Een briljante blog op Médiapart werpt een interessant licht op de zaak-Paty en haar nasleep. Het is een zeer uitvoerige tekst, die opgevat is als een dossier over de rol van Abdelhakim Sefrioui in deze kwestie. Dat dossier leest als een pleidooi ter verdediging van deze man, die nog steeds in hechtenis is als verdachte in de moordzaak. De auteur, Ali Omari, is mij niet bekend, maar de tekst is duidelijk geschreven door een geschoolde en ervaren jurist of door een professioneel team. Het materiaal waarop het dossier berust zijn alle mediaboodschappen in Frankrijk waarover de auteur kon beschikken – die uit de pers en ook de videootjes van de betrokkenen op het internet – en de verklaringen van de procureur inzake terrorismebestrijding. Welk beeld rijst op uit de bijzonder nauwgezette analyse? (1)
Abdelhakim Sefrioui
1. De omstreden lesgever Paty
Paty was al vijf jaar bezig met het soort les dat hem uiteindelijk het leven zou kosten en waarin hij omstreden Mohammedcartoons aan de leerlingen toonde. Zijn pedagogische aanpak lokte reactie uit van verschillende kanten: leerlingen en ouders, collega’s en onderwijsinspectie. Die drie actoren werken op elkaar in. Nadat de vader van een leerlinge, de als verdachte aangehouden, maar inmiddels vrijgelaten Brahim C., samen met de activist Sefrioui bij de directie is gaan klagen en gevraagd heeft om een tuchtsanctie tegen Paty, meldt de directie het probleem aan hogerhand. De inspectie contacteert daarop de vader, o.a. met de bedoeling het conflict te ontmijnen.
Toch wordt de pedagogische aanpak van Paty niet als onproblematisch afgedaan. Hoewel later het beeld ontstond dat Paty onvoorwaardelijk gesteund werd door de inspectie, waren de eerste berichten anders. Een inspecteur had “de regels van de neutraliteit en van de laïciteit “ in herinnering gebracht ten overstaan van Paty, wat suggereert dat er iets mis was. Dat wordt bevestigd en gedetailleerd door mails die recentelijk onder de aandacht gebracht werden door het weekblad Le Point, op 20 november. Het gaat om een correspondentie tussen de inspectie en de directrice van de school waarin de inspectie een onderhoud met Paty aankondigt “dat met name zal gaan over de regels van de laïciteit en de neutraliteit die Mr. Paty niet lijkt te beheersen”. De inspectie spreekt ook over “een onjuiste inschatting van de laïciteit en de neutraliteit” bij de leerkracht. Bovendien vindt de inspectie dat de problematische aanpak van Paty “met veel interesse moet worden gerapporteerd en bestudeerd, zodat er werkinstrumenten en hulpmiddelen uit kunnen voortkomen die nuttig zijn voor alle leerkrachten”.
Vanaf 8 oktober, de dag van het bezoek van Brahim C. en Abdelhakim Sefrioui aan de schooldirectie, begint ook een uitwisseling van mails tussen de directie en collega’s van Paty over de zaak. Uit deze correspondentie blijkt duidelijk dat de directrice en Paty erkennen dat hij de leerlingen die geschokt zouden kunnen zijn door de cartoons die hij ging tonen, voorstelde de klas te verlaten. Twee collega’s van Paty zetten zich in hun mail af tegen het tonen van de karikaturen en zijn voorstel aan de leerlingen om desgewenst weg te kijken of naar buiten te gaan. Ali Omari: “De gebruikte woorden klagen aan wat voor hen een invraagstelling is van de laïciteit, een teken van onverdraagzaamheid, van discriminatie en een vertrouwensbreuk ten opzichte van de families.”
2. De moslimactivist Abdelhakim Sefrioui
Hierover schrijft Ali Omari: “Nagenoeg helemaal onbekend bij het grote publiek en tot dan toe onbestaande voor de media, geraakte Abdelhakim Sefrioui, van wie het militante engagement teruggaat tot de jaren ’80, al gauw midden in een lynchcampagne van de media. Van het vrijwel totale doodzwijgen in de media van zijn militantisme tot breedvoerige en soms zelfs smadelijke uiteenzettingen, via het complete gamma van nooit toegelichte kwalificaties als ‘islamist’, ‘salafist’, ‘geradicaliseerd’, ‘fiche S’ en dergelijke is het van bij het begin zijn vermoeden van onschuld dat ontkend wordt. Hij leek de ideale schuldige van een misdaad waaraan hij geen deel had, en waar hij nooit toe had opgeroepen, niet met wensen, niet met concrete daden die reconstrueerbare feiten vormden, en zelfs niet impliciet.”
