Opinie - Luk Vervaet

De handdruk van Annemie van Campen, of hoe een vrouw van het volk ons herstelrecht leert

Op 2 januari zond Canvas de documentaire “Oog in oog” van Dirk Leestmans uit. Oog in Oog, en dus niet Oog om Oog. Het werd een prachtig document. Een les over, maar vooral in justitie. Over hoe omgaan met verlies en gemis, met schuld en boete, met straf en vergelding. Een korte film die het verdient om op alle scholen en universiteiten vertoond te worden. Niet omdat de documentaire ons doet kennis maken met een soort nieuwe Moeder Theresa. Maar omdat hij een marginaal aspect van ons rechtssysteem in beeld brengt.

maandag 15 januari 2018 16:59
Spread the love

De achtergrond

Op de achtergrond, de moord in 2011 op Robert Van Camp, 59 jaar, vader van vier kinderen, door Ivan Vissers, 40 jaar. De moord heeft alles van een shakespeareaans drama. De dader heeft een relatie met de ex van zijn slachtoffer, die, wellicht tegen beter weten in, hoopt de relatie met zijn ex te kunnen herstellen indien zijn latere moordenaar hem niet in de weg zou zitten. Het komt tot een treffen tussen de twee mannen wanneer Ivan aan Robert komt vertellen dat hij wil gaan samenwonen met diens voormalige vrouw. Wanneer de kinderen ter sprake komen, grijpt Ivan Robert bij de keel. Robert blijft dood achter. Een week later wordt Ivan Vissers aangehouden en aangeklaagd voor moord. Hijzelf beweert onschuldig te zijn. “Ik kon mezelf niet toegeven dat ik zoiets zou gedaan hebben”, zegt hij achteraf. In de pers kon men toen over hem lezen: “Een vrouwenzot en een leugenaar”. Uiteindelijk zal Ivan op het proces zijn daad bekennen. In 2013 wordt hij veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf.

Na het proces

Voor de media en het justitieapparaat eindigt de zaak bij de uitspraak van de straf. Justice has been done. Afgelopen. Op naar een volgende zaak. En het is precies hier dat de documentaire begint: wat gebeurt er nà het proces? Hoe gaat het met de familie van het slachtoffer? Hoe gaat het met de dader?

De documentaire brengt drie protagonisten in beeld: Tine en Annemie, de twee zussen van Robert, en Ivan, de dader. Wat eerst opvalt is het gemeenschappelijke. Er is verdriet bij alle drie. Bij de twee zussen om het onherstelbaar verlies van hun broer. Bij de dader om wat hij gedaan heeft, en niet gewild heeft. De rechtbank mag de dader dan wel gestraft hebben, het rouwproces bij de twee zussen is duidelijk niet voorbij. En zal dat wellicht ook nooit zijn.  Van zodra we de periode post-proces binnentreden wordt het duidelijk dat er iets fundamenteel schort aan onze manier van justitie bedrijven: alles concentreert zich op de misdaad en op de dader, alles spitst zich toe op de straf, die moet dienen als de vergelding voor het kwaad dat is aangericht. Sommige specialisten stellen dat we in de voorbije jaren een “maatschappelijke herwaardering van de emotie in de samenleving meemaken die leidt tot een ‘retour de la victime’, waarbij het slachtoffer opnieuw een bijna sacrale status krijgt.” Ik betwijfel dat. De emotie van de slachtoffers wordt vandaag enkel gebruikt om een onveranderd gerechtelijk apparaat te voeden en om een publieke opinie nog meer te radicaliseren. Hetgeen niets te maken heeft met meer zorg voor de slachtoffers of met aan een andere manier van aan recht doen. Centraal in onze manier van aan recht doen staan niét: de verregaande, vaak levensverwoestende gevolgen van een misdaad voor de families, de kinderen, het netwerk van contacten zowel aan de kant van de slachtoffers als van de dader(s). Onze vorm van justitie stelt straf centraal en niét de heling, niet het herstel of de vergeving. In onze opvatting zou dat laatste een misdaad alleen maar vergoelijken of bagatelliseren, hetgeen in werkelijkheid helemaal niet zo is.

Elk van de zussen probeert de dood van hun broer te verwerken, alleen en elk op haar manier. Wanneer de dader vanuit de gevangenis een brief schrijft aan de familie waarin hij zijn spijt betuigt en vraagt om een ontmoeting met de familie om hen dat persoonlijk te kunnen zeggen, scheiden de wegen van de twee zussen zich. De vraag van de dader komt onverwacht. Als een schok. Het verzoek haalt alle zekerheden onderuit. Ze maakt dat twee mensen vanuit eenzelfde drama en verdriet helemaal anders gaan reageren. We kunnen eruit leren dat er, in tegenstelling tot wat er algemeen beweerd wordt, vanuit de slachtoffers geen automatisme of matrix bestaat die dwangmatig naar meer wraak en vergelding moeten leiden. De dader vraagt om sorry te kunnen zeggen tegen de nabestaanden, een zus gaat erop in, de andere weigert.

Oog om Oog

Tine reageert zoals het al in Shakespeare’s Macbeth gezegd werd: “What’s done is done and can’t be undone”. Er is met andere woorden geen weg terug.

