Hoe komt het dat de muur van discriminatie in Vlaanderen niet gesloopt wordt?
Opinie -

Hoe komt het dat de muur van discriminatie in Vlaanderen niet gesloopt wordt?

Kandidaat-huurders met een vreemde naam, met een sociale uitkering of met een visuele beperking worden minder vaak uitgenodigd om een huurwoning te kunnen bezichtigen. Toch behoort België met zijn anti-discriminatiewetgeving volgens de Raad van Europa tot de beste leerlingen van de klas. Alleen worden de wetten amper toegepast. En dat geeft helaas slachtoffers – waaronder de samenleving als geheel.

maandag 16 maart 2015 14:50
Spread the love

Op 12 maart brachten we de resultaten uit van een grootschalig onderzoek naar discriminatie op de woningmarkt in Gent. We stelden vast dat kandidaat-huurders met een vreemde naam, met een sociale uitkering of met een visuele beperking minder vaak uitgenodigd worden om een huurwoning te kunnen bezichtigen

Eerder toonde het Minderhedenforum aan dat dienstenchequebedrijven ingaan op discriminerende vragen van klanten en stelde het Interfederaal Gelijkekansencentrum discriminatie op de arbeidsmarkt vast.

 

Uitgespuwd door de samenleving

 

Wat scheelt er toch in Vlaanderen dat deze ‘muur van discriminatie’ maar niet gesloopt geraakt? Het antwoord is complex, maar één van de hoofdverantwoordelijken is zonder twijfel de overheid die nalaat om actie te ondernemen. In een democratische rechtsstaat moet iedereen gelijke rechten hebben, ongeacht etnisch-culturele afkomst, leeftijd, seksuele geaardheid, fysieke beperking of geslacht. Discriminatie staat hier haaks op. Het is aan de overheid om deze gelijke rechten te verdedigen en zo nodig af te dwingen. Doet ze dit niet, dan hoeft ze niet verwonderd te zijn dat mensen die zich door de samenleving uitgespuwd voelen, die samenleving op hun beurt de rug toe keren.

 

Wetten worden amper toegepast

 

Maar hebben we dan geen anti-discriminatiewetten die burgers moeten beschermen tegen deze flagrante schending van hun mensenrechten?

 

 De Handhaving van de antidiscriminatiewetten on onbestaand, tergend traag en tandeloos.

 

Zeker, België behoort met zijn anti-discriminatiewetgeving volgens de Raad van Europa tot de beste leerlingen van de klas. Alleen worden de wetten amper toegepast. De handhaving is onbestaande, tergend traag en tandeloos. Getuige daarvan de recente veroordeling in beroep van uitzendkantoor Adecco voor discriminatie op de arbeidsmarkt.

 

Tien jaar na het uitlekken van een grootschalig discriminerend systeem zijn ze definitief veroordeeld. De symbolische euro schadevergoeding werd slechts in beroep opgetrokken. Zonder controle vanuit de overheid en strikte handhaving zijn anti-discriminatiewetten slechts papieren tijgers. De realiteit is er één van een vrije markt waarop bedrijven, verhuurders en klanten hun zin kunnen doen. Het is in deze context van laisser-faire dat discriminatie kan gedijen als een strontvlieg op een mesthoop. En de overheid? Die staat erbij en kijkt ernaar.

 

Dit is geen ver-van-ons-bed-verhaal

 

Verschillende groepen zijn slachtoffer van deze laisser-faire. Eerst en vooral de mensen zelf die omwille van hun etnisch-culturele afkomst, leeftijd, geslacht of geaardheid moeilijker een goede job of een betaalbare woning vinden. Dat is geen ver-van-ons-bed-verhaal. Iedereen kent wel iemand in zijn familie of onder zijn vrienden die omwille van zijn achtergrond het moeilijker heeft in onze samenleving.

 

Daarnaast zijn er dienstenchequebedrijven, interimkantoren en vastgoedmakelaars die het wel goed menen de dupe. Uit onderzoek bleek reeds dat deze bedrijven vaak te kampen hebben met discriminerende vragen, genre: “Gelieve geen allochtoon te sturen”, “Liefst geen vijftigplussers” of “Ik wil geen leefloner in mijn appartement”. Wanneer zij hierop afwijzend reageren, antwoordt de klant doodleuk dat hij dan wel naar de concurrentie stapt. Met andere woorden, discriminerende bedrijven doen aan oneerlijke concurrentie en verpesten het imago van de ganse sector.

 

Verspillen van talent

 

Maar het grootste slachtoffer is misschien wel de samenleving in zijn geheel. Door discriminatie verspillen we handenvol talent dat we op onze arbeidsmarkt broodnodig hebben om de vergrijzing en de sociale zekerheid te betalen.

 

Het is dan ook onbegrijpelijk dat de overheid zo weinig doet. Wanneer de onzichtbare hand van de vrije markt faalt, moet de overheid tussenkomen. Nu de stapel rapporten die discriminatie aantonen steeds hoger reikt, wordt het tijd om praktijktesten vanuit de overheid te organiseren. De overheid maakt reeds gebruik van praktijktesten voor de controle op de verkoop van tabak en alcohol aan minderjarigen. Waarom doet ze dit dan niet om discriminatie op te sporen?

 

Een lovenswaardige uitzondering is Stad Gent. Ze gaf wetenschappers de opdracht om via objectieve praktijktesten huurdiscriminatie in kaart te brengen en vervolgens in overleg met de sector een concreet actieplan op te stellen. Voor de Vlaamse en Federale regeringen is het nu tijd om kleur te bekennen en te antwoorden op volgende vraag: Willen ze actief meewerken aan gelijke kansen op de arbeidsmarkt en huurwoningmarkt of is discriminatie een ondergeschikt en onbelangrijk fenomeen?

Pieter-Paul Verhaeghe is stadssocioloog aan de UGent en neemt deel aan de denktank Poliargus. Koen Van der Bracht is socioloog aan de UGent.
Dit opiniestuk verscheen eerder op
 Knack.

take down
the paywall
steun ons nu!