Piket aan LSG Sky Chefs (foto Kevin Van den Panhuyzen)
Opinie -

Hoe leg je de staking uit?

Dit artikel van Jan Blommaert verscheen oorspronkelijk op 9 december 2014, bijna drie jaar geleden. Deze analyse is nog even relevant als toen. De constant in de media herhaalde bewering dat de vakbonden niet populair zouden zijn wordt dagelijks tegengesproken door het feit dat de vakbonden nog steeds met afstand de grootste sociale organisaties zijn van het maatschappelijk middenveld.

dinsdag 9 december 2014 16:19
Spread the love

De huidige stakingsgolf is een strijd om de “harten en geesten” van de mensen, waarin VOKA en UNIZO zich – niet onverwacht – ontpoppen tot de megafoons van de tegenstrever. Tot zowat een jaar geleden was hun verhaal over de stakingen dominant; de publieke opinie stond bol van de woorden “gijzeling”, “economische schade”, “recht op werken” en zo meer. Dit verhaal staat nu onder druk, zoveel is duidelijk.

De steun voor de stakingen is zeer groot, de acties worden zeer breed gedragen, en er is een echte kentering in de publieke opinie merkbaar.

Dit geeft ons nu de kans om de stakingsgolf aan te wenden om een degelijke sociale, politieke en economische analyse door te geven. Geen defensieve argumentatie dus, maar een argumentatie die vertrekt vanuit het sociale protest zelf. Die is absoluut nodig wanneer we van een breed gedragen staking ook een politieke tegenkracht willen maken en ik zie nog te veel zwakke of defensieve argumentatie.

In wat volgt wil ik daarvoor een aantal heel praktische en concrete elementen aanreiken. Ik doe dit puntsgewijs, als een soort van register van argumenten. Oneliners geef ik in cursieven aan.

1. Wat is een staking? Een staking is een moment waarop de werkenden de productiemiddelen van het kapitaal lamleggen. Tijdens een staking weigeren degenen die de productie verzekeren – de arbeiders, bedienden en zo meer – die productie voort te zetten. Daardoor is een staking altijd politiek, want ze legt de fundamentele krachtsverhoudingen in de economie bloot: arbeid tegen kapitaal. Tijdens een staking blokkeert arbeid het kapitaal, het verhindert de kapitalist winst te maken. Staken is een individueel recht – men moet dus geen lid van een vakbond zijn om het uit te oefenen – en het is een sociaal grondrecht dat is vastgelegd in het Europees Sociaal Handvest. Regeringen kunnen het dus niet zomaar snel-snel uithollen of aantasten. Ook, by the way, het juridische statuut van vakbonden – het feit dat ze evenmin als politieke partijen rechtspersoonlijkheid hebben – is vastgelegd in internationale verdragen die door ons land zijn geratificeerd.

2. Dit eerste punt heeft een dimensie van macht: de ondernemer moet tijdens een staking voelen dat hij/zij afhankelijk is van degenen die voor hem/haar arbeid verrichten. VOKA en UNIZO mogen roepen wat ze willen. vermits het niet de CEO’s zijn die de productie verzekeren zullen ze die dag geen winst maken, tenzij die CEO’s die dag de plaats innemen van hun arbeiders natuurlijk – laat ze maar proberen. Via een staking worden de echte processen in de economie dus zichtbaar: werknemers hebben wezenlijke macht in het economisch proces, want zij kunnen het stil leggen. En werkgevers zijn geen eigenaar van de werknemers; ze zijn eigenaar van de fabrieksgebouwen en machines, maar niet van de mensen die ze bedienen. Ze hebben recht op de hoeveelheid arbeid die door het loon wordt aangekocht, en net daarom wordt er aan stakers geen loon uitbetaald op stakingsdagen. Stakers ontvangen een zeer bescheiden vergoeding uit de stakingskas (of helemaal niets). Staking is dus, voor alle duidelijkheid, geen dagje verlof, wel een dagje oerduidelijke economische macht.

3. Die macht drukt zich uit in economische schade, en economische schade is het doel van de staking. VOKA en UNIZO schreeuwen bij elke staking de omvang van de schade van alle daken – 200 miljoen voor de ene dag staking op 8 december in Brussel alleen, bijvoorbeeld. Daarmee doen ze ons een plezier. Want die “schade” is precies het bedrag dat door hun arbeidende werknemers die dag aan economische meerwaarde zou zijn gerealiseerd. De “schade” is de opbrengst van de arbeid die die dag niet is gerealiseerd. Ook hier zien we de echte economische processen bloot liggen: wie produceert welvaart? Wie genereert meerwaarde? Wel, dat zijn zij die ze ook kunnen wegnemen, door een staking bijvoorbeeld. Een verstandig bedrijfsleider snapt dat en gaat zo snel mogelijk onderhandelen met de stakers.

4. Vermits stakingen de winst van de ondernemingen verlagen, zijn ze een reëel drukkingsmiddel. Bedrijven leven immers van winstvoorspellingen en targets in die zin. Een forse staking betekent vaak dat de winstverwachtingen niet zullen gehaald worden. Dat is een probleem, in de eerste plaats, voor de ondernemers en het hogere management, die dit mogen gaan uitleggen aan hun aandeelhouders. Een bedrijf dat door stakingen wordt getroffen is een bedrijf dat investeerders weinig vertrouwen inboezemt; stakingen worden immers gezien als een factor van onzekerheid – gaan we winst boeken of niet? – en als een effect van slecht management. De schade aan het “imago” en het “investeringsklimaat” is dan ook geen probleem voor de stakende werkers, het is een probleem voor de ondernemers en de hoge managers. Zij zien hun dividenden en hun bonussen smelten als ijs voor de zon tijdens een staking. Dus, alweer, als ze verstandig zijn gaan ze onderhandelen met de stakers.

5. Het doel van de staking is een rechtvaardige verdeling van de geschapen meerwaarde. Arbeid produceert meerwaarde – zie boven – en die meerwaarde moet rechtvaardig en billijk verdeeld worden over alle partijen die in het proces betrokken zijn. Looneisen en arbeidsvoorwaarden zijn traditioneel het deel van de arbeidende bevolking in dit geheel: hoge winsten voor de ondernemer zijn prima zolang ze gepaard gaan aan billijke lonen en arbeidsvoorwaarden voor de werkenden. Maar zeker in deze stakingsgolf zien we dat dit motief van rechtvaardigheid een bijzonder grote rol speelt: de regeringen-De Wever rijden zonder de minste scrupules voor de 1%. De besparingsmaatregelen worden systematisch opgelegd aan de werkenden en de zwakkere groepen in de samenleving, terwijl het kapitaal nog verder wordt geprivilegieerd. Wie nu werkloos is heeft weinig hoop op nieuw en waardig werk; wie nu werkt ziet z’n arbeidsvoorwaarden gekortwiekt; enkel wie heel erg rijk is gaat er met deze regering op vooruit.

Meer nog, er komen nieuwe en meer transfers van arm naar rijkde aan de massa opgelegde besparingen gaan rechtstreeks als een subsidie naar de private bedrijfswinsten en vermogens. Wanneer de indexsprong tienduizenden nieuwe jobs zou opleveren (de cijfers hierover lopen uiteen en klinken als visserslatijn), hoeveel banen kan men dan scheppen met een vermogensbelasting? Met de afschaffing van de notionele interestaftrek? Met het sluiten van de fiscale achterpoortjes die “topondernemers” als De Nul toelaten om miljarden te parkeren in belastingparadijzen? En grote bedrijven zoals ABInbev of Electrabel toestaan zo goed als geen belastingen in dit land te betalen? Terwijl er een indexsprong wordt opgelegd aan de werkenden keurt deze regering een uniek pakket aan fiscale-paradijs maatregelen voor grote ondernemingen goed, voordeliger nog dan wat Luxemburg te bieden heeft. Waarom?

