De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Illustratie

Galg of ridderorde, dat is de kwestie.

vrijdag 31 mei 2024 19:50
Spread the love

Daar zat hij dan in zijn glazen kooi, SS-functionaris Otto Adolf Eichmann. Al vermoedend wat het vAdolf Eichmannerdict zou zijn: schuldig aan de dood van miljoenen joden. Met de doodstraf door ophanging op 1 juni 1962 als slotscene. Het was een showproces daar in Jeruzalem. Om de wereld te tonen welke wreedzaamheden het joodse volk is aangedaan. Met in de hoofdrol een man, een afschrikwekkend doodnormale man. Geen monster, die geleefd zou hebben als een tijger in de jungle, zoals de openbare aanklager Gideon Hausner is zijn beginrede ten toon spreidde. Maar een mens die in een misdadig rechtsorde terecht was gekomen: waar goed niet meer goed was, maar het kwade nu goed was en de rode draad door het leven van zoveel mensen werd.

Een radertje in een moordmachine die nazi Duitsland was. Dat radertje maakte hem machteloosheid en ontsloeg hem van alle verantwoordelijkheid. Dit beeld schetste Eichmann van zichzelf. Of was hij meer dan ‘een radartje’? Was hij een idealist of eerder een passieve volgeling? Speelde zijn geweten nooit op, van deze man, die samen met zijn dienst de joden via treintransport liet afvoeren naar de massavernietigingskampen.

Hannah ArendtHet lijkt erop dat hoe meer we proberen te begrijpen van hoe een mens tot zo’n wreedheden in staat is, hoe groter het onbegrip wordt. Of toch niet? Onderstaand interview met een denkbeeldige filosoof Hannah Arendt (1906 – 1975) is een poging om te begrijpen.

Belangrijke nood: De lezer moet rekening houden met het gegeven dat dit interview een interpretatie is van de auteur, moraalfilosoof Daisy Bekaert. Deze laatste baseert de antwoorden van Hannah Arendt op haar boek ‘Eichmann in Jeruzalem – de banaliteit van het kwaad’. Hierbij zijn de antwoorden vaak letterlijke quotes uit haar boek. Niettemin kan de schrijver niet weten wat de filosoof Hannah Arendt echt zou hebben geantwoord op de vragen. Dit interview moet dus gezien worden als een persoonlijke analyse van het werk van Hannah Arendt door de auteur. Voor discussie vatbaar dus.

Wat hield de job van Eichmann in?          

Samen met zijn bureau regelde hij het treintransport naar de massavernietigingskampen. De plaats van bestemming werd wel niet door hem bepaald. Verder moest er beslist worden hoeveel joden er uit een bepaald gebied konden worden weggevoerd. Hierbij rekening houdend met de voorschriften en richtlijnen die golden voor elk land met betrekking tot de verschillende categorieën joden. Met daarbij in het achterhoofd houdende dat er geen laadruimte mocht worden verspild. Er moesten dus altijd genoeg joden op de verzamelpunten klaarstaan.

Daarnaast moest er overleg worden gepleegd met de spoorwegautoriteiten en het ministerie van Verkeer over de benodigde transportmiddelen en het afstellen op de dienstregelingen van een bepaald land. Ten slotte moest zijn bureau zich bezighouden om de autoriteiten in de bevriende of bezette landen ertoe te bewegen zelf het arrestatiewerk ten hand te nemen (Arendt, 261 – 262).

Wie was Eichmann voor zijn nazi-carrière?

Hij omschreef zijn jeugd als ellendig. Zijn opleidingen had hij niet afgemaakt. Hij loog hier ook over: zo stond er op al zijn officiële papieren, machinebouwkundig ingenieur als beroep. Door zijn vader vond hij werk, in zijn mijnbedrijf, eerst als arbeider en dan verkoper. Later kon hij eveneens door hulp van familie aan de slag gaan als vertegenwoordiger bij de Oostenrijkse ‘Vacuum Oil company’.

