Europese verkiezingen 2014: een terugblik met het oog op de toekomst
Herman Michiel

Europese verkiezingen 2014: een terugblik met het oog op de toekomst

Het verkiezingsprogramma is één element om zich een idee te vormen over een partij, maar men moet naïef zijn om zich enkel daarop te verlaten. Mooie woorden en verkiezingsbeloften zijn één ding, de effectieve opstelling van een partij is vaak iets heel anders.

maandag 5 mei 2014 16:55
Spread the love

DeWereldMorgen.be

In de aanloop naar de Europese
verkiezingen (22 mei in Nederland, 25 mei in België) willen we
nagaan hoe partijen zich de voorbije vijf jaar gedroegen in een aantal
belangrijke Europese beleidskwesties. We beperken ons tot de partijen
die in Nederland en Vlaanderen een links publiek kunnen aanspreken:
 sociaaldemocraten (PvdA, resp. sp.a), groenen (Groenlinks, Groen [i]) en radicaal-links (SP, PVDA+) [ii].

Een paar opmerkingen vooraf. De
opstelling van een partij in Europese aangelegenheden kan men enerzijds
proberen af te lezen uit haar Europees programma, voor partijen met
Europese verkozenen uit het stemgedrag in het Europees Parlement,
anderzijds uit haar houding in de nationale politiek. Het  ’Europees
beleid’ wordt immers uitgevoerd door nationale regeringen. Partijen die
het Europees soberheidsbeleid mee uitvoeren als regeringspartner, of het
vanuit de oppositie ondersteunen, mogen dan mooie principes verkondigen
in een Europees programma, het zijn natuurlijk de daden die tellen. Een
mooi voorbeeld van de spreidstand tussen woord en daad werd onlangs
gegeven door de Franse Parti Socialiste. De Europese verkiezingskampanje
werd geopend met ronkende verklaringen en krachtige uithalen naar het
asociale Europa, maar de dag ervoor had de socialistische regering een
asociaal besparingsplan afgekondigd ten bedrage van 50 miljard euro [iii].

Een andere opmerking betreft het
Europees politiek kader waartoe partijen meestal behoren. Enerzijds zijn
er Europese politieke partijen: Partij van de Europese Socialisten (PES) met PvdA, sp.a, SPD enz., de Europese Groene Partij (met o.a. Groenlinks, Groen), Europees Links (EL)
met onder andere het Duitse Die Linke, de Franse Parti de Gauche en
Parti Communiste, het Griekse Syriza, enz. (Noteer evenwel dat de
Nederlandse SP geen lid is van EL, de Belgische Parti Communiste wel,
alhoewel die geen verkozenen heeft.)

Anderzijds worden in het Europees
Parlement fracties (of ‘groepen’) gevormd [iv]: S&D (Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten),
Europees Unitair Links/Noords Groen Links (met Die Linke en andere
partijen van EL, maar ook de Nederlandse SP), Groenen/Europese Vrije
Alliantie; de rechtse formaties hebben natuurlijk eveneens hun Europese
partijen en fracties. Het is in dit verband tegelijk relevant om niet alleen
het nationaal programma en beleid van een partij te bekijken, maar ook
naar de Europese samenwerking onder de politieke families, de politieke
opstelling van de Europese partij en fractie.

Het ligt immers voor de
hand dat alleen een grensoverschