De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De islamcriticus Hafid Bouazza

De islamcriticus Hafid Bouazza

dinsdag 4 mei 2021 20:34
Spread the love

Op 29 april overleed in Nederland de auteur en islamcriticus Hafid Bouazza. Ik besprak in 2015 een boek van hem met islamkritiek:

 

De vrouw als voorwendsel

Hafid Bouazza, De akker & de mantel, Over de vrouw en de islam, Querido, Amsterdam, 176p., 15 €

Dit boek [] is een schorre kreet tegen onrecht en gruwelpraktijken, een treurnis, met een brok in de keel, om starheid en onveranderlijkheid, en tevens een onderzoek naar het verdwijnen van het vrouwelijke element in het monotheon van de islam.

Met deze pathetische, hortende en gewrongen zin opent Hafid Bouazza, arabist en literator, De akker en de mantel, volgens de ondertitel een boek over de vrouw en de islam, wat erg ruim en vaag klinkt. Het is een bundeling van essays over uiteenlopende onderwerpen. Voor een groot deel gaat het over de geschiedenis van de islam en de islamitische wereld. Bijvoorbeeld over de vrouwelijke godinnen die verdwenen door Mohammeds monotheïsme, over Aïsha, de lievelingsechtgenote van de Profeet en over de erotiek van Mekka. Daarnaast en daartussen staan reacties op de actualiteit: op columns en tv-programma’s, politieke voorstellen en beleid, spraakmakers en opiniezaaiers. Historische uitleg en hedendaagse polemiek wisselen elkaar af.

Tegen wie of wat richt zich de polemiek precies? Tegen de islam in het algemeen, maar ook tegen wat smalend wordt aangeduid als de roze brillen dragende islam-apologeten en de islamitische begripkwekers,  de liefhebbers van Edward Said en de Oxfam Novib-fanaten, of als de Elforkani’s (imams), Marcouchjes (politici) en Bergertjes (apologetische arabisten) die voorstellen om de islam onderdeel te laten uitmaken van het onderwijs.  En meer algemeen: tegen cultuurrelativisme waar een ziekelijke kant aan zit.

Waarover gaat de polemiek? Er is in essentie iets mis met de islam: de islam is reactionair. En de reactionaire reactie op de vrouw, de onderwaardering van en de angst voor de vrouw komen in deze eeuw, na de bewonderenswaardige strijd die vrouwen hebben gestreden (…) harder aan dan ooit – het is alsof je een bewoond huis ziet branden en niets kunt doen.

Het heeft volgens Bouazza dan ook geen zin te zoeken naar een ware, respectabele islam die te onderscheiden zou zijn van de ontsporingen die we alle dagen zien. Vrouwendiscriminatie en gewelddadigheid behoren tot de kern van die godsdienst. Vandaar dat hij vindt dat begrip voor de islam onzin is en dat hij een critica als Mona Eltahawy, die hij zeer prijst en aanbeveelt, becommentarieert met Al pakt ze de islam niet hard genoeg aan.

Met het land waar Bouazza woont, zit het goed mis, zo blijkt uit het essay In Nederland begon de nederlaag. Dat land lijkt wel een springplank voor de islam. Niemand kan ontkennen dat Nederland bijzonder toegeeflijk is geweest, en nog steeds is, jegens de islam. Schrijf ik ‘toegeeflijk’? Ik bedoel ‘onderkruiperig’ – een serviele, kluchtige versie van de onderwerping die de kern van de islam is.

Denkt u misschien dat dit betoog islamofoob zou kunnen zijn? Fout! Want islamofobie is een drogverschijnsel dat nog steeds als schild gebruikt wordt. Hoe moet het dan verder met de islam? Op veranderingen binnen die godsdienst valt niet te hopen, en dus: mocht het erop lijken dat ik suggereer dat ik vind dat alleen afbraak tot vernieuwing kan leiden, dan klopt dat. Dat wil zeggen: Alleen afvalligheid kan de islam en het Westen redden van de rottende kern van de islam. Het is Bouazza’s vaste overtuiging dat verandering revolutionair zou moeten plaatsvinden en niet stapsgewijs, want dat voedt enkel de reactionaire machten.

Dat is, kort samengevat, de strekking van de polemiek die Bouazza brengt. Hij doet dat met zwier en het is vermakelijk te lezen hoe hij begripkwekers knock-out mept met Korancitaten of ze met simpele rekensommetjes in de afgrond van de belachelijkheid duwt.

Over het algemeen brengt Bouazza helder proza, soms spits en beeldend, zoals bij de typering van Nuweira Youskine, een prille columniste bij Trouw, moslima en ook nog soefi: Tot zover de intellectuele leegte die in Nederland heerst. De hand die aan het infuus hangt van zelfmedelijden en gebrek aan zelfkritiek, heeft een vinger die immer wijst, maar nooit naar de spiegel, laat staan een hand die in de eigen (soms) bevallige boezem wordt gestoken.

Maar soms zit de beeldspraak er ook naast: De herhaling kan de raderen van het polemische denkwerk scherpen. Of wordt de auteur onverstaanbaar: Opvallend en ironisch genoeg lijkt de afstomping met het mikpunt van deze polemiek meer tijd in beslag te nemen dan die met de polemiek zelf. Zijn de redacteurs van de loonlijst geschrapt bij uitgeverij Querido, of zijn het slaapkoppen? En nog van dat: hoofdstuk 12 begint met een lang, onleesbaar motto, een citaat van Christine de Pisan. Het is Bouazza’s verhakkelde Nederlandse vertaling van de Engelse omzetting van de middeleeuwse Franse tekst. (Die overigens in begrijpelijk Nederlands in boekvorm is uitgegeven.) En waarom is dat kromme taaltje in Bouazza’s vertaling van de Engelse uitgave van een Oud-Egyptische hymne ongecorrigeerd gebleven: de lichtgeefster der hemel, heerster over warmte en vuur, de vrouwe der leven’?

Wat te denken van de inhoud van Bouazza’s pamflet? Hij zet op een leesbare manier een heel pak wetenswaardigheden over de islam en zijn cultuur bij elkaar. Op zijn best vind ik hem als hij zich beweegt op zijn eigen terrein, dat van de dichter en literatuurkenner, en bijvoorbeeld libertijnse barsten en ondermijningen in het oude huis van de islam signaleert in het mooie vijfde hoofdstuk. Stof waar hedendaagse fundamentalisten wel van moeten gruwen. Maar problematisch is dan weer zijn, op zich terechte, verontwaardiging over vrouwenbesnijdenis, omdat die geen islamitisch gebod en geen specifiek islamitisch verschijnsel is, en dus slecht past in zijn polemiek tegen de islam. Ook christenen passen ze immers toe.

Op zijn zwakst is hij als het over economie gaat, en hij op basis van één beperkte historische studie in een paar regels de islam afdoet als een godsdienst die economische vooruitgang tegenwerkt omdat hij contraproductieve oplossingen zoekt. Maar de islam is geen ministerie van economie en landen als Saoedi-Arabië integreren middeleeuwse godsdienstigheid (inclusief vrouwendiscriminatie) heel vlot met digitale technologie, moderne marketing en de zegeningen van het kapitalisme. En wat komt dat hier doen, het ging toch over de vrouw? Overigens wordt in het citaat uit de studie gesproken over het islamisme, wat Bouazza gauw verruimt tot  ‘de islam’.

Erger dan deze stuitende oppervlakkigheid en intellectuele slordigheid is iets anders, en daar weet ik niet of het gaat om oneerlijkheid of om verblinding: de grote booswicht in Bouazza’s boek is niet één of andere koppensneller van de Islamitische Staat, maar een brave, niet-islamitische professor, wijlen Edward Said, een charlatan (p. 129) wiens klassieke studie Orientalism als volgt getypeerd wordt: Het boek is een rancuneus gestampvoet van academische zinnen (…) en zorgwekkende, historische paranoia (…) van een boze man, een dandy van een Palestijnse balling, die in weelde geboren en getogen werd, (zo sprak hij met zijn ouders enkel Engels; Arabisch werd alleen met de bedienden gesproken). Hij “herdefinieerde” de oriëntalistische wetenschap, die de oosterse talen, culturen, religies, geologie, literatuur etc. bestudeerde als een samenzwering om vooral het Midden-Oosten (…) te ‘penetreren’ (zijn woord) en leeg te plunderen.

Er is natuurlijk niets op tegen dat Edward Saids werk kritisch wordt geëvalueerd, maar hem in één adem verwijten dat hij een bedrieger is, academisch schrijft, een dandy is en van burgerlijke afkomst, en dat dan koppelen aan de kwaliteit van zijn werk, dat is wel al te gek. Vooral als gelijkaardige eigenschappen bij andere mensen helemaal niet diezelfde negatieve reacties uitlokken: de Egyptische auteur Qasim Amin wordt kritiekloos positief voorgesteld vanwege zijn boek over de vrouwenemancipatie uit 1899, zonder dat zijn burgerlijke achtergrond hem diskwalificeert (en zonder  zijn minachting voor Egyptische vrouwen te vermelden). Ook de Egyptische feministe Huda Shaarawy, het onderwerp van Bouazza’s laatste essay,  behoorde tot de gegoede burgerij en bij haar thuis werd Frans en Turks gesproken, maar in dit geval is dat geen probleem.  Qasim Amin wordt geprezen om de reacties tegen zijn boek: Meer dan dertig boeken werden er geschreven om het zijne te weerleggen. Hetgeen de vruchtbaarheid van polemiek bewijst. Over Orientalism van Said is inmiddels een kleine bibliotheek volgeschreven, voor en tegen. Maar hier is geen sprake van de vruchtbaarheid van polemiek!

