De voorstellen volgen het discours van een besparingslogica die kwaliteit niet vooropstelt.
Bovendien kunnen
de ideeën geen verbeterde betaalbaarheid garanderen en
veronachtzaamt ze de problematische verhouding tussen de hoge eisen
die aan kinderopvang gesteld worden en hun leefbaarheid als
onderneming in een vrije markt.
Populair
discours
Wat meteen opvalt
aan de voorstellen is de formulering die gebruikt wordt om de
financiering van het kinderopvanglandschap te beschrijven. Door te
spreken van ‘overgesubsidieerde kinderopvanginitiatieven’ wekt
men de suggestie dat er te veel geld in de kinderopvangsector gestopt
wordt en dat het met heel wat minder ook kan. Het is een discours dat
in de huidige tijdsgeest misschien wel erg populair is, maar dat
volledig voorbij gaat aan de essentie. Wie vindt dat alles wat door
de overheid gesteund wordt geldverslindend en inefficiënt is, doet
dat niet vanuit een insteek die de kwaliteit van kinderopvang voorop
stelt, maar vanuit een logica waarbij men kinderopvang vooral
marktefficiënt wil maken.
Een kostbare
basisvoorziening
Kinderopvang is
te kostbaar om over te laten aan de wetten van de markt. Als sociale
basisvoorziening waar de samenleving als geheel streng op toeziet, is
het belangrijk om 3 cruciale pijlers niet uit het oog te verliezen:
kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid.
Kinderopvang moet
m.a.w. een dienstverlening blijven die streng gereglementeerd (en
gecontroleerd) is om zo de hoogst mogelijke kwaliteitsnormen te
kunnen nastreven voor iedereen. Tegelijkertijd moet ze ook bereikbaar
zijn voor iedereen, ongeacht het inkomen. Door van een
basisvoorziening koopwaar te maken, kies je voor de wet van de
sterkste – lees: rijkste – ouders. Terwijl Kinderopvang, vóór alles,
het recht van het kind moet blijven.
De hoge standaard
die we van kinderopvang verwachten heeft natuurlijk een prijskaartje.
We laten onze kinderen immers niet graag achter in een opvangfabriek
waar enkel verschonen, eten en slapen voorop staan. Willen we een
plek met positief stimulerende prikkels, met een zinvolle,
waardevolle en kwalitatieve tijdsinvulling voor onze allerkleinsten,
dan moeten we daar voldoende middelen tegenover stellen.
De cijfers en
het grotere plaatje
Willen we
kinderopvang in onze samenleving een belangrijke plaats blijven
geven, dan zijn daar dus kosten aan verbonden. Maar er is goed
nieuws: investeren in de allerkleinsten levert heel wat op! Het is
niet alleen bewezen dat kinderopvang van hoge kwaliteit de
ontwikkeling van kinderen levenslang positief beïnvloedt,
nobelprijswinnaar James Heckman berekende dat de samenleving elke
goed geïnvesteerde euro in achtvoud (!) terugverdient aan kosten die
uitgespaard blijven aan latere sociale bijsturingen.
Het
maatschappelijke rendement van een kwalitatief hoogstaande
kinderopvang is dus enorm. Het is dan ook opvallend dat weinigen
daarvan op de hoogte lijken en velen de werkelijke prijs van
kinderopvang niet kennen, laat staan die in perspectief plaatsten.
Besparingen in
de kinderopvang treffen ons allemaal
Voor de
organisatie en het toezicht op kinderopvang in Vlaanderen betalen we
met z’n allen via onze belastingen om. Bovendien is het merendeel
van de kinderopvangplaatsen bijkomend gesubsidieerd om ze betaalbaar
te maken. Voor deze plaatsen zijn de prestaties afhankelijk gemaakt
van een fictief dagtarief dat aansluit bij het inkomen van de ouders.
Dat dagtarief is fictief omdat het zowel voor het minimum- als voor
het maximumtarief niet kostendekkend is.
De werkelijke
prijs voor een opvangplaats loopt op tot 60 euro per dag. Iedereen,
ongeacht de grootte van het inkomen, “profiteert” dus van
gesolidariseerde kinderopvang. Het fictief ‘laaghouden’ van de
dagprijs is een verplichting die opgelegd wordt aan de voorziening en
is bijgevolg een plicht. Geen recht, zoals ze het bij Kids&co
voorstelden.
De voorzieningen
die inkomensgegarandeerd werken, mogen dus – terecht – niet werken
volgens marktprincipes. Dat wil niet zeggen dat in het
kinderopvanglandschap de markt niet speelt. Toch zijn de huidige
kwaliteitsverwachtingen dermate en de minimumvoorwaarden van die aard
dat niet iedereen zomaar meer een kinderopvanginitiatief kan
opstarten, laat staan rendabel exploiteren. De aangroei van
bijkomende kinderopvangplaatsen zal in de toekomst meer en meer
afhangen van de Vlaamse programmatienormen. De afschaffing van de
standaard basissubsidie voor kinderopvanginitiatieven (ongeacht of ze
inkomensgerelateerd werken of niet) is daar het levende bewijs van.
Ongelijk
tweesporenbeleid
Vandaag bestaat
er in de kinderopvang een grote financiële ongelijkheid bij de
aanbieders van kinderopvang waar de factuur bepaald wordt door het
inkomen van de ouders. De zogenaamde IKG (inkomens gerelateerde)
–initiatieven worden ongelijk gefinancierd terwijl ze in de
praktijk gelijkgesteld zijn. Dat wil zeggen dat de initiatieven zich
aan dezelfde kwaliteitsnormen moeten houden, maar dat ze daar een
verschillende subsidie voor ontvangen. Het mag niet verwonderen dat
dergelijk financieel tweesporenbeleid voor heel wat frustratie zorgt.
De minister wil
die ongelijkheid tegen 2020 wegwerken, maar vooralsnog werden alle
middelen die beloofd waren om dat gat dicht te rijden gehalveerd. Dat vergroot niet alleen de bestaande frustratie, het zet
de toekomst en leefbaarheid van heel wat voorzieningen op de helling.
Weg met
heilige huisjes?
Omdat de sector
door die ongelijke financiering met erg grote leefbaarheidsproblemen
kampt, heeft de minister een aantal – vroeger heilige – principes
afgezwakt. Zo kunnen voorzieningen, of ze nu veel of weinig
financiering ontvangen, vanaf nu bijkomende dagelijkse kosten
aanrekenen op de factuur.
Waar vroeger de
prijs inkomengegarandeerd was, is dat vandaag de dag niet meer
het geval. De transparantie is zoek en de factuur is, nogmaals,
voor de ouders.
Bieke Verlinden is sp.a-schepen voor sociale zaken, werk en studentenzaken in Leuven. Meer over de voorstellen waarover het gaat in dit artikel kan u hier lezen: