Aristoteles. Foto: Marco Almbauer, Wikimedia Commons / CC BY-SA 3.0

Wat Aristoteles kan bijdragen aan deze verkiezingscampagne

Als politici graag willen dat er enig enthousiasme is om hen als leiders te verkiezen, dan dienen ze dringend meer moreel leiderschap te tonen.

woensdag 14 februari 2024 16:15
Spread the love

 

“Freya Van den Bossche vecht voor meer vrouwenrechten. Sammy Mahdi blokkeert meer vrouwenrechten. Het is vooruit of het is achteruit. Kies maar.” Dat was wat er te lezen stond op de visual die Vooruit enkele weken geleden lanceerde.

Vooruit wil abortus mogelijk maken tot 18 weken na de bevruchting. Bij CD&V vindt men dat te ver gaan. Of, zoals het klinkt in de campagne-taal van Vooruit: “Extreemrechts en conservatieven willen terug naar de Middeleeuwen door vrouwenrechten in te perken of zelfs af te schaffen.”

Het debat over abortus en de campagne van Vooruit zijn een goed voorbeeld van wat er misloopt in het politieke debat waarbij we het niet meer gewoon zijn om op een productieve manier van mening te verschillen over morele kwesties.

Valse neutraliteit

Aangezien CD&V en de andere regeringspartijen het tijdens de onderhandelingen over het regeringsakkoord over deze kwestie niet eens raakten, besloten ze een rapport te laten opstellen door specialisten. Het dossier zou op basis van ‘de wetenschap’ beslecht kunnen worden. Het idee om een moreel dilemma voor te leggen aan een groep ‘specialisten’ is, denk ik, kenmerkend voor het ongemak dat de meeste politieke partijen ervaren bij het innemen van ethische standpunten.

Partijen zeggen graag dat ze opkomen voor ons, de gewone mensen, dat ze naar ons luisteren, aan onze kant staan, vooruit willen, onze problemen willen oplossen, enzoverder. Maar het uitdragen van een mens- en wereldvisie waarin ook een antwoord komt op controversiële ethische kwesties zoals het moment waarop het persoon-zijn begint, daar blijft men liever van weg.

Het is niet omdat partijen het moeilijk vinden om te debatteren over ethische vraagstukken dat die vraagstukken zichzelf oplossen

Het is echter niet omdat partijen het moeilijk vinden om te debatteren over ethische vraagstukken dat die vraagstukken zichzelf oplossen of dat men ze aan specialisten kan overlaten. De specialisten schreven een ongetwijfeld boeiend rapport met een schat aan informatie, maar het moment bepalen waarop we een ongeboren baby als persoon met eigen rechten beschouwen, dat deden ze niet.

Dat deden ze niet omdat het uiteindelijk geen technische maar een morele kwestie is. Zo’n kwestie kan niet door experten worden beslecht, dat is een opdracht voor de politiek. Over een onbevruchte eicel zijn we het wellicht allemaal eens dat het geen rechten heeft, maar deel uitmaakt van het lichaam van de vrouw. Over een kind dat reeds geboren is, zijn we het, denk ik, allemaal eens dat het deze wel heeft. De vraag is dan wat het precieze moment in de periode daartussen is waarop de overgang plaatsvindt.

In de studie van de experten is er heel wat onderzoek naar pijnprikkels en vanaf welk moment een niet geboren baby die al dan niet kan voelen. De vraag is echter waar dat criterium vandaan komt. Is het al dan niet kunnen voelen van pijn echt datgene dat ons tot mensen maakt, waardoor we respect verdienen?

Als onze politici het vandaag lastig vinden om zich uit te spreken over ethische kwesties dan is het omdat ze van het liberale idee doordrongen zijn dat zulke kwesties tot de privésfeer behoren. Niet toevallig is het doorslaggevende argument van veel voorstanders van het recht op abortus dat de overheid zich niet dient te moeien in deze ethische controverse en de moeder zelf verstandig genoeg is om die keuze te maken.

Dat soort argumentatie gaat echter de ethische kwestie uit de weg. Als men ervan overtuigd is dat een baby van 18 weken oud een persoon is, evenwaardig aan een geboren kind van twee jaar, dan zou men nooit beweren dat het de vrije keuze van de moeder is om te bepalen of het gedood mag worden of niet.[1]

Wie voorstander is van een uitbreiding van het recht op abortus moet argumenteren waarom een baby van 18 weken geen persoon is. Progressieven mogen zich niet blijven verschuilen achter specialisten, valse neutraliteit of holle slogans over vooruitgang, maar moeten opnieuw durven een mens- en wereldbeeld uit te dragen.

Dat betekent een antwoord bieden op de vraag wanneer persoon-zijn begint, maar het betekent veel meer.

De goede manier van leven

Wat dat met Aristoteles te maken heeft?

Wel, de meeste politieke debatten gaan vandaag over welzijn en vrijheid. Men discussieert over hoe we de economie kunnen doen groeien, hoe we welvaart kunnen verdelen en hoe we de rechten van individuen kunnen beschermen. Als we politiek debat reduceren tot die kwesties vergeten we volgens Aristoteles de essentie van politiek.

Wat ons volgens Aristoteles tot politieke wezens maakt, is dat we ons kunnen uitspreken over wat rechtvaardig is en wat onrechtvaardig is. Het doel van de politiek, zo schrijft Aristoteles in Politika, is dan ook niet “voorzien in een bondgenootschap ten behoeve van wederzijdse verdediging, (…) noch bevordering van het economische verkeer.” Het doel van de politiek, zo stelt Aristoteles, “is de goede manier van leven, en sociale instituties zijn middelen tot dat doel.”[2]

Wat ons volgens Aristoteles tot politieke wezens maakt, is dat we ons kunnen uitspreken over wat rechtvaardig is en wat onrechtvaardig is

“Als de geest waarin de burgers met elkaar omgaan na hun aansluiting nog steeds dezelfde is als in de tijd dat ze los van elkaar leefden, dan kan hun samenwerking niet werkelijk als politieke gemeenschap worden opgevat”, aldus Aristoteles. “Elke polis die werkelijk zo mag heten, en die niet alleen in naam een polis is, moet zich wijden aan de doelstelling van het bevorderen van goedheid.”[3]

Wanneer we vandaag spreken over het bevorderen van goedheid of deugd als doel van de politiek dan denken veel mensen meteen aan religieuze conservatieven die andere mensen vertellen hoe ze hun leven moeten leiden. Maar dit is niet de enige manier waarop opvattingen over wat het betekent om goed te leven de politiek kunnen inspireren.

We moeten het als een uitdaging zien ons een politiek voor te stellen die morele vragen serieus neemt

We moeten het als een uitdaging zien ons een politiek voor te stellen die morele vragen serieus neemt. En dan niet alleen wanneer het gaat over zogenaamde ethische kwesties zoals abortus, maar ook wanneer het gaat om sociaal-economische kwesties, omdat dat op een fundamenteel niveau ook ethische kwesties zijn.

In de liberale opvatting van politiek gaat het juiste vooraf aan het goede. De overheid dient neutraal te zijn inzake de goede manier van leven. De taak van de overheid bestaat er slechts in ons als individuen de vrijheid en mogelijkheden te geven om ons leven in te richten op een manier die volgens ons goed is. Het politieke debat gaat er dan over wat de juiste manier is om dat te doen.

Het probleem met deze opvatting van politiek is niet enkel dat wanneer het politieke debat ontdaan wordt van substantiële morele betrokkenheid veel mensen lijken af te haken. Het probleem is ook dat nationalistische en extreemrechtse ideologieën zo de vrije baan krijgen om de morele leegte die de liberale opvatting van politiek achterlaat op te vullen.[4]

Om wél een antwoord te bieden op de dreiging van het nationalisme en extreemrechts, moeten progressieve partijen de liberale visie op politiek loslaten. Inspiratie voor een andere kijk kunnen ze opdoen bij Aristoteles voor wie in tegenstelling tot de liberale opvatting het goede voorafgaat aan het juiste. “Voordat we onderzoek kunnen doen naar de aard van de ideale staatsinrichting”, zo schreef hij, “moeten we eerst de aard van de meest wenselijke manier van leven bepalen.”[5]

Wat is het doel?

Het verschil tussen de liberale opvatting van politiek en die van Aristoteles kan verregaande gevolgen hebben voor de manier waarop we ons politiek debat vormgeven.

Neem nu de discussie over onderwijs. Terwijl progressieve partijen sterker de nadruk leggen op gelijke kansen, leggen rechtse partijen sterker de nadruk op excellentie. Men verschilt op tal van manieren van mening over de manier waarop het onderwijs haar doelen kan bereiken. Maar wat het doel van het onderwijs moet zijn, daar is bijzonder weinig debat over.

Wanneer we leren kijken naar het politieke debat zoals Aristoteles, dan moeten we ons niet langer enkel afvragen hoe we jongeren kunnen voorbereiden op een toekomst waarvan verondersteld wordt dat die reeds vastligt. Dan komt er ook ruimte voor de vraag wat voor jongeren we willen opleiden om de toekomst vorm te geven. In plaats van enkel te discussiëren over hoe het beter kan, komt er dan ruimte om te discussiëren over wat het moet zijn.

