(foto Maciej Lewandowski/CC)
Opinie - Bart Staes

Einde melkquota EU: Groen vraagt evenwichtige aanpak om crisis te voorkomen

Op 1 april 2015 komt er een einde aan de melkquota van de EU. Europarlementslid Bart Staes (Groen) vraagt een evenwichtige aanpak, die volksgezondheid en voedselkwaliteit laat primeren boven eenzijdig winstbejag.

maandag 30 maart 2015 20:52
Spread the love

Op 1 april 2015 komt er een einde aan
de melkquota van de EU1.
Volgens de betrokken landbouwsector kunnen we de komende tien jaar
net zo goed over het witte goud spreken. De verwachte exportgroei
(naar o.a. China) zal de Europese boeren echter niet helpen. Ze
kregen de laatste jaren zo al amper kostendekkende prijzen voor hun
melk. Bovendien komen domeinen als milieu, dierenwelzijn en
ontwikkelingssamenwerking onder druk van de door productie en export
gedreven agenda van de EU. 

Binnenkort wordt in het Europees
Parlement een initiatiefrapport gestemd over het melkbeleid. De
Groenen vragen een meer evenwichtige benadering: een versterking van
instrumenten als de Milk Market Observatory2 en
anticiperende maatregelen zodat boeren de verantwoordelijkheid kunnen
nemen om minder melk te produceren.

Zal Europa de wereld voeden?

Het systeem van melkquota werd begin de
jaren 1980 in het leven geroepen nadat de prijsgaranties van de
overheid niet alleen tot serieuze overproductie leidden maar ook druk
zetten op de Europese begroting. De productiequota werden immers zo’n
15 tot 20 procent hoger gezet dan de Europese vraag, met als gevolg
dat er geen positief prijseffect was voor de melkveehouder. Deze in
het systeem ingebouwde overproductie bood de zuivelindustrie dan weer
wel een garantie op goedkope ‘grondstoffen’.

Het systeem van melkquota nu verlaten
is een volgende logische stap om melkprijzen laag te houden en de
productie (voor export) te verhogen. Het officiële argument is dat
zowel zuivelverwerkers als boeren een betere toegang zullen krijgen
tot de wereldmarkt. In de praktijk zal het erop uitdraaien dat de
prijzen zullen blijven dalen, kosten blijvend moeten gedrukt worden,
de productie zal worden opgedreven met een nog grotere
industrialisering door nog grotere bedrijven tot gevolg.

De prognose van de Europese Commissie
dat de productie zal verhogen door meer opbrengst per koe te
genereren, eerder dan het areaal koeien op te trekken, is weinig
overtuigend. Een hogere melkproductie vraagt immers meer input, wat
meer kosten met zich meebrengt. Bovendien kan een
koe niet eindeloos produceren. Niet in het minst op het niveau van
dierenwelzijn, maar ook op vlak van volksgezondheid is er een
probleem. Een gestresseerde koe is vatbaar voor allerhande ziekten,
wat op termijn het antibioticagebruik alleen maar doet toenemen.

Stoppen met de melkquota zal zijn
effect hebben in de EU én op boeren wereldwijd. Inzetten op massale
export, brengt ook gigantische importstromen op gang van voornamelijk
soja uit Zuid-Amerika. 79 procent van de voedereiwitten komen van
buiten de EU. Het is duidelijk: zo zal Europa de wereld niet voeden.
Meer productie hier betekent meer landroof elders, vaak ten koste van
kleine boerengemeenschappen.

De huidige politieke discussie gaat
bovendien voorbij aan de dagelijkse praktijk in de zuivelsector: het
dumpen van melkpoeder op markten in het Zuiden. Directe
uitvoersubsidies zijn momenteel op nul gezet. Daardoor kunnen
Europese boeren hun producten onder de prijs verkopen, wat
systematisch leidt tot dumping. In plaats van China, India en Afrika
te overladen met de Europese overproductie, zou Europa haar eigen
handelspolitiek moeten evalueren – het exportbeleid én de
importafhankelijkheid –zodat die niet ingaat tegen de
ontwikkelingsdoelstellingen en het recht op voedsel dat Europa
evenzeer bepleit.

Wordt Afrika de speeltuin van Europese
bedrijven?

