Meneer Linh is een oude man. Dat is niet altijd zo geweest. Toen hij jong was woonde hij in een dorp met huizen gemaakt van hout en riet. Wanneer hij terugdenkt aan zijn geboortegrond ziet hij nog steeds de ‘zonovergoten ochtenden, de trage, vredige tred van de buffels door de rijstvelden, de wijkende schaduw van grote banianbomen aan de rand van zijn dorp en de blauwe nevel die tegen de avond uit de bergen afdaalt’ Generaties lang bewerkten hun handen de vruchtbare gronden.
Zelfs wanneer oorlog hun land teisterde vertrokken meneer Linh’s kinderen op hun beurt elke ochtend naar hun werk. Op de tiende dag na de geboorte van meneer Linh’s kleindochter, Sang Diû gebeurde er iets vreselijk. Het jonge gezin was ‘s avonds niet teruggekeerd. Meneer Linh’s kinderen hadden een bomaanslag niet overleefd. Een eind verder weg vond meneer Linh zijn kleindochter, Sang Diû. Ze was ongedeerd. Daarop besloot hij zijn land te ontvluchten.
Een maand later stapt hij aan boord van een boot. Hij staat tussen vele lotgenoten, allemaal op de vlucht voor de oorlog die hun land verwoest. Wanneer ze aankomen in Frankrijk is Sang Diû twee keer zo oud als bij het inschepen.
Ze ondergaan het lot dat hen wordt voorgeschreven en komen eerst terecht in een slaapzaal. Hij kan maar moeilijk aarden aan de nieuwe omgeving, aan de lucht van het nieuwe land en de drukte in de straten, aan de mensen die hij niet kent en de fletse smaak van dit nieuwe leven.
Op een dag ontmoet hij meneer Bark. Meneer Linh en meneer Bark begroeten elkaar beleefd. Het is een eenvoudige beleefdheid, een ietwat ouderwetse zelfs. Beide mannen zijn in de herfst van hun leven, een leven dat hen diep heeft gekwetst. Het meeste dierbare is hen ontnomen en dat verdriet gaapt als een immens gat in hun hart. Je ontwaart een vriendschap als bij een zandloper waarbij elke zandkorrel traag door de hals zich vervoegt bij de andere korrels. Ze spreken niet dezelfde taal. Ze begrijpen elkaars woorden niet maar deze vriendschap behoeft geen woorden.
Het doet me denken aan onze ontmoetingen in Duinkerke. Onlangs nog merkte ik op dat ik nauwelijks iets weet van de familie die we al maanden opzoeken. Het is nauwelijks te vergelijken met ontmoetingen gebaseerd op een gemeenschappelijke taal waar je op korte tijd heel veel van elkaar kan te weten komen. Dit is anders. Dit is gebaseerd op een glimlach, naar elkaar kijken en zorgen voor elkaar. Met kleine woorden en klanken, en met behulp van gebaren leer je elkaar beter kennen. Het is telkens een blij weerzien terwijl afscheid nemen zwaar valt. Je sluit de andere helemaal in je hart. Vriendschap zonder taal. Het is eenvoudig. Soms is het zelfs zo dat je er niets noemenswaardig kan over vertellen, alleen maar voelen: ongerustheid, wanhoop, blijdschap, machteloosheid. Zo kan vriendschap nu eenmaal zijn, niet spectaculair maar gewoon, puur.
Meneer Linh is een zachte man. Hij vraagt niet zo veel maar wat voor hem van belang is past niet altijd in systemen die hij moet doorlopen. Zo wordt de slaapzaal op een dag gesloten. Hij wil er niet weg want dan zal hij zijn vriend niet meer kunnen ontmoeten.
Het toont aan dat asielzoekers in situaties terecht komen waar het soms moeilijk is om te aarden. Zo’n protocol houdt geen rekening met persoonlijkheden of tradities. Dezelfde tradities waar we zo gek van zijn wanneer we op reis gaan naar een vreemd land. Misschien hou je van een rustige cadans in het leven, of ben je heel chaotisch. Plots moet je eten op een bepaald uur en moet je inboeten op vrijheden. Soms kom je compleet vast te zitten en weet je op voorhand niet voor hoe lang. Je wordt afgesloten van de buitenwereld en alles wat ooit houvast voor je is geweest is plots ontoereikend. Systemen oefenen controle uit. Je persoon vervaagt, de vage schim die je in de spiegel ziet is nog een lauw afkooksel van jezelf.
Integratie gaat om zo veel meer dan aanpassen in één richting. Het gaat om kleine sociale interacties, over intimiteit in relaties, over kadootjes, een aanraking en een vriendelijke goedendag.
Integratie gaat over vrienden die je meenemen naar de stad. Het is een zoektocht naar waar levens kruisen en samenkomen. Misschien werken jullie beiden graag in de moestuin of maakt jullie hart een sprongetje bij het praten over de evolutietheorie. We vergeten onszelf in de puurste vorm te projecteren op de persoon die voor ons staat.
We kijken naar vluchtelingen, ver weg van hun land. We kijken misschien wel naar hen alsof ze maagdelijk uit de hemel zijn komen vallen. Maar ze zijn veel meer dan wat je op het eerste zicht te zien krijgt. Ze zijn een bron aan cultuur dat door oorlog stuk is gemaakt. Het leeft in elk van hen. Ze zijn een voor een uniek, even uniek als jij en ik.
Het meisje van meneer Linh is een prachtig boek, ontroerend ook. Ik zou het honderd keer kunnen herlezen. Ik raad het dan ook honderd keer aan.
Het kleine meisje van meneer Linh, Philippe Claudel. Uitgeverij : Bezige Bij