Interview -

Kinderopvang: het stiefkind van de rekening

Meer dan 90.000 Vlaamse en Brusselse kinderen brengen het merendeel van hun prille dagen door in de kinderopvang. Werkende ouders zijn verloren zonder kinderopvang. Kansarme ouders zouden hun kinderen dan weer een betere start bieden door ze naar de kribbe te sturen. Drie experts geven uitgebreide toelichtingen op wat mogelijk en wenselijk is.

vrijdag 13 februari 2015 10:49
Spread the love

Ons huidige sociaal-economische model steunt grotendeels op het simpele gegeven dat kinderen ergens worden opgevangen terwijl hun ouders uit werken gaan. Toch lijken we niet wakker te liggen van hoe we onze kinderopvang
inrichten. Het thema haalt enkel het nieuws wanneer ergens een
kind door elkaar geschud wordt of wanneer het plaatstekort in sommige
steden weer eens piekt.

Kinderopvang is
blijkbaar geen ernstig politiek debat waard.
Zo ging vorig
jaar een nieuw en omstreden decreet voor de kinderopvang in voege,
waarover we nauwelijks iets verhelderends te lezen of te horen
kregen.

DeWereldMorgen had
een geanimeerd gesprek met Bieke Verlinden, schepen van Sociale Zaken
in Leuven, Delphine Jacobs, kinderpsychiater en -therapeut en Karen
Daniëls, coördinator van een kinderdagverblijf dat deel uitmaakt
van een buurtwerking en focust op maatschappelijk kwetsbare gezinnen.

Versnippering en
willekeur

Bieke Verlinden greep al een aantal keer naar de pen om misstanden en onduidelijkheden inzake het nieuwe decreet aan te kaarten en haalt meteen uit naar de willekeur en het totale gebrek aan transparantie: “Het nieuwe
decreet heeft de intentie om alle inkomensgerelateerde
kinderopvanginitiatieven tegen 2020 op een gelijk financieringsniveau
te brengen. De benaming is ondertussen gelijk, net
zoals de verplichtingen, verwachtingen en kwaliteitseisen. Maar…
de financiering blijft ongelijk.”

“Stel je voor dat een collega
hetzelfde werk uitvoert als jij, in dezelfde omstandigheden, maar wel
het dubbele verdient. Om evenveel te verdienen als die collega moet
je vijf jaar wachten. Iedereen voelt aan dat zoiets onhoudbaar is. In
het kinderopvanglandschap is het loutere vooruitzicht van gelijke
financiering een mes dat langs twee kanten snijdt. Want daar waar het
voor het ene initiatief hoop biedt om eindelijk genoeg te krijgen om
rendabel te zijn, betekent het voor het andere initiatief de vrees om het
met minder te moeten zullen doen.”

“Die angst zorgt
voor onzekerheid die de sector naar mogelijkheden doet grijpen om de
dagprijs die ze aan ouders aanrekenen aan te vullen. De
minister heeft met het nieuwe decreet de mogelijkheid geopend om
bijkomende kosten aan te rekenen aan ouders, om de financiële
leefbaarheid van de sector te garanderen. Dat betekent dat hij zijn
verantwoordelijkheid rechtstreeks doorschuift naar de ouders. Er
is zoveel vrijheid en vaagheid dat de transparantie zoek is. Die
vrijheid moet de leefbaarheid van de sector garanderen. Sommige
initiatieven springen hier heel verantwoordelijk en creatief mee om.
Anderen rekenen, gewoon omdat het mag, het maximum
aan. Intussen zijn heel wat ouders slachtoffer van een totaal
versnipperd en willekeurig beleid.”

Zieke kinderen kosten meer

Bieke: “Het is allemaal
behoorlijk technisch en ingewikkeld. Zo biedt elke kribbe aan de
ouders een bepaald aantal respijtdagen. Dat zijn de dagen waarop het
kind niet naar de opvang komt en waarvoor de ouders dus ook niet
betalen. Dat aantal respijtdagen varieert van 18 dagen bij de ene tot
24 bij de andere kribbe. Voor elke extra dag afwezigheid (die dan
onwettige afwezigheid heet, ook al kan je een doktersbriefje
voorleggen) moeten de ouders betalen. Het tarief voor zo’n dag
onwettige afwezigheid varieert enorm en loopt op tot bijna 28 euro
per dag, wat ook het maximum is. Kribbes zijn niet verplicht om
zoveel te vragen, maar het mag wel.”