Vandaag al hebben bedrijven als Arla,
Danone en FrieslandCampina joint ventures3
en steunmaatregelen uitgewerkt in landen als Ivoorkust, Nigeria en
Ghana. Deze ondernemingen hebben één ding gemeenschappelijk: ze
zijn serieus afhankelijk van geïmporteerde melkpoeders in plaats van
hun eigen melkproductie. Volgens FrieslandCampina is het goedkoper om
uit Europa geïmporteerde grondstoffen te kopen dan op de eigen,
lokale rauwe melkmarkt4.

In de loop van 2015 zal het Europese
Parlement over een akkoord stemmen met West-Afrikaanse landen om de
heffingen op Europees melkpoeder te verlagen van 5 naar 0 procent,
terwijl deze landen perfect zelf in staat zijn in hun eigen behoeften
te voorzien, mochten de boeren hiertoe de kans krijgen! Het zou de
plaatselijke tewerkstelling kunnen stimuleren, handelsbalansen in
evenwicht brengen, zorgen voor voedselzekerheid én zorgen voor
gezondere voeding.

Ook het Wereldlandbouwrapport
van de VN Voedsel- en Landbouworganisatie FAO toont duidelijk aan dat het nodig is om kleinschalige
agro-ecologische initiatieven te steunen, willen we iedereen
wereldwijd het recht op voedsel bieden.

Voedselsoevereiniteit, het
recht van mensen om zelf te beslissen over hun eigen landbouw- en
voedselsysteem, zou een leidend principe moeten worden in Europees
beleid. Als we het doel van het Europese Jaar voor Ontwikkeling – “een beter begrip krijgen van beleidscoherentie op het vlak van
ontwikkeling” – serieus nemen, moeten ook de Europese handels-
en landbouwagenda worden aangepakt.

Daarom vragen de Groenen:

  • Een marktregeling die een crisis
    kan voorkomen

Er werden reeds alternatieven voor het
melkquotasysteem op tafel gelegd. Het installeren van een Melk
Monitoring Agentschap (Milk Observatory) was een eerste stap in de
goede richting. Het Agentschap moet nu verder inzetten op
begeleidende maatregelen en instrumenten voor marktanalyse die boeren
moeten helpen verantwoordelijke beslissingen te nemen ten aanzien van
hun productie.

Het is essentieel dat we lessen trekken
uit het verleden. Het toewijzen van melkquota was nooit gebaseerd op
de vraag van EU-lidstaten of van de EU zelf. Het quotumsysteem werd
bewust gebruikt om overschotten te creëren. Daardoor alleen al kon
de crisis niet vermeden worden.

  • Vraag en aanbod op elkaar
    afstemmen

De vraag naar melkproducten in de EU is
redelijk constant. Het concreet afstemmen van het aanbod op die vraag
is een veel betere oplossing dan de weg naar export zoeken die op
termijn allicht toch doodloopt. Het afstemmen van vraag en aanbod
komt ook tegemoet aan een belangrijke doelstelling van het Europees
landbouwbeleid, namelijk het stabiliseren van een voldoende hoog
arbeidsinkomen.

Nog een voordeel is dat de
prijsvolatiliteit5
afneemt. Het zal ook meer ruimte creëren voor doelstellingen op vlak
van milieu, dierenwelzijn of ontwikkelingssamenwerking. Melkproductie
zal zo geen schade toebrengen.




Bart Staes, Europarlementslid voor
Groen 
(foto www.bartstaes.be)

Meer informatie in het rapport
Faktencheck zu den Ammenmärchen der Milchindustrie van het Duitse
groene Europarlementslid Maria Heubuch.

1 Een
melkquotum is
het recht van een EU-lidstaat sinds 1984 om een bepaalde hoeveelheid
koemelk te
produceren, andere vormen van melk zoals geiten- en schapenmelk zijn
vrij van quota. Toen het quotasysteem werd
ingevoerd was dit voor 5 jaar. Sindsdien werd het steeds met een
variabele lengte van 1 – 7 jaar verlengd. Het systeem wordt op 1
april 2015 afgeschaft (meer informatie, zie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Melkquotum).

2
Het Milk Market Observatory (MMO) heeft als doelstelling de
melkveesector van de EU transparanter te maken door de verspreding
van marktgegevens en kortetermijnanalyse.

3 Een
commerciële activiteit die door twee of meer bedrijven gezamenlijk
wordt georganiseerd, terwijl de betrokken bedrijven afzonderlijk
blijven bestaan.

4
The
evolving EU–Africa dairy trade: EU corporate responses to milk
production quota abolition

5
Volatiliteit (‘vluchtigheid’) is de mate van onzekerheid over de
grootte van de veranderingen in de waarde van een bepaald goed.

take down
the paywall
steun ons nu!