Of nog: waarom wordt bij de discussie over de “loonlasten” zo weinig gerept over de “loonlasten” die de riante wedde en bonussen van topmanagers opleggen aan een bedrijf? Die toplonen zijn de afgelopen jaren dramatisch gestegen, terwijl die van het gewone personeel onder druk zijn komen te staan, en de verloning van topkaders staat nu vaak gelijk aan talloze jaarwedden van gewone personeelsleden die moeten inleveren. Bovendien zitten ook die toplonen in de kostenstructuur van bedrijven; het zijn dus echte, maar nooit meegetelde loonlasten. Ook dit is een rechtvaardigheidskwestie. Als een bedrijf de kosten moet verlagen om competitief te zijn, waarom begint men dan niet aan de top, met een verlaging van de winstverwachtingen en de lonen van de topmensen?

6. De “hinder” die stakingen berokkenen aan andere burgers maakt nog een ander fundamenteel punt duidelijk: de diepe verwevenheid van allerhande sociale functies in een samenleving zoals de onze.

Concreter: wie hinder van een staking ondervindt moet begrijpen dat zijn/haar functioneren afhangt van dat van de stakers.

Als ik door een treinstaking niet tot op het werk raak, dan betekent dit dat ik voor het uitoefenen van mijn job afhankelijk ben van het goed functioneren van het NMBS-personeel. Wanneer hun arbeid bedreigd wordt, dan wordt ook de mijne onder druk gezet. Het best mogelijke antwoord hierop is solidariteit.

Het probleem van de stakers is ook het mijne, wanneer hun staking mij “hinder” bezorgt. 

Er is dus geen sprake van dat stakingen anderen het “recht op werken” ontnemen; stakingen tonen aan hoe moeilijk het is te werken wanneer anderen staken, en dat zou mensen aan het denken moeten zetten over hoe mijn belangen verweven zijn met die van anderen.

7. En wat dat recht op werken” betreft: dit is een handige herformulering van iets veel meer fundamenteels, het recht op werk, het recht op arbeid. Dit recht is een grondrecht dat in artikel 23 van de Belgische Grondwet als volgt wordt omschreven:

Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Die rechten omvatten inzonderheid : 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen; 2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand; 3° het recht op een behoorlijke huisvesting; 4° het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu; 5° het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing; 6° het recht op gezinsbijslagen.

Lees dit artikel grondig en leer het desnoods uit het hoofd. Want wat blijkt? Deze regering overtreedt dit artikel in zowat al z’n aspecten, met zowat elke maatregel die ze nu voorstelt. En verkozen politici leggen in dit land een eenvoudige eed af, die hen onschendbaarheid schenkt; ze zweren gehoorzaamheid aan de Grondwet, niets meer of minder, en daardoor zijn ze verplicht de in de Grondwet bepaalde rechten van hun bevolking te garanderen. Ze hebben daarin dus geen keuze, en ook hun ideologische prioriteiten staan hieraan ondergeschikt. En wij staken en voeren actie voor dat recht op werk zoals het in de Grondwet staat.

Redenen te over. Het recht op werk van vele honderdduizenden werkzoekenden in dit land wordt niet gegarandeerd, en hun recht op “vrije keuze van beroepsarbeid” wordt in de activeringsplannen van de regering eveneens geschonden. Noteer trouwens dat de regering verplicht is tot “een algemeen werkgelegenheidsbeleid” met de volgende kenmerken: “dat onder meer gericht is op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen“. Een “stabiel werkgelegenheidspeil” staat haaks op de flexicurity dromen van de EU en de regeringen, waarin het samenspel van de tewerkstelling en werkloosheid gebruikt wordt om de kost van arbeid laag te houden; en wat de notie “billijk” betreft, dit is niet iets wat eenzijdig bepaald kan worden: het moet collectief bepaald worden.