Het onderhoud dat hij samen met de ouder Brahim C. had met de schooldirectie, op 8 oktober, was een normaal gesprek, waarbij klagers een sanctie vroegen en de directie de boot afhield, maar zei de zaak te zullen doorgeven aan hogerhand. Wel sprak Sefrioui over Samuel Paty als een “voyou”, een persoon van verwerpelijke moraliteit, een schoft. Daarna, op 11 oktober, publiceerde Sefrioui op Youtube een videofilmpje over de zaak. Dat begint met de volgende woorden van de maker: “Assalamu aleykum. We zijn hier voor het college van Bois d’Aulne in Conflans-Sainte-Honorine, daar waar nog steeds verwerpelijke dingen gebeuren. Wat we deze week meegemaakt hebben is simpelweg de reactie van een schoft op die oproep van Meneer de President van de Republiek om moslims te haten, om tegen moslims te strijden, om moslims te stigmatiseren. We wachten nu al 45 minuten hier in de kou, omdat de directrice zogezegd in vergadering is. Ze hebben ons zelfs niet toegestaan in de hal te wachten. Dat is nu dus al 45 minuten.”
In een volgende sequens van de video luidt de tekst: “ Wij waren vertrokken, Ibrahim, de vader van de kleine Z. en ik in naam van de Raad van imams van Frankrijk, om met het bestuur van het college te spreken. Zoals ik eerder al zei aan de ingang van het college, lag er al een gebrek aan respect aan de basis toen ze ons een uur in de kou en in de wind lieten wachten. Toen we binnen toegelaten werden, hebben we de ernst van de zaak toegelicht. Maar dat leek de directrice verder niet te schokken, evenmin als de CPE. Blijkbaar waren ze op de hoogte. En dat gebeurde al sinds vijf tot zes jaar. Dat maakt dus dat al vijf tot zes jaar lang kinderen van twaalf tot dertien jaar oud, moslims, geschokt worden, agressief behandeld worden, vernederd worden tegenover hun kameraden. Want dat is wat ze ons gezegd hebben, die met wie we gesproken hebben. En dat stelt geen enkel probleem.
Dus hebben we uitgelegd dat we niet akkoord gingen, en onze, ik zal maar zeggen verbijstering, uitgedrukt over het feit dat de administratie dat allemaal kon weten en het tolereren. Men heeft ons zelfs uitgelegd dat het op de website van het schoolprogramma staat. Dus hebben we haar een ding laten weten, namelijk dat wij, de Raad van imams van Frankrijk en de moslims van Frankrijk, dit soort onverantwoordelijke en agressieve gedragingen, die geen respect hebben voor het recht van de kinderen om hun psychologische integriteit te hebben en te bewaren, categoriek afwijzen. Dus wij eisen, wij hebben geëist dat die schoft onmiddellijk zou worden geschorst, want hij was geen leraar, een leraar is iets heel anders, dat is een heel nobele functie. Dat geldt trouwens voor een groot deel van de leerkrachten die respect hebben voor hun werk, die eerbied hebben voor het doel van hun werk.
Pas op het einde van het gesprek hebben we begrepen dat er van de school uit niets ging gebeuren. Dat heeft men ons gezegd. Maar ze heeft ons ook gezegd dat ze de informatie naar hogerhand zou doorgeven.”
Ali Omari becommentarieert: “Ondanks de uiteenlopende standpunten is dit gesprek volkomen normaal beëindigd. De directrice heeft geen klacht neergelegd over wat voor haar een normaal gesprek was. (…) Acht dagen zullen voorbijgaan tussen dit gesprek en de aanslag door de terrorist Anzorov zonder dat dit gesprek op enige wijze aanleiding was tot iets anders dan de interventie van de inspectie, in de lijn van wat de directrice beloofd had aan de twee mannen, namelijk dat ze de informatie naar boven zou doorgeven.”
Na een analyse van de video die Sefrioui op 11 oktober online plaatste, komt Omari tot het besluit dat die niets bevat dat de beschuldiging van medeplichtigheid aan een terroristische aanslag ondersteunt. Er is geen enkele oproep tot geweld, alleen tot actie binnen een legaal kader, en de naam van Paty wordt nergens vermeld. Er is in het algemeen ook geen enkele aanwijzing dat Sefrioui de moordenaar van Paty kende of er ooit contact mee had. Omari: “Anzorov heeft een opportunistisch gebruik gemaakt van de informatie in deze polemiek om zijn misdaad te begaan, waar Abdelhakim Sefrioui geen weet van kon hebben en die hij zich zelfs niet kon voorstellen.”
“Wie is Abdelhakim Sefrioui, bedenker van de aanslag in Conflans?” (SIC!!!)
3. Het falen van de veiligheidsdiensten en de zondebokstrategie
Als moslimactivist werd Sefrioui uiteraard in het oog gehouden door de veiligheidsdiensten. (Hij is o.a. stichter van de organisatie Cheikh Yassine, genoemd naar de door Israël vermoorde stichter van Hamas, een organisatie die in de nasleep van de moord op Paty nu gauwgauw verboden is door de pro-zionistische regering van Frankrijk.) De veiligheidsdiensten moesten zich ook bekommeren om de bedreigingen aan het adres van Paty. Dat zij de moord op de leerkracht niet hebben kunnen voorkomen, is een pijnlijk falen. Alexandre Langlois, secretaris-generaal van de politievakbond Vigi en agent van de territoriale inlichtendienst die de zaken volgde, verklaarde dat de moord had kunnen worden voorkomen als er een betere coördinatie tussen de verschillende diensten geweest was. “We hebben niet alles gedaan wat binnen onze mogelijkheden lag.”
Het werk dat de inlichtingendiensten deden pleit indirect Sefrioui vrij. Hij stond immers onder verscherpt toezicht, werd nauwgezet gevolgd. Zijn bezoek samen met Brahim C. aan de schooldirectie was bekend, de video die hij online plaatste en die vijf dagen bleef staan, was uiteraard niet onopgemerkt. Dat dat geen aanleiding was tot interventie spreekt in het voordeel van de activist. Er was blijkbaar niets illegaals en er dreigde ook niets illegaals. Ondertussen was de ‘geradicaliseerde’ Anzorov op twitter actief, maar zagen de veiligheidsdiensten niet tijdig wat er op komst was.
Omari besluit dat er geen redenen zijn om Sefrioui te beschuldigen, maar meent dat dat toch gebeurt om de verontwaardigde publieke opinie af te leiden van het falen van de overheid en de emoties te richten op de moslimactivist Sefrioui, die nu als zondebok moet dienen.
4. De inmenging van de politiek in het recht
Omari merkt op dat er problematische zaken gebeurd zijn in de nasleep van de moord op Paty, en daarin heeft hij zeker gelijk. Ondanks het principe van de scheiding der machten en dat van het vermoeden van onschuld werd de moord op Paty op gênante wijze misbruikt voor politieke inmenging in het recht. Zo was er de minister van binnenlandse zaken, Darmanin, die in de media Brahim C. en Abdelhakim Sefrioui ervan beschuldigde een fatwa te hebben uitgesproken tegen Samuel Paty. (2) Van die fatwa is nergens een spoor, en het is ook niet aan een minister om zich te mengen in een lopend gerechtelijk onderzoek of daarover uitspraken te doen. In feite is dit stemmingmakerij, want het woord fatwa roept meteen de Rushdie-affaire voor de geest, waarin vanuit Iran een doodvonnis werd uitgesproken omwille van de publicatie van een tekst, met internationale verontwaardiging als gevolg. Maar de klacht van Brahim C. en Sefrioui betrof iets heel anders, namelijk de pedagogiek in een school, waarbij afbeeldingen getoond werden die kwetsend waren voor moslimkinderen en waarbij segregerend gewerkt werd. Een zeer relevante klacht, ook in het licht van de laïciteit, zoals de reacties van de inspectie ook onderstrepen. Geen klacht over blasfemie dus, maar over pedagogiek, en zeer terecht, lijkt me.
Dan was er ook nog de Franse president in hoogsteigen persoon die het recht aan zijn schoenen lapte door publiekelijk beschuldigingen uit te spreken terwijl het gerechtelijk onderzoek nog liep. Hij verklaarde dat Sefrioui “direct betrokken” was bij de moord op Paty, wat helemaal ingaat tegen het principe van het vermoeden van onschuld tot de schuld bewezen is.
Omari verwijst ook naar een opiniestuk van de advocaat Vincent Brengarth in Libération van 2 november. ( ) Die waarschuwt ervoor dat de politieke klasse een steeds sterkere tendens vertoont om de regels van de rechtsstaat hinderlijk te vinden en opzij te schuiven als het gaat om zogenaamde ‘vijanden van de natie’ en strijd tegen het terrorisme. Altijd maar zwaardere repressie is het antwoord op terroristische aanslagen, waarbij de bewijsvoering steeds slapper wordt. Vermoedens, zelfs ongegronde, worden gebruikt als beschuldiging, en er worden nieuwe begrippen ingevoerd die als slecht omschreven delicten gaan dienen, zoals ‘terroristische vereniging van boosdoeners’ en ‘separatisme’. Er wordt steeds meer vervolgd en er worden steeds zwaardere straffen uitgesproken voor wazige beschuldigingen. “We constateren dus dat op onremedieerbare wijze het recht en de rechter, laatste wallen tegen de willekeur, zelf beginnen te buigen.”
Advocaat Brengarth herinnert aan de woorden van Manuel Valls in 2016 i.v.m. het terrorisme: “Er kan geen enkele uitleg zijn die meetelt. Want uitleggen, dat is al een beetje willen verontschuldigen.” Tegenover dit louter repressieve standpunt dat zich niet wil bezighouden met de oorzaken van terroristische misdaden pleit Brengarth voor een veelvormige aanpak die ook sociaal-economische factoren, de versterking van de democratische instellingen de strijd tegen onverdraagzaamheid en sensibilisering omvat. Hij wijst op het contraproductieve van gevangenisstraffen en op de ultramediatisering van het terrorisme, die dat terrorisme wellicht juist aanwakkert.
Omari verwijst verder ook naar de verklaring van Amnesty International op 3 november die waarschuwt voor de aantasting van de mensenrechten in de Franse reactie op de moord op Paty. De organisatie ziet de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van vereniging, het principe van niet-discriminatie en van niet-uitwijzing naar landen die folteren of de doodstraf hanteren bedreigd worden in Frankrijk. Een krasse waarschuwing! (3)
5. Sefrioui: een politieke gevangene?
Abdelhakim Sefrioui wordt al meer dan een maand in geïsoleerde opsluiting gehouden. De vraag is waarom. Tot nu toe is niet duidelijk welke zwaarwegende beschuldigingen tegen hem hard kunnen worden gemaakt. In het relaas van Omari is hij gewoon een burger die van zijn rechten gebruik maakt en dat op volkomen legale manier.
Maar evenzeer is duidelijk dat Sefrioui een onderdeel is van een politiek spel van de Franse top. Hem vrijlaten zou zowel de president als de minister van binnenlandse zaken, die allebei voortvarende, wilde uitspraken over de gearresteerde gedaan hebben, in diskrediet brengen en hun politieke campagne tegen de binnenlandse vijand die het islamisme zou zijn, ontkrachten. En wie tegen de beide heren zou willen ingaan, moet vrezen voor zijn verdere carrière, zo mag je vermoeden.
Zolang er geen duidelijke, harde bewijzen van illegale handelingen van Sefrioui op tafel gelegd worden, moeten we hem, zo denk ik, zien als een politieke gevangene in de steeds verder afbrokkelende Franse democratie.
Dit artikel van Ali Omari verscheen in eerste versie op 14 november 2020, maar kreeg nog belangrijke toevoegingen op 18 en op 24 november.
(3) https://www.amnesty.org/download/Documents/EUR2132812020FRENCH.PDF