“De dader, zegt ze, koos ervoor om voor God te spelen door mijn broer het leven te ontnemen.  Hij heeft gedaan wat hij gedaan heeft: wel, leef ermee. Verwacht van mij geen begrip. Niets kan dat goedpraten, niets, niets, niets. Ook niet ‘Ik heb er spijt van’, dat ook niet. In mijn ideale wereld bestaat de doodstraf. Want hij leeft sowieso niet meer: waar hij ook komt, wat hij ook doet, hij zal zich voor de rest van zijn leven moeten verantwoorden. Hij moet nu niet vragen om een gesprek, in zijn plaats zou ik dat zelfs niet durven voorstellen. Hij ziet zijn kinderen niet? Mijn broer ziet zijn kinderen ook niet. En zal ze ook nooit meer zien. Begrijpen wat er gebeurd is of een sorry brengt mijn broer niet terug.  Een sorry dient voor zijn dossier, om een vervroegde vrijlating te bekomen, daarvoor heeft hij iemand nodig, en mijn zus heeft gebeten”. Ze zegt dit niet zonder pijn en zonder tranen. Maar tegelijk brengt wat ze zegt, haar duidelijk ook geen verlichting of opluchting of gemoedsrust.

Oog in oog

Annemie maakt een andere balans op. Ze heeft vrijwel zeker geen criminologie of rechten gestudeerd.  Evenmin bekleedt ze een hoge post aan een universiteit of in een of ander ministerie. Ze heeft geen Bijbel of Koran of andere leermeester nodig om haar mening te onderbouwen. En toch vat wat ze zegt al die wijsheid samen en gidst ze ons naar een vorm van herstelrecht.

Ze beslist de uitnodiging aan te nemen. Daar is, zeker in het huidig klimaat, moed voor nodig van beide kanten: “Contact zoeken met de moordenaar van je broer, daar moet je knettergek voor zijn, je wordt gezien als een zottin. Als iemand die haar vermoorde broer verraadt”. Een vorm van moed die van de twee kanten moet komen: ook de dader heeft zichzelf moeten overwinnen om een brief te schrijven. Hij wacht bang af wat de reactie zal zijn. En indien ze de uitnodiging aanvaardt: hoe moet ik haar begroeten, zal ze me een handdruk geven?

Door haar stap bewerkt Annemie twee dingen:

Vooreerst wordt ze opnieuw onderwerp en geen voorwerp in deze moordzaak. Ze wordt opnieuw meester in een zaak waarin ze als zus van het slachtoffer betrokken partij is. Die zaak is haar, net als de andere betrokkenen, uit handen genomen door het gerechtelijk apparaat. Zoals de bekende criminoloog Nils Christie stelde in zijn tekst ‘Conflicts as property’: “De formele handelingen van het gerecht zijn ‘non-happenings’, ‘non-events’.. Conflicten worden uit de handen genomen van de direct betrokken partijen. Ze worden eigendom van anderen”. Annemie zegt het niet anders: “Ik had gedacht dat het proces loutering zou brengen. Na zijn bekentenis en veroordeling dacht ik: ja, dat is wat ik moest hebben. Nu kunnen we voort. Maar dat was dus niet het geval. Als slachtoffer word je teveel betutteld en wordt veel in jouw plaats beslist. Alles is voorgekauwd. Ge moogt niets zeggen. Je wordt een toeschouwer.”  Ook de dader voelt het zo : “Een ‘sorry’ op de rechtbank klinkt niet echt maar altijd alsof je wel verplicht bent om dat te zeggen”.

Vanuit dit gevoel gaan ze beiden een vorm van restoritative justice of herstelrecht in praktijk brengen. Barb Toews en Howard Zehr, twee architecten van dit herstelrecht, stellen dat een misdaad maar tenvolle kan begrepen worden door middel van een actieve dialoog en dat er maar sprake kan zijn van betekenisvolle gerechtigheid als ze voortkomt vanuit het verhaal van zowel dader als slachtoffer.

Annemie vertelt het zo: “Ik wilde zijn verhaal horen. Toen ik met hem kon spreken was hij beschaamd, hij had een heel andere houding dan op het proces. Ik plaats hem niet op een voetstuk. Maar ik ben dankbaar dat hij die stap gezet heeft. Ik moet niet met wraak verbittering en woede blijven zitten. Er werd mij niet gevraagd om hem te vergeven. Die vergeving kwam van mij. Vergeven ja. Vergeten, nooit. Ik zal nooit vergeten wat er gebeurd is, maar ik gun je een kans. Door het contact, krijg ik mijn broer voor een deel terug. Stel dat het omgekeerd was geweest en dat mijn broer hier zou zitten. Dan zou ik graag hebben dat iemand hem een bezoek zou brengen.”

Voor verdere lectuur rond het onderwerp is er aan Franstalige kant het werk van Jean-Marc Mahy en Jean-Pierre Malmendier : Après le meurtre Revivre, Editions Couleur Livres 2012 (site : http://www.re-vivre.be/ ).

In het Engels is een aanrader: Wildflowers in the Median, A Restorative Journey into Healing, Justice and Joy van Agnes Furey and Leonard Scovens, www.iuniverse.com, 2012.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!