Wat het doel van het onderwijs moet zijn, daar is bijzonder weinig debat over

Wanneer we neutraal willen blijven ten opzichte van die vraag, dan wordt het antwoord voor ons ingevuld. Door de marktlogica. Dan wordt literatuur binnenkort volledig uit het onderwijs geschrapt en krijgt iedereen enkel nog science, technology, engineering en mathematics. Of door nationalisten die wél een antwoord op die vraag durven te bieden. Dan moet elke leerling binnenkort de Canon van Vlaanderen kunnen opdreunen. Wellicht evolueren we naar een combinatie van die twee.

Vanuit een progressieve visie die zich niet schaamt om de levensbeschouwelijke neutraliteit los te laten daarentegen, is het mogelijk om een totaal ander onderwijs vorm te geven. Willen we een leerplan waarin leerlingen leren over ecologie, zodat ze zorg leren dragen voor hun omgeving? Of willen we een leerplan waarin leerlingen leren over ondernemerschap, zodat ze veel geld kunnen verdienen?

Als we willen evolueren naar een wereld waarin zorg voor elkaar en de omgeving centraal staan, wat betekent dat dan voor ons onderwijs? Wat betekent het voor de inhoud van de vakken? Wat betekent het voor de organisatie van een school? Wat betekent het voor de manier waarop er les gegeven wordt? Allemaal werkelijk interessante vragen die nu in het door PISA-cijfers gedomineerde debat over onderwijs nauwelijks aan bod komen.

Moreel leiderschap

Wat geldt voor het debat over abortus en het debat over onderwijs, geldt eigenlijk voor het politieke debat in haar geheel. In de hoop mensen die afgehaakt zijn of voor extreemrechts kiezen terug te winnen, stellen de andere politieke partijen dat ze willen ‘luisteren’ naar de mensen en hun ‘problemen oplossen’.

Dat van elke morele betekenis ontdane politieke discours staat mijlenver af van wat politiek volgens Aristoteles moet zijn. In plaats van zich te beperken tot luisteren naar de mensen moet de politiek volgens Aristoteles de ambitie hebben om hen tot een beter leven aan te zetten. In plaats van over het oplossen van problemen gaat het in de politiek volgens Aristoteles over de vraag wat rechtvaardig is.

In plaats van zich te beperken tot luisteren naar de mensen moet de politiek volgens Aristoteles de ambitie hebben om hen tot een beter leven aan te zetten

“We zijn het allemaal eens over wat we willen bereiken, maar niet over de manier waarop.” Die dooddoener hoort men weleens in een politiek debat. Het is een goede samenvatting van de reden waarom die debatten weinig interessant zijn.

Als partijen spreken over ‘de échte problemen’ van ‘de mensen’ die ze willen ‘oplossen’ dan hebben ze het in concreto meestal over koopkracht. Eenvoudig gezegd: de mensen willen meer geld. Het probleem daarmee is niet dat de kwestie van koopkracht onbelangrijk is. Het probleem is de suggestie dat dit het enige zou zijn waarin mensen ‘echt’ geïnteresseerd zijn.

Rechtvaardigheid, zo leert Aristoteles ons, gaat niet enkel over de belangrijke vraag hoe we de beschikbare middelen kunnen uitbreiden en verdelen. Het gaat ook over de misschien nog meer fundamentele vraag welke doelen het waard zijn om na te streven.

Willen democratische partijen opnieuw dynamiek en enthousiasme opwekken, dan moeten ze dringend die switch maken. Dan hebben ze nood aan meer verbeeldingskracht om zich een samenleving voor te stellen waar ze naartoe willen die verder gaat dan een antwoord op de vraag wie in die samenleving hoeveel euro op de bank heeft staan. Dan hebben ze nood aan ambitie en moed om niet enkel te luisteren naar de mensen, maar hen ook een morele boodschap te durven brengen.

Misschien komt het hierop neer: als politici graag willen dat er enig enthousiasme is om hen als leiders te verkiezen, dan dienen ze dringend meer (moreel) leiderschap te tonen.

[1] Argumentatie geïnspireerd op Michael Sandel, Rechtvaardigheid. Wat is het juiste om te doen? (Ten Haven 2021), p.296-298.
[2] Aristoteles, Politica, Boek III, hoofdstuk ix [1280a]
[3] Ibid.
[5] Sandel, Rechtvaardigheid, p.217-216.
[5] Aristoteles, Politica, boek VII, 1323a

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!