“Als je weet dat de hele sector
worstelt om rendabel te blijven, dan snap je dat de verleiding groot
is om toch maar wat meer te vragen. Zo kan het dat
je voor een aanwezigheidsdag bijvoorbeeld volgens inkomen €10
betaalt, maar voor een afwezigheid €27,80 gaat betalen. Je
betaalt dus meer om je kind thuis te houden dan om het naar de kribbe
te brengen. Ouders worden dus gestraft omdat hun kind ziek wordt. Of
omdat ze er zelf wat meer tijd mee willen doorbrengen. Daarnaast zijn
er administratieve kosten en allerlei extra’s voor
afvalverwerking, medicatie, zonneproducten, enzoverder, die overal
verschillend zijn en flink kunnen oplopen.”

“Ik begrijp ook
niet hoe je kan verantwoorden dat je uitgerekend de laagste tarieven
optrekt: de allerlaagste inkomens betaalden 1,56 euro per dag, dat
tarief wordt nu opgetrokken tot 5 euro per dag. Dat is maar liefst driemaal zoveel. Wie het echt moeilijk heeft kan beroep doen op een lager
tarief, maar dat kan enkel na een sociaal onderzoek door het OCMW.
Voor kwetsbare gezinnen is de situatie dus veel slechter dan
voordien. Als daar bovenop allerlei extra’s worden
aangerekend, wordt de kinderopvang gewoon onbetaalbaar voor heel wat
mensen. Ouders weten ook niet dat er zoveel verschil is tussen de
bijkomende kosten die de inkomensgerelateerde initiatieven vragen. Ze
worden namelijk wel aangeprijsd als gelijk, namelijk onder dezelfde
noemer “gezinsopvang met een tarief volgens inkomen”.

Moet kinderopvang rendabel zijn?

Karen Daniëls: “De sector wordt nu eenmaal enkel en alleen gefinancierd op basis van de reële prestaties. Ouders schrijven in aan de hand van een opvangplan. Voltijds werkende ouders met een vaste baan krijgen dat meestal wel voor elkaar, maar deeltijds werkende ouders of ouders die op interimbasis werken of werkzoekend zijn worden benadeeld.”

Moet de vraag dan
niet zijn of kinderopvang wel rendabel kan en moet zijn?

Karen: “Tja, dat
is inderdaad de vraag. We stellen vast dat er geen nieuwe
initiatieven bijkomen. Dat is veelzeggend. Kinderopvang zou een
basisvoorziening moeten zijn, net zoals de kleuterschool. Dat hoorde
je trouwens ook in de reacties van de afgelopen weken naar aanleiding
van de uitspraken van minister Homans. Iedereen had de mond vol over
het recht op opvang. Maar eigenlijk is dat recht er niet.”

Delphine Jacobs:
“Voor wie het echt nodig heeft, is kinderopvang momenteel geen
basisrecht. Daarnaast is het niet zo dat een kind
a priori beter af is in de opvang dan thuis. De kwaliteit van de
kinderopvang is namelijk cruciaal. Vlaanderen scoort een
magere 6 op 10 in het Unicef-rapport over de kwaliteit van de
kinderopvang. Daar moeten we niet over opscheppen.”

Karen: ”In
Groot-Brittannië loopt al jaren een vrij uitgebreid onderzoek waarbij
wetenschappers vijftien jaar lang tweeduizend kinderen volgen, van de kinderopvang
tot in de middelbare school. Daaruit blijkt duidelijk dat slechte
kinderopvang schadelijk is voor jonge kinderen. Maar ook de voordelen
van goede kinderopvang zijn duidelijk vast te stellen: kinderen uit
risicogroepen die verrassend goed presteren op school en in de
samenleving, kregen als baby en peuter veelal kinderopvang van goede
kwaliteit. Hier in Vlaanderen startte onlangs een gelijkaardig
onderzoek door professoren Michel Vandenbroeck en Ferre Laevers.
Nobelprijswinnaar James Heckman zegt al langer dat je elke cent die
je investeert in de eerste levensjaren van een kind later tot zeven keer
terugwint.”

