouden ze zo omnipotent te pas en te onpas kunnen bouwen?

Ook wat volgt is herhaling. Dat de kadastrale administratie onze vraag naar een paar namen, [mail]adressen en eventueel telefoonnummers ingegeven achtte door commerciële – dus winstgerichte – motieven, terwijl we enkel voor onze nog oudere en oudste dagen een bescheiden woning zochten waarin we zo lang als mogelijk zelfstandig zouden kunnen leven.
De bouwpromotoren en hun aandeelhouders daarentegen zouden dan enkel sociale doelen dienen die de gehele samenleving ten goede komen. Er hangt ons vooringenomenheid boven het hoofd als we in die verhouding enige scheefgroei, een structureel probleem, een dubbele moraal, een terugkerende ongelijke behandeling zouden durven zien.

Op zoek naar structurele oplossingen en het rechttrekken van wat we in ons kadastraal avontuur als incorrect hebben beleefd, plaats ik dit thema op de politieke agenda. We kunnen het er snel over eens zijn dat leegstand, laks patrimoniumbeheer en verwaarloosde woningen de gemeenten en steden ontsieren. Gekoppeld aan de chronische woningnood, poneer ik dat de particulier, de burger even vakkundig als de nu bevoorrechte bouwmaatschappijen kan bijdragen tot het opleven van kwalitatieve bewoning en van het straatbeeld. Mits vlotte [zij het blijvend gereglementeerde] toegang tot de noodzakelijke kadastrale informatie, is die burger beslist ook bereid daartoe de nodige investeringen te doen. Onze overheden mogen er zich terdege van bewust zijn dat leegstand een opgemerkte kwaal is. Langdurige leegstand is misbruik van ruimte, waarmee beleidswerkers best korte metten maken. Het na waarschuwing vrijgeven van gegevens aan burgers die interesse tonen in aankoop en renovatie kan beslist een frisse kapitaalinjectie in de bouw opleveren die gezond en democratiserend concurreert met een gangbare machtsconcentratie.

 

Willi Huyghe

steunen

Steun voor een nieuwe website

We hebben uw hulp nodig voor een essentiële opfrissing van de website. Om die interactiever, sneller en gebruiksvriendelijker te maken hebben we 30.000 euro nodig. Elke bijdrage, groot of klein, helpt. Met uw donatie ondersteunt u onafhankelijke journalistiek die de verhalen blijft brengen die er echt toe doen. Laat uw hart spreken.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!