8. Staken we het “concurrentievermogen” van onze ondernemingen kapot? Neen, we staken doorgaans hun onrealistische winstverwachtingen kapot. Het begrip “concurrentiekracht” staat immers voor iets heel eenvoudigs: meer winst maken dan de concurrent. Een bedrijf kan best blijven bestaan wanneer het minder winst maakt dan zijn concurrenten, en vele bedrijven sluiten niet omdat ze “niet rendabel” zijn, maar omdat belachelijk hoge winstverwachtingen ervoor zorgen dat het bedrijf de targets niet haalt. Om diezelfde reden wordt aan het personeelsbestand, aan de lonen en arbeidsvoorwaarden geprutst. In omgekeerde zin overleven vele bedrijven de crisis door het verlagen van hun winstverwachting in afwachting van een betere conjunctuur – de tering wordt naar de nering gezet, zou men kunnen zeggen. Economisten zoals Joseph Stiglitz wijzen al vele jaren in de richting van onredelijke winstverwachtingen als een van de grote bedreigingen in de economie. Stakingen zijn heel effectieve middelen om dit duidelijk te maken.

9. Die verwevenheid van functies en belangen wordt duidelijk aan de hand van simpele voorbeelden. Ik geef er eentje en ben er zeker van dat anderen talloze aanvullingen kunnen bieden. Wanneer luchtverkeersleiders staken, is het omwille van een moordende werkdruk die de veiligheid van het luchtverkeer bedreigt. Een enkel foutje van een enkel overwerkt en over-gestresseerde luchtverkeersleider kan het leven kosten aan vele honderden passagiers. Vinden die passagiers zo’n staking dan nutteloos?

10. Als we dit nu allemaal samen nemen zien we iets groters opdoemen. Het huidige sociale protest haalt een aantal grote neoliberale mythen en beelden onderuit: dat van de ondernemer die op z’n eentje welvaart schept; van stakers die “niet willen werken” versus brave mensen die “werkwillig” zijn; van vakbonden die “conservatief” de eigen “privileges” willen verdedigen, en zo meer. We zien dat dit protest zich richt op een rechtvaardige samenleving waarin, zeker in crisistijd, herverdeling, democratie, steun aan de zwakkeren, strijd tegen toenemende ongelijkheid, discriminatie en precarisering, de strijd voor menselijke autonomie en waardigheid, en de zoektocht naar duurzame sociaal-economische alternatieven centraal staan. Dat is de reden waarom de sociale actie en de stakingen zo’n breed draagvlak hebben: dit gaat niet om procentpunten en grafieken, wel om een economische theorie die de hele samenleving om zeep helpt en uitbuiting tot wet maakt. VOKA en UNIZO verdedigen die theorie samen met De Wever, Michel, Van Overtvelt, Muyters en Bourgeois. Die theorie heeft haar failliet al herhaaldelijk en definitief bewezen. Ze blijven aanhangen is een vorm van domheid, en de dwaze argumenten die in haar voordeel en tegen de sociale actievoerders gebruikt worden illustreren dit.

11. En ten slotte nog dit. Wie zegt dat “staken niet uithaalt” moet dringend de sociale geschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw nagaan op Wikipedia. Want zonder stakingen en andere vormen van directe sociale actie zou onze samenleving er heel anders uitgezien hebben. Zowat elke belangrijke emancipatorische en democratische maatregel is afgedwongen op straat en aan de fabriekspoorten, lang voordat parlementen ‘m vorm gaven. Het algemeen stemrecht, het stemrecht voor vrouwen en minderheden, het pluralisme in ons onderwijsmodel, de 8-uren dag, betaald verlof, sociale zekerheid, rechtvaardigheid en vrede – al die dingen zijn bevochten vooraleer ze besproken werden.

We zouden geen democratie zijn, en evenmin een samenleving waarin een bescheiden afkomst geen obstakel is om een florissante KMO op te starten, zonder stakingen en andere heftige actievormen.

Er zijn dan ook weinig voorbeelden van “stakingen tegen onszelf”, in weerwil van wat de Van Eetvelts van dit land ons willen wijsmaken, want ook dit is deel van het repertoire van de tegenstrever, die maar al te goed weet dat stakingen hun pijn doen, meer dan de stakers zelf.

take down
the paywall
steun ons nu!