Responsieve aanpak

Delphine: “Wat je
niet investeert in de eerste levensjaren van een kind, betaal je
later dubbel en dik terug aan bijzondere jeugdzorg en andere
interventies. Laten we eerlijk zijn: 6/10, dat is geen goed rapport,
al helemaal niet voor een land dat tot de welvarendste ter wereld
behoort. Het nieuwe decreet zegt bijna niets over kwaliteit. Die
kwaliteit gaat er zelfs op achteruit. Het aantal kinderen per
begeleider stijgt naar acht. Terwijl elk onderzoek uitwijst dat een
viertal kinderen per begeleider het maximum is als je kwaliteitsvolle
opvang nastreeft.”

“Individuele begeleiding is onmogelijk wanneer een
verzorger voor acht kinderen moet zorgen. Dan blijft een kind in de
meeste gevallen beter thuis bij de ouders. Ook voor de
kinderverzorgers zelf is het geen goede zaak. Ze komen enkel toe aan
basiszorg als voeden, verschonen en in bed leggen. Er is gewoon geen
ruimte voor een sensitieve en responsieve aanpak, terwijl baby’s
net dat nodig hebben om goed te gedijen.”

Karen:” Een op
zeven kinderen groeit op in een kansarm gezin. In de grote steden
loopt dat cijfer nog op. Dat is een schandvlek. Kinderopvang zou net
een hefboom kunnen zijn voor die kinderen. Maar de financiële
drempels en het gebrek aan kwaliteit maken een emanciperende
kinderopvang eigenlijk onmogelijk. Het is een maatschappelijke keuze
om te investeren in kinderopvang of niet.”

Delphine: “Daar
kan wel geld voor vrijgemaakt worden, als je tenminste de
ontwikkeling en de toekomst van kinderen als een prioriteit
beschouwt.”

Kwalitatieve kinderopvang en hechting

Waarover hebben
we het eigenlijk als we het over kwalitatieve kinderopvang hebben?
Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Karen: ”Als we het
over kwaliteit hebben, dan hebben we het over hechting. We moeten ons
echt de vraag stellen wat we kinderen aandoen in dit opvangsysteem.
Wanneer een baby zich na een jaar eindelijk gehecht heeft aan een
verzorger moet het alweer verhuizen naar een andere groep. Een veilig
gehecht kind komt dat meestal wel te boven. Voor een onveilig gehecht
kind is het nefast. Waarom richten we geen verticale leefgroepen in,
waarin een kind van baby- tot peuterleeftijd bij een vaste begeleider
kan doorbrengen, iemand die hem kent en een band met hem heeft? Maar
ja, dat is logistiek lastiger en het vraagt doorgedreven planning.”

“Goede opvang
onderscheidt zich ook door betrokkenheid van de ouders, iets waar wij
hier intensief op inzetten. En uiteraard is het essentieel om het
verzorgend personeel degelijk op te leiden en te omkaderen inzake de
pedagogie van het jonge kind.”

Delphine: ”Als we kinderopvang
ernstig namen, wat men in landen als Zweden en Duitsland wel lijkt te
doen, dan zouden we het aantal kinderen per verzorger verlagen. Elk degelijk onderzoek
wijst op het belang van hechting bij jonge kinderen. De
sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in de eerste levensjaren
is cruciaal en heeft een enorme impact op hun verdere levensloop. Dat
betekent dus dat je kinderopvang als een belangrijke sociale pijler
beschouwt en niet enkel economisch bekijkt. De eerste levensjaren van
een kind zijn een unieke kans die nooit meer terugkomt. Men focust op
het economische en het praktische, maar vergeet het relationeel
aspect, de interactie met kinderen, terwijl dat net zou moeten
primeren.”

Expertise ontsluiten

Als de opvang
kwalitatiever moet, is het dan niet nodig om kinderverzorgers beter
op te leiden?

Karen: “Jazeker.
Maar er wordt enkel geld vrijgemaakt voor het management. Er is een
bom geld (2.000.000 euro) geïnvesteerd in een kenniscentrum van
experten. Maar die staan niet op de werkvloer en trekken het
buikgevoel van wie dagelijks met kinderen en ouders werkt in twijfel.
Er is vooral aandacht voor de bovenbouw, maar men vergeet de
onderbouw.”