Eichmann stond dus weinig zelfstandig in het leven. Hij voelde zich het prettigst als lid van bonden en verenigingen. Het toetreden tot de NSDAP (Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij) in april 1932 was dan ook een logische stap voor hem (Arendt, 88 – 93). Maar deze verbondenheid bleef gelukkig niet duren en toen op de 8ste mei 1945 Duitsland verslagen was, betekende dit het volgende voor hem:

“Ik besefte dat mijn persoonlijke leven moeilijk zou worden nu ik geen leider meer had, dat ik geen richtlijnen, geen bevelen meer kreeg om op te volgen, dat er geen duidelijke verordeningen meer bestonden. Kortom dat er een tot dusver onbekend leven voor mij lag.” (Arendt, 93)

Naast deze reden, wat waren nog motieven voor hem om bij de nazi – partij te gaan?

Hijzelf verklaarde dat het door: de werkloosheid, de vernedering van het verdrag van Versailles en het plots door de partij te worden opgeslokt kwam. Maar dit zijn allemaal clichés. Uit overtuiging was het ook niet. Hij kende het partijprogramma niet eens. Een overtuigd partijlid is hij ook nooit geworden (Arendt, 94).

Waarom dan wel?

Hij was een ambitieuze jongeman geweest, die van zijn baan als vertegenwoordiger mooi genoeg had. Vanuit een onbeduidend bestaantje had de wind van het tijdsgewricht hem naar het middelpunt der historie geblazen, of liever naar wat voor hem het middelpunt der historie was: de ‘Bewegung’, die nooit stilstond en waarin iemand als hij, een mislukking in de ogen van familie en maatschappij en derhalve ook in eigen ogen, nog eens van voren af aan kon beginnen en waarin hij het ten slotte toch nog tot iets kon brengen (Arendt, 94-95).

Eichmann werd omschreven als een expert. In wat precies?

De joden verklaarden dat zij bereid waren aan ‘de oplossing van het joodse vraagstuk’ mee te werken. Dit betrof in de beginfase gedwongen emigratie en hierbij het zoeken naar ‘vaste grond onder de voeten’. Eichmann ging zich inlezen in het zionisme. Hiervoor las hij prominente zionistische boeken, zoals bijvoorbeeld: Theodor Herzls, Judenstaat, Adolf Böhm, ‘Zionismus’,… En hij bestudeerde de organisatie van de zionistische beweging (partijen, jeugdgroepen, etc.). Met deze kennis kreeg hij de opdracht om te spioneren in zionistische bureaus en vergaderingen. En dit alles maakte hem de geschikte persoon om contacten te leggen met Joodse functionarissen (oudgedienden en prominente zionisten). In de beginfase van zijn nieuwe functie bij de SD ging Eichmann met hun onderhandelen om de joden door emigratie uit Duitsland te krijgen en hun verlangen in te willigen om ‘eigen grond, een eigen land onder hun voeten te geven’. Maar nogmaals, dit was geen vrijblijvende emigratie, deze was gedwongen (Arendt, 104 – 106).

In Oostenrijk werd het startschot gegeven. Maart 1938. Hij moet zich daar volledig in het werk hebben gestort om te bewijzen dat hij wel iets kon, en het succes bleef niet uit: binnen de tijd van acht maanden verlieten 45 000 joden Oostenrijk, terwijl in diezelfde tijd niet meer dan 19 000 uit Duitsland wegtrokken; in minder dan achttien maanden was Oostenrijk van ten naaste bij 150 000 mensen gereinigd, ongeveer 60 procent van de joodse bevolking, de talrijke gedoopte joden daarbij inbegrepen, en zij allen hadden het land op ‘legale’ wijze verlaten; na het uitbreken van de oorlog zijn er nog circa 60 000 ontsnapt.

Hij werd uiteindelijk geprezen om zijn veelomvattende kennis der organisatievormen en wereldbeschouwing van de tegenstander, het jodendom (Arendt, 108 – 109).