Die rare, asymmetrische en onbillijke werkwijze hangt samen met het uitgangspunt en de overgevoeligheid van Bouazza. Hij is resoluut pro-westers: Wil dit nu zeggen dat de Arabische wereld de westerse moet volgen? Jazeker. (…) kunnen we werkelijk ontkennen dat de wereld sinds de renaissance aan het Westen toebehoort?  (Wat een rare sprong van voorbeeldfunctie naar eigenaarschap!) Begrijpelijk dat iemand als Said, die de ideologische vervlechting van de westerse wetenschap met de westerse koloniale politiek aantoonde, Bouazza giftig en blind maakt.

Het laatste essay van de bundel, met de programmatische titel Het licht in het Westen, het daagt in het Oosten, werpt een scherp licht op wat er mis is met het perspectief van de auteur. Het begint olijk provocerend met: Laten we het kolonialisme eens van de zonnige kant bekijken. Wees dus niet verbaasd als Europa in dit deel een betoverende flare zal geven. Even opgewekt gaat het verder over de invasie van Egypte door Napoleon, die grote veranderingen met zich meebracht, waaronder de introductie van de boekdrukkunst. Daar mogen we enthousiast over zijn, uiteraard, maar herinnert Bouazza zich ook dat Napoleons naam verbonden is met een zeer invloedrijk en hoogst vrouwonvriendelijk burgerlijk wetboek?

In Bouazza’s wereldbeeld vol westerse moderniteit en oosterse achterlijkheid komen de Egyptische verdedigers van vrouwenrechten Qasim Amin en Huda Shaarawy (1879-1947) goed van pas, want hun verdediging van de vrouw was westers geïnspireerd en georiënteerd. Hij stelt de autobiografie van Shaarawy (1879-1947) uitvoerig voor. Als zijn boek af is, ontdekt hij dat er een biografie van haar bestaat, zo deelt hij ons in een voetnoot mee. Heeft hij dan geen research gedaan? Blijkbaar niet: hij lijkt zelfs helemaal geen literatuur over zijn onderwerp gezocht te hebben, en informeert dus heel gebrekkig. Je moet maar even Leila Ahmed lezen over Amin om te zien wat er schort. Zij schrijft:  Het boek van Amin is dus een herformulering in de plaatselijke taal van de koloniale thesis over de minderwaardigheid van de autochtone Egyptenaar en moslim en de superioriteit van de Europeaan. (…) Amins boek markeert het binnendringen van het koloniale verhaal over vrouwen en islam – waarin de hoofddoek en de behandeling van de vrouw staan voor islamitische inferioriteit – in het mainstream Arabisch discours. (Women and Gender in Islam, Yale University Press, 1992, 162-163)

Interesseert Bouazza zich eigenlijk wel voor zijn onderwerp, de vrouw en de islam? Op een bepaalde, zeer beperkte manier: om de achterlijkheid van die godsdienst aan te tonen en zo ertoe bij te dragen hem te vernietigen. Maar verder gaat zijn interesse niet.  De strijd van vrouwen binnen de islam, hun gewrongen positie tussen koloniale  en neokoloniale ‘progressiviteit’, nationale eigenheid en religieuze traditie, hun publicaties – het kan hem niet boeien, hij wil er niets over lezen.

Het is natuurlijk Bouazza’s goed recht om de islam weg te wensen, uit Nederland en uit de wereld. Maar dat is wel puur wishful thinking, die ons geen stap verder brengt. De kern van het probleem is namelijk niet hoe je de islam doet verdwijnen (een kansloos project) maar wel hoe een liberale rechtsstaat de vrijheid van godsdienst met de andere vrijheden en de grondrechten in overeenstemming weet te brengen. En aan die vraag komt Bouazza niet toe. Hij kijkt niet verder dan islambestrijding. Want:  Als de Arabische wereld een vrouw is, draagt zij een dood kind in de baarmoeder: de islam.

 

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!