Favela (sloppenwijk) in Carapicuíba, Brazilië. Foto: pxhere.com/Pubic Domain
Opinie -

Zijn we zo zeker dat de armoede wereldwijd afneemt?

De extreme ongelijkheid neemt toe in de wereld, volgens een recent rapport van Oxfam. Volgens Maarten Boudry is de 'obsessie' met extreme rijkdom en ongelijkheid een moreel irrelevante kwestie. We zouden ons volgens hem beter focussen op extreme armoede. Met die armoede gaat het – vanuit historisch oogpunt – helemaal niet zo slecht, zo luidt het argument. Is dat wel zo?

donderdag 19 januari 2023 18:52
Spread the love

 

“De extreme armoede is sinds het begin van de 20ste eeuw spectaculair gedaald”, werd maandag 16 januari 2023 nog eens herhaald door Maarten Boudry in het duidingsprogramma ‘De Afspraak’ op Canvas. Vroeger was negen op tien mensen van de wereldbevolking extreem arm, vandaag is dat minder dan één op tien van de wereldbevolking.

Meer nog, wereldwijd daalde de extreme armoede op hetzelfde moment dat de extreme rijkdom toenam. De veronderstelling dat extreme rijkdom en extreme armoede dus aan elkaar gelinkt zijn, is volgens Boudry een fundamentele denkfout.

Maar het idee dat de wereldwijde armoede effectief daalt, is misschien de fundamentele denkfout in dit debat. Vaak wordt er verwezen naar objectieve cijfers om dit vooruitgangsoptimisme over armoede te onderbouwen.

In hedendaagse monetaire cijfers verdient deze jongeman op een vuilnisbelt in Jakarta veel meer dan zijn grootvader ooit op het platteland. Die had echter wel alle dagen eten van zijn akker. Wie is dan ‘rijker’? Foto: Jonathan McIntosh/CC BY-SA 2:0

De Wereldbank en de VN zijn twee veel geciteerde autoriteiten op dit vlak. En het klopt zeker. Als we naar de naakte cijfers kijken dan zien we inderdaad een algemeen stijgend inkomen wereldwijd, weliswaar zeer ongelijk verdeeld.

Maar diezelfde naakte cijfers verbergen soms een veel complexere maatschappelijke realiteit die veel moeilijker in simpele statistieken te vatten is. Ondanks het populaire cliché, spreken cijfers niet altijd voor zich.

De wereldwijde armoedecijfers worden gewoonlijk in monetaire hoeveelheden weergegeven, vaak in dagelijks monetair inkomen. Bijvoorbeeld: proportioneel gezien zouden steeds minder mensen vandaag moeten rondkomen met minder dan één of twee dollar per dag in vergelijking met 20, 50 of zelfs 100 jaar geleden. Maar wanneer we zulke cijfers over een langere periode met elkaar willen vergelijken, moeten we zeer voorzichtig zijn met de interpretatie en de vergelijkbaarheid daarvan.

Zelfs wanneer armoedecijfers worden aangepast aan de inflatie, zeggen ze nog niets over belangrijke sociologische veranderingen die ook een impact hebben op het fenomeen ‘armoede’ en het stijgende monetair inkomen.

Krottenwijk in Lissabon, 1975. Foto: Rob Mieremet /Anefo/Nationaal Archief

Eén van de belangrijkste sociologische veranderingen van de laatste eeuw is waarschijnlijk de snel toenemende verstedelijking van de wereldbevolking. Steeds meer mensen leven in steden. Sinds het begin van de 21ste eeuw leven zelfs meer mensen in steden dan op het platteland, voor het eerst in de geschiedenis van de mens.

Vooral in het Globale Zuiden was die verstedelijking spectaculair. Steden als Cairo, São Paulo of Delhi zagen hun bevolking minstens vertienvoudigen in vergelijking met het begin van de 20ste eeuw.

Bijna alle zogenaamde ‘megasteden’ (+10 miljoen inwoners) bevinden zich vandaag in het Globale Zuiden. Maar we mogen ook niet vergeten dat vandaag meer dan 2 miljard mensen leven in zogenaamde ‘small cities’ (kleinere steden).

Wat heeft verstedelijking nu te maken met armoedecijfers?

Het gestegen monetair inkomen doorheen de 20ste eeuw en het begin van de 21ste eeuw simpelweg gelijkstellen aan een daling van de armoede negeert volledig de sociale impact van de zeer snelle verstedelijking tijdens diezelfde laatste 100 jaar, vooral in het Globale Zuiden. Het negeert ook de grote historische verschillen tussen stad en platteland op vlak van levensonderhoud.

Armoede in Brussel. Foto: Geert Schneider/CC BY-SA 2:0

Mensen op het platteland hadden vroeger andere, niet-monetaire, zaken die in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Een stuk land (vaak in gemeenschapsbezit), de beschikbaarheid van vee, mechanismen van solidariteit op dorpsniveau, ruilhandel, etc. speelden een belangrijke rol in het welzijn en levensonderhoud van individuele families.

“Een stijging van het monetair inkomen geeft niet noodzakelijk een daling van de armoede weer, maar zegt eerder iets over de toenemende afhankelijkheid van geld.”

Zeker als men verder terug gaat in de tijd, dan stellen we vast dat het overgrote deel van de wereldbevolking helemaal niet afhankelijk was van een monetair inkomen. Geld, of zelfs privébezit, speelde niet of nauwelijks een rol in het dagelijkse leven van heel veel mensen.

Dit veranderde radicaal met de toenemende verstedelijking. In de stad werden heel veel mensen bijna uitsluitend afhankelijk van een monetair inkomen en dus ook van ‘de markt’. In de stad kan je bijvoorbeeld geen eigen groenten meer kweken of je vee laten grazen.

Je moet groenten en vlees kopen. En je hebt hiervoor geld nodig. Een stijging van het monetair inkomen over een veel langere historische periode geeft dus niet noodzakelijk een daling van de armoede weer, maar zegt eerder iets over de toenemende afhankelijkheid van geld in een (wereld)markt die steeds meer wordt gedomineerd door monetaire transacties. Bovendien zegt die verstedelijking ons, tot slot, ook iets over de historische relatie tussen arm en rijk.

Eén van de grote schandalen van het Europese koloniale tijdperk was de systematische onteigening en plundering van de inheemse bevolkingen ten voordele van de kolonialist. Mensen werden massaal van hun land verdreven en in ‘loonarbeid’ gedwongen in de groeiende koloniale steden.

Deze trend zette zich ook door in de zogenaamde ‘postkoloniale periode’. Vandaag worden nog altijd miljoenen hectaren land en bos ‘vrijgemaakt’, hoofdzakelijk in het Globale Zuiden, voor de plantages van multinationale ondernemingen en rijke investeringsfondsen.

Foto: epo.be

Dat proces, in academische discussies vaak omschreven als de global land grab, gaat niet zelden gepaard met machtsmisbruik, geweld en het onteigenen en verdrijven van kleine boeren en de inheemse bevolking.

Die laatsten eindigen dan heel vaak in steden waar ze op zoek gaan naar een monetair inkomen om te overleven. In de statistische cijfers en tendensen lijkt dit misschien op een daling van de armoede, maar zijn we er zo zeker van dat de mensen die van hun land werden verdreven er ook zo over denken?

 

Koen Bogaert is als hoofddocent aan de vakgroep Conflict- en Ontwikkelingsstudies van de Universiteit Gent. Zijn boek In het spoor van Fanon. Orde, wanorde, dekolonisering verschijnt bij uitgeverij EPO.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!