Maar aan die joodse emigratie komt een eind en gaat men over op de fysieke vernietiging. Wanneer was dit?

In de herfst van 1941 werd iedere vorm van joodse emigratie verboden. Toen was er wel nog geen bevel tot de fysieke vernietiging. Niettemin werden er al joden in getto’s geconcentreerd of domweg afgemaakt door de Einsatzgruppen. Begin augustus 1941 werd Eichmann bij Gestapo – leider Reinhard Heydrich geroepen. En deze zei even later in de bespreking over het joodse vraagstuk het volgende: “Der Führer hat die physische vernichtung der Juden befohlen.” (Arendt, 164).

Wist Eichmann dat de transporten die hij organiseerde naar de massavernietingskampen gingen?

Ja, hij heeft enkele inspectiereizen ondernomen naar deze kampen. Hij moest bijvoorbeeld een inspectiereis doen naar het vernietigingscentrum in Kulmhof. De vergassingsmethode die daar werd gebruikt was anders: men bediende zich van vergassingswagens in plaats van gaskamers. Wat Eichmann te zien kreeg zag er als volgt uit: de joden bevonden zich in een grote ruimte; men beval hen zich uit te kleden; dan reed er een vrachtwagen voor, die vlak voor de deur van deze ruimte stilhield, en de naakte joden moesten instappen. De deuren werden gesloten en de wagen reed weg.

Op de vraag hoeveel mensen er in zo’n vrachtwagen gingen gaf Eichmann te Jeruzalem het volgende antwoord:

“Ik zou het niet precies kunnen zeggen. Ik heb er niet eens goed naar kunnen kijken, ik heb niet aldoor gekeken. Ik kon het niet… ik kon het gewoon niet. Dat gegil en – ik was veel te opgewonden en zo, dat zei ik ook tegen Müller toen ik hem na afloop rapport uitbracht. Aan dat rapport van mij heeft hij niet veel gehad. Ik ben toen achter die wagen aan gereden met een van die mensen natuurlijk die daar de weg wisten-, en toen zag ik iets dat vreselijker was dan alles wat ik ooit had gezien. Die vrachtwagen stopte bij een langwerpige kuil, de deuren werden opengemaakt, en toen werden de lijken naar buiten gegooid… ’t was alsof ze nog leefden, zo soepel waren de ledematen nog. In die kuil werden ze gegooid – ik zie nog hoe een man in burger met een tang tanden en kiezen trekt, aan de lopende band – en toen ben ik ervandoor gegaan. Sinds die tijd kon ik urenlang in mijn wagen zitten zonder een woord met mijn chauffeur te spreken. Ik had m’n portie gehad. Ik weet alleen nog dat er daar een dokter was, in een witte jas… die vroeg me of ik soms door het kijkgat naar binnen wilde kijken, terwijl die mensen erin zaten. Daar heb ik toen voor bedankt. Ik kon het niet, ik kon geen woord meer uitbrengen,… Ik moest gewoon weg.” (Arendt, 170 – 171).

Door deze gruwelijke inspectiereizen kan een mens de werkelijkheid toch niet meer negeren. Eichmann moet hier toch beseft hebben dat ze moreel fout bezig waren?

Een mens in een normale rechtsorde die de mensenrechten respecteert zou hiervan uitgaan. Maar in dit regime waren leugens schering en inslag en deze leiden tot zelfbedrog, bijvoorbeeld het fenomeen van de ‘Sprachregelung’. Er werden camouflagetermen gebruikt voor het moordbedrijf: deportatie werd omschreven als ‘Umsiedlung’, verhuizing naar elders. De ‘Endlösung staat voor ‘de uiteindelijke oplossing’. Het beoogde uiteindelijke effect van dit systeem van ‘geregelde taal’ was niet de vernietigingsdeskundigen blind te maken voor de aard van hun bedrijf, maar wel te verhinderen dat ze het met de oude, ‘normale’ voorstellingen van moord en leugen in verband zouden gaan brengen (Arendt,166 – 168).

Er werden ook allerlei tactieken door de leidinggevende gebruikt om gewetensproblemen te onderdrukken bij deze mannen die geen gemene boeven, en evenmin geboren sadisten of anderszins perverse figuren waren.  Himmler bijvoorbeeld bedacht hiervoor slogans: “mijn eer is loyaliteit”, “wij weten dat wij iets ‘bovenmenselijk van u vergen; wij eisen van u dat gij ‘bovenmenselijk onmenselijk’ zijt”. Ook had hij een zeer effectieve truc om het medelijden niet meer naar een ander te richten, maar naar de persoon zelf. Met als gevolg dat een moordenaar, wanneer hij weer eens de gruwelijkheid van zijn daden besefte, niet meer zou denken: ‘Wat doe ik eigenlijk?!, maar: “Wat ik bij de vervulling van mijn verschrikkelijke plicht niet allemaal moet doorstaan!”

En ten slotte nog een effectieve middel om het gewetensvraagstuk op te lossen, was te stellen “het is oorlog en daar hoort nu eenmaal dood bij” (Arendt, 194 – 196).

Niettemin wist Eichmann wel dat de massavernietingskampen moreel fout waren, want op een gegeven moment getuigde hij dat wie de joden zo vermoord ofwel krankzinnig of sadistisch wordt. En spreekt hij zijn verontwaardiging uit tegen een commandant: “Hoe kunnen ze dit doen?” (Arendt, 172).

Vond Eichmann zichzelf schuldig?

Op alle 15 punten van de aanklacht zei Eichmann onschuldig te zijn. Hij stelde dat de aanklacht wegens moord onjuist was, omdat hij met het direct ombrengen van joden niks te maken had. Hij zei ook nooit een bevel te hebben gegeven een jood te doden (Arendt, 78 – 79).

Zou Eichmann wel schuld hebben bekend als hij aan medeplichtigheid aan moord was beschuldigd?

Hij heeft effectief gezegd dat hij schuldig is aan medeplichtigheid. Niettemin ging hij dit meteen nuanceren: hij had alleen maar hulp en ondersteuning geboden. Verder stelde hij ook dat hij volgens de destijds geldende naziwetten niks strafbaars had gedaan. Het ‘Fuhrerbefehl’ was nu eenmaal de spil van de geldende rechtsorde. Het was zijn plicht geweest te gehoorzamen en dat hij gedaan had wat toendertijd als deugd, maar nu ‘door de overwinnaar als misdaad’ werd beschouwd. De advocaat van Eichmann, dokter Servatius omschreef het als volgt: “Galg of ridderorde, dat is de kwestie.”

Wat hij gedaan had, had hij gedaan, hij wilde het niet ontkennen. Na de oorlog was hij ondertussen tot nieuwe inzichten gekomen, maar spijt had hij niet. Hierover zei hij het volgende: “Reu eist et was fur kleine kinder.” (Arendt, 79).

De aanklager, Hausner ging hem tijdens het proces voorstellen als een monster. Was Eichmann normaal op ethisch gebied?

Een vraag die we beter eerst kunnen stellen vooraleer deze te beantwoorden is: “Wat is een normaal mens op ethisch gebied?”

En dat is?

Dit is een individu dat noch zwakzinnig, noch ideologisch geïndoctrineerd, noch cynisch is en absoluut in staat is goed van kwaad te onderscheiden (Arendt 85 – 86).

Conclusie?

Verschillende psychiaters gaan stellen dat hij normaal is. De logica is dan dat hij goed van kwaad kan onderscheiden, maar gezien de misdadige feiten en zijn niet schuldbesef, stellen de rechters en de aanklager op het proces in 1961 te Jeruzalem dat hij een leugenaar is. Maar hier werpt zich een groot ethisch probleem op: “Wat als normale mensen goed en kwaad niet altijd van elkaar weten te onderscheiden?” (Arendt, 84 – 86).

Haatte Eichmann de joden?

Nee niet allemaal, hij had voor de zionisten veel respect, want zij waren idealisten zoals hijzelf. De assimilanten heeft hij steeds veracht (Arendt, 106).

Wat begrijpt Eichmann onder ‘idealisme’?

Voor hem was het niet voldoende om in een ‘idee’ te geloven of geen steekpenningen aan te nemen. Nee, een idealist was iemand die voor zijn idee leefde. Iemand die geen ander beroep kon hebben dan een dat ondergeschikt was aan die idee en die bereid was alles (en meer speciaal: allen) aan zijn idee op te offeren (Arendt, 106).

Dus Eichmann was toch een idealist, want je stelde reeds dat hij niet uit overtuiging toetrad tot de nazi partij?

Eichmann zegt dit misschien, maar een groot talent van Eichmann of eerder ‘karakterfout’ was ‘opschepperij’ (Arendt, 112).

Je somt in je boek inderdaad twee karakterfouten van Eichmann op: opschepperij en een totaal onvermogen een zaak uit het oogpunt van een ander te bezien. Hoe uitte zich dit?

Wat betreft opschepperij had hij tijdens de laatste oorlogsdagen tegen zijn mensen gezegd: “Ik zal vrolijk in mijn graf springen, want het bewustzijn vijf miljoen joden op mijn geweten te hebben, geeft me een gevoel van grote voldoening.” In de beruchte interviewsessies te Argentinië tussen Eichmann en Nederlands journalist en neo-nazi Willem Sassen (1918 – 2002) ging hij deze uitspraak, 12 jaar na datum nog eens herhalen. Natuurlijk was deze uitspraak onwaar, maar hij bleef deze noodlottige uitspraak tegen iedereen herhalen. Eichmann had dus een enorme geldingsdrang (Arendt, 112 – 113).

Dit is toch onbegrijpelijk. Hoe kan iemand zo opscheppen over zo’n bovenmenselijk belastende situatie? Je kan hier toch onmogelijk trots op zijn als je een geweten hebt?

Ik begrijp je verontwaardiging, maar zoals reeds aangehaald was hij een mislukkeling in de ogen van zijn familie. Bij de nazi-partij had hij eindelijk een betekenis. En dit stimuleerde zijn grootspraak.

En wat zijn geweten betreft. Hij hoefde zijn oren niet te sluiten voor zijn geweten. Niet omdat hij geen geweten had, maar omdat de stem van het geweten in hem precies zo sprak als de stem van het Duitse establishment: het antisemitisme en het niet veroordelen van de massavernietigingskampen (Arendt, 224).

Maar aangezien hij zijn oren niet hoefde te sluiten voor zijn geweten, was zijn geweten in perfecte harmonie met de nazi-ideologie. Dan ben je toch wel degelijk een idealist?

Eichmann zat in een systeem van misdadigheid; “Er werd voor hem gedacht. Niemand heeft hem op die misdadige werkzaamheden gewezen. Tijdens het proces in Jeruzalem werd gezocht naar dergelijke ‘vermanende stemmen’. Men voerde een protestantse geestelijke Propst Heinrich Grüber aan. Hij behoorde tot de numeriek zwakke en politiek onbetekende groep van personen die principieel en niet op grond van nationalistische overwegingen tegen Hitler gekant waren en wier houding ten aanzien van het ‘joodse vraagstuk’ steeds ondubbelzinnig was. De advocaat van Eichmann, Robert Servatius stelde volgende vragen om te ontdekken of deze man als vermanende stem had gefungeerd: “Hebt u geprobeerd hem te beïnvloeden? Hebt u hem er krachtig op gewezen dat zijn houding ethisch niet verantwoord, ja immoreel was?” Hierop antwoordde de man: “Daden zijn belangrijker dan woorden.” Waarmee hij bedoelde: “Woorden zouden nutteloos zijn geweest.” (Arendt, 229 – 232).

Niettemin een volwassen moreel mens heeft toch geen ‘vermanende stem’ nodig om ethisch te reflecteren?

Hierin onderschat je terug de invloed op een mens als je in een tijd leeft van door de staat gelegaliseerde misdaden.

Immanuel KantEichmann verklaarde dat hij zijn leven lang aan de ethische eisen van Duits filosoof Kant (1724 – 1804) had gehoorzaamd: de Kantiaanse plichtsopvatting. Uit zijn daden blijkt toch dat hij geen goede visie had van de ‘categorische imperatief’?

Ik begrijp dat je dit opmerkt, omdat in Kants zedenleer het oordeelsvermogen van de mens zelf zeer belangrijk is. Terwijl bij Eichmann net ‘blinde gehoorzaamheid’ centraal stond. Nochtans wist hij een vrij nauwkeurige definitie te geven van de categorische imperatief: “het principe van mijn willen en streven, moet zo zijn dat het te allen tijde verheven kan worden tot het principe van een algemene wetgeving.”

Tijdens het proces verklaarde Eichmann dat vanaf het moment dat hem de taak van de Endlösung was opgedragen hij niet meer volgens Kantiaanse principes had geleefd. Daarvan was hij zich bewust geweest, en hij had zich getroost met de gedachte dat hij nu eenmaal niet langer ‘zijn eigen meester’ was – ‘andern konnte ich nichts.’ Hier lijkt het me eerder plausibel aan te nemen dat hij de categorische imperatief had verbogen tot de nieuwe formulering die nazi jurist, Hans Frank er had van gemaakt:

“Handel zo dat de Führer, als hij van uw handelen op de hoogte was, dit handelen zou billijken” (Arendt, 239 – 240).

Normaalgezien staat de categorische imperatief boven de wet. Daar ieder individu met zijn praktische rede kritisch gaat kijken naar de wet, de realiteit om zich heen. Maar de praktische rede was in het nazi regime identiek gemaakt met de wil van de Führer.

Je stelt dat de Duitse ‘Gründlichkeit’ in combinatie met deze ‘nazi versie van de categorische imperatief’ leidt tot een extreme opvatting. Wat bedoel je hiermee?

Dat trouw aan wet en gezag niet alleen maar betekent dat men zich aan de wetten houdt, maar tevens dat men dient te handelen alsof men die wetten zelf gemaakt heeft. Waaruit zich gemakkelijk de overtuiging kan ontwikkelen, dat het minste wat van iemand mag worden verwacht, is dat hij meer doet dan wat zijn plicht is (Arendt, 240 – 241).

Ik wil even terugkomen op de uitspraak die Eichmann, 12 jaar na datum herhaalde tegen journalist en neo-nazi Willem Sassen: “Ik zal vrolijk in mijn graf springen, want het bewustzijn vijf miljoen joden op mijn geweten te hebben, geeft me een gevoel van grote voldoening.”  Je kan toch uit Eichmann’s ‘geldingsdrang’ niet verklaren waarom hij deze op een leugen gebaseerde uitspraak blijft verdedigen? Langs één kant om levensreddende redenen: hij was gevlucht naar Argentinië en leefde daar met zijn gezin onder een valse naam. Dit is het bewijs dat hij wist welke gevolgen hem boven het hoofd hingen en dan toch zo’n grootste uitspraak blijven doen. Zo dom kon hij toch niet zijn? Langs de andere kant: Uit dit alles blijkt toch dat Eichmann op ethische vlak serieus een steekje los had. Een normaal ethisch denkend mens zou hier nooit trots op kunnen zijn?

Klopt, ik begrijp dat je dit opmerkt, maar Eichmann en 80 miljoen Duitsers zaten nu eenmaal in een systeem van misdadigheid. Ze waren afgeschermd van de werkelijkheid. En zaten dus verstrikt in een web van leugens, domheid en zelfbedrog.

En dit bepaalde 12 jaar na de ineenstorting van het Duitse Rijk nog steeds Eichmann’s mentaliteit (Arendt, 120).

En de verontwaardiging die jij nu toont, is net mijn centrale punt van mijn analyse over Adolf Eichmann:

“Het verontrustende van de figuur Eichmann was immers juist, dat hij een uit velen was, en dat deze velen geen geperverteerden en geen sadisten, maar juist angstig en beangstigend normale mensen waren en zijn. Vanuit onze rechtsinstellingen gezien en aan onze ethische maatstaven gemeten was deze ‘normaliteit’ veel schrikwekkender dan alle gruwelen tezamen, want zij impliceerde, zoals men genoegzaam wist uit de verklaringen van de verdachten van Neurenberg en hun verdedigers, dat dit nieuwe type misdadiger, dat met recht ‘hostis humani generis’ (vijand van de mensheid) genoemd mag worden, handelt onder omstandigheden die het hem nagenoeg onmogelijk maken de draagwijdte van zijn wandaden te beseffen.” (Arendt, 429 – 430).

12 jaar na datum moet Eichmann toch ‘de werkelijkheid’ en ‘de draagwijdte van zijn wandaden’, waarover je het hebt onder ogen hebben gezien, want hij zat niet meer in ‘het systeem’? Maar toch heeft hij de uitspraak herhaalt.

Hierbij verwijs ik terug naar zijn 1ste karakterfout: opschepperij.

Je stelt dat Eichmann niet handelde uit overtuiging en dat hij het partijprogramma niet eens kende, maar is die opschepperij net geen uiting van zijn idealisme?

Eichmann herhaalde tijdens het politieverhoor en voor het hof vaak “dat hij zijn plicht had gedaan”. Hij had in twee gevallen uitzonderingen gemaakt: het helpen van een joodse nicht en een joods echtpaar. Maar deze inconsequentie hinderde hem nu nog. Indertijd had hij het tegen zijn superieuren opgebiecht. Eichmann zag deze consequente plichtsopvolging als een verdedigingsrede voor hem. Hierbij komt ook dat zijn zeer intolerante houding ten opzichte van uitzonderingen ervoor zorgde dat zijn laatste gewetensrestant tot zwijgen werd gebracht. Kortom hier is er sprake van een mengeling van opschepperij en plichtsgevoel (Arendt, 241) ).

En hoe is die intolerante houding tot stand gekomen? Het lijkt erop dat Eichmann een beeld van zichzelf heeft willen schetsen als gedwongen door zijn plicht. De plicht was een verplichting. Er was zogenaamd geen intrinsieke motivatie om uitzonderingen op transport te zetten. Maar het feit dat jij hem als intolerant beschrijft, een kwaliteit van een mens, wil zeggen dat er toch een intrinsieke motivatie was om de bevelen uit te voeren. Zijn intolerante houding was dus uit idealisme en niet uit een hersenloos plichtsbesef. De plicht was geen verplichting, maar plicht was plicht.

Je moet weten dat Eichmann als lid van de SS geen soldateneed aan de Wehrmacht heeft afgelegd, maar dat hij alleen trouw zwoer aan Hitler, niet aan Duitsland (Arendt, 257). En een bevel van Hitler stond gelijk aan: “Führerworte Gesetzeskraft hatten”. Dus zijn leidende woorden hadden de kracht van een wet. Dit was de grondwet van de staat. Kortom Eichmann had door die eedaflegging een plicht tegenover Hitler en diens bevel: uitzonderingen waren niet toegelaten (Arendt, 255).

Nog een laatste vraagje over dat idealisme: Je stelt dat Eichmann dus niet handelt uit overtuiging, maar hoe verklaar je dan dat Eichmann bleef doorgaan met het transport naar de massavernietigingskampen toen Himmler reeds het bevel had gegeven om de massavernietingskampen te ontmantelen?

Het lijkt misschien zo, maar toch is het niet zijn fanatisme die leidde tot een onbuigzame houding in het laatste oorlogsjaar, maar wel zijn mateloze Hitlerverering: de man die het van soldaat eerste klasse tot Rijkskanselier had geschopt. Daarnaast wist Eichmann dat Himmers orders regelrecht in strijd waren met het bevel van de Führer. En zoals ik hierboven reeds aanhaalde Hitlers bevelen hadden de kracht van een wet. En deze omvorming van bevel naar wet was een hoogst effectief middel om de hele zaak de schijn van legaliteit te geven.

Zelf bij de naderende geallieerde troepen blijft hij een plichtsgetrouwe burger van het derde rijk, ook toen Duitsland al in puin lag. Toen Hitler dood was, ging Eichmann onder een gefingeerde naam reizen. De ‘wet van het land’ was niet meer van kracht en hijzelf was dus niet meer aan zijn eed verbonden (Arendt, 256 – 257).

Op zijn proces in 1961 zei Eichmann in een kruisverhoor met de openbare aanklager Hausner dat hij wel degelijk een idealist was en ook heeft meegedacht.

Ja, dat klopt, maar hij voegde hierop wel het volgende aan toe:

Ik ben uit idealisme met de joodse kwestie doorgegaan, zolang het om constructieve zaken ging. Maar niet meer toen het om afbrekende zaken ging. Het negatieve deed ik niet als idealist. Integendeel: als pessimist.” (Jeruzalem, 1961)

Maar begrijp me niet verkeerd, ook al nuanceer ik zijn idealisme, ik vind hem wel degelijk schuldig. Hij stak zich weg achter het argument dat zo goed als iedereen hetzelfde zou hebben gedaan, mocht men in zijn positie zijn geweest. Niettemin ontslaat hem dit niet van zijn persoonlijke schuld. Hij stelt dat hij ‘gehoorzaam’ moest zijn, maar volgens mij is gehoorzaamheid slechts een ander woord voor ‘instemming en ondersteuning’ aan de nazi-politiek. Hij heeft hiermee de wil tot uitdrukking gebracht dat het joodse volk en andere bevolkingsgroepen niet huis horen op deze aarde (Arendt, 432 – 433).

Om dit interview af te sluiten, wil ik nog even de aandacht vestigen op ‘het verzet. Mensen die wel ingingen tegen het misdadig systeem.

Hier moet je opletten alle verzet te idealiseren tot mensen die op grond van morele principes zoals bijvoorbeeld naastenliefde handelen. De aanslag op Hitler op 20 juli 1944 door hooggeplaatste Duitse officieren was niet uit gewetensproblemen met betrekking tot de Endlösung, maar was een oppositiedaad tegen Hitlers oorlogspolitiek. Vaak werd er dus om ideologische/nationalistische beweegredenen aan verzet gedaan. Maar met deze nuance wil ik geen afbreuk doen aan die verzetsmensen die licht in de duisternis brachten, een Anton Schmidt, Sophie Scholl,… (Arendt, 193, 365) bijvoorbeeld. Familie SchollDit zijn verhalen die blijvend herinnert moeten worden, want de les is simpel en voor iedereen te begrijpen. Zij luidt: “politiek gesproken, dat onder het juk van terreur de meeste mensen zich buigen, maar sommige niet. En dat veel landen geen openlijk verzet tegen de deportaties aanbrachten, maar sommigen wel.” (Arendt, 369) “Het waren geen helden, het waren geen heiligen, het waren ‘alleen maar’ voorbeeldige mensen. En deze ‘voorbeeldige mensen’ mogen we niet vergeten (Arendt, 192 – 193).

Auteur: Daisy Bekaert

 

Bibliografie

ARENDT, Hannah (2022), De banaliteit van het kwaad, Olympus, Uitgeverij Atlas Contact.

BRAUMAN, Rony et SIVAN, Eyal (1999), Un spécialiste. Portrait d’un criminel moderne. Inspiré de ‘Eichmann à Jérusalem. Rapport sur la banalité du mal’ de Hannah Arendt, 128 min, verdeler Cinélibre

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!