Bieke: ”Er wordt
behoorlijk veel geld verspild dat beter besteed zou kunnen worden.
Een voorbeeld: we hebben in Leuven een uitstekend registratiesysteem
opgezet dat alle initiatieven overkoepelt. Dat geeft ons een vrij
goed zicht op de noden. Waarom kan zoiets niet op Vlaams niveau? De
expertise is er. Ontsluit ze dan ook voor iedereen. ”

Delphine: ”Landen
die goede scores halen op het vlak van kwaliteit, zoals een aantal
Scandinavische landen, hanteren ook een hoog opleidingsniveau voor
kinderverzorgers. Hier bij ons is de opleiding beperkt en is er veel
minder kennis van de pedagogie, de sociaal-emotionele ontwikkeling
van het jonge kind. Er is meer aandacht voor het praktische: hygiëne,
speltechniekjes, …

Karen: “Verzorgers
hebben ook nood aan feedback, aan ondersteuning en contact met
elkaar. Daar is nu geen ruimte voor. Ze staan er alleen voor.”

Delphine: ”Ook het
contact tussen verzorgers en ouders staat onder druk. Ouders en
verzorgers hebben weinig tijd. Waar geen contact is, is er een minder
goede band en minder vertrouwen. Kinderen voelen dat feilloos aan en
sommigen zullen dan ook moeite hebben om zelf een vertrouwensband aan
te gaan met hun verzorger.”

Regulitis

De sector klaagt
ook al jaren over de overregulering: er lijken steeds meer regeltjes
bij te komen.

Delphine: “De focus op
veiligheid en hygiëne wordt vaak tot in het absurde doorgetrokken:
zo mocht ik als ouder geen zelfgebakken cake meegeven voor de
verjaardag van mijn peuter. Dat was niet hygiënisch. Het moesten
voorverpakte koekjes zijn. Dat is niet de schuld van het nieuwe
decreet, maar van de FAVV-regelgeving, waar de sector zelf ook
kritisch voor is. Gelukkig gebruiken de meeste initiatieven zelf wel
hun gezond verstand. Maar het is een teken des tijds: door angst
gedicteerde regels gaan voor op kwaliteit en sensitief omgaan met
kinderen. Alles moet uniform en verzekerd zijn. Er is te weinig
vertrouwen in het gezond verstand en de competentie van de
opvanginitiatieven zelf.”

Bieke: ”Na Kim De
Gelder werden heel wat opvangkribbes gedwongen te investeren in
peperdure beveiligingssystemen. Het bedrijf dat die systemen leverde
ging na een tijd failliet. Het beveiligingssysteem werkt dus heel
vaak niet. En heel wat ouders vinden dat badge- of
vingerafdruksysteem vreselijk en onpersoonlijk. Maar ze hebben er wel
mee voor betaald.

Delphine: ”Welk
signaal geven we aan onze kinderen wanneer we hen in een
hoogbeveiligde kribbe afzetten? Dat de buitenwereld een gevaarlijke
plek is. Maar die angst is een algemeen maatschappelijk probleem dat
niet zomaar op te lossen valt.”

Karen: ”De
regulitis gaat inderdaad erg ver. Zo mogen we geen tekeningen meer
aan de muur hangen met punaises sinds er ergens een kind een punaise
inslikte. Kinderen mogen geen knuffels of doekjes meer bij zich
houden in bed uit angst voor wiegendood. Kribbes moeten investeren in
nieuwe bedjes met spijlen die op een welbepaalde afstand van elkaar
staan. Telkens er iets gebeurt, wordt er aan schuldinductie gedaan.
Iets of iemand moet de schuld krijgen en het gebeurde moet vervolgens
op alle mogelijke manieren vermeden worden.”

Bieke: “Dat houdt
vaak investeringen in waarvoor geen extra middelen worden voorzien.
Er worden regeltjes bedacht en bijbedacht, de overheid reguleert maar
raak, maar neemt niet haar verantwoordelijkheid.”

Karen: ”Er is
enorm veel expertise inzake inclusie aanwezig op de werkvloer, maar
die wordt nauwelijks geraadpleegd. Liever stelt men nog een expert
aan. Wanneer we een kind opvangen met het syndroom van Down moeten we
een heel dossier samenstellen om aanspraak te kunnen maken op de
nodige extra middelen die de zorg voor het kind vereist. Dat is zo
contraproductief.”

Ouders zonder stem

Wat opvalt is dat
ouders zelden klagen. Als het dan zo beroerd gesteld is met de
kinderopvang, zouden we dat dan niet moeten horen?

Delphine: “Ouders
zijn al blij dat ze een plaats voor hun kind kunnen bemachtigen en
durven vervolgens niet klagen omdat ze de relatie met de kribbe niet
in gevaar willen brengen. En bij een minister gaan ouders niet
klagen. Er zijn gewoon weinig alternatieven. Daarnaast is het normaal
dat ouders moeilijk kunnen weten wat ze mogen verwachten. Waarmee
moeten ze vergelijken? Hoe moeten ze weten wat kwalitatieve
kinderopvang inhoudt? Als hun kind veel huilt, dan denken ze al snel
dat het aan hen ligt, ofwel aan hun kind. Vervolgens wordt veelal aan
arts ingeschakeld en wordt ‘het probleem’ toegeschreven aan een
medisch probleem.”

Karen: ”In het
bijzonder ouders uit de kwetsbare lagen van de samenleving hebben
geen stem. Ze worden niet gehoord en hebben niet de middelen om zich
te laten horen. Onlangs kregen wij een alleenstaande moeder van twee
over de vloer die het met 100 euro in de maand moet rooien. Ze had
twee maanden noodopvang nodig voor haar kindjes. Voor die twee
maanden moest ze boven op het aangepaste tarief nog eens 50 euro
waarborg en 90 euro aan huisvuilkosten betalen. Uit het budget van zo iemand is 140 euro een
enorme hap . Zelfs als de tarieven
inkomensgerelateerd zijn, de willekeurige extra’s zijn dat niet. In
de steden bevindt één op vier gezinnen zich in zo’n economisch kwetsbare
situatie. Maar er wordt geen rekening met hen gehouden.”

Bieke: ”Waarom niet
een soort ouderraad invoeren in de kinderopvang? In heel wat scholen
betekent de ouderraad een meerwaarde voor de werking. En op die
manier maak je ouders betrokken en creëer je een context waarbinnen
er gecommuniceerd kan worden met elkaar. Ouders zouden op z’n minst
de mogelijkheid moeten krijgen om jaarlijks anoniem de kwaliteit van
hun kinderopvang te evalueren. In andere welzijnssectoren (bv. de
gehandicaptenzorg) is dat al lang verplicht.”

Delphine: ”Er is
ook vaak sprake van een defensieve reflex wanneer je als ouder een
probleem aankaart. Als je je zorgen maakt om je kind, dan wordt dat
al snel als kritiek of als een beschuldiging geïnterpreteerd. In
andere welzijnssectoren is het de gewoonte om in overleg te gaan bij
vragen, twijfels en problemen. Er moet een kader worden gecreëerd
waarbinnen men kan communiceren.”

Inlevingsvermogen in onze maatschappij

Wat te denken van
de uitspraken van minister Homans over aparte kinderopvang voor niet-werkende of kansarme ouders?

Delphine: ”Dit
soort ideeën werpen ons vijftig jaar terug in de tijd. Segregatie is
nooit een goed idee. Dat is al lang bewezen. Iedereen is het erover
eens dat het een slecht idee is voor scholen, dus is het dat ook voor
de kinderopvang. We moeten weg van het wij/zij-discours. Er is nood
aan meer inlevingsvermogen in onze maatschappij. Het enige wat werkt
is van jongs af aan dagelijks in contact komen met diverse leden van
de samenleving.

Karen: ”Onze
kinderopvang omkadert zowel kinderen als ouders uit kwetsbare
groepen. Die kansarme kinderen vertegenwoordigen zo’n 15% van de
Vlaamse kinderen. Ik zie dat ons werk loont omdat het kinderen en
ouders kansen biedt. We vangen niet op, maar zetten actief in op het
bevorderen van de band tussen kinderen en hun ouders. De middelen die
we daarvoor krijgen zijn niet toereikend. Onze kinderopvang kan enkel
overleven dankzij de financiële steun van het buurtcentrum (vzw
Lampeke). Maar hoe lang nog? Men lijkt te vergeten dat kinderopvang
een belangrijke maatschappelijke functie heeft.”

take down
the paywall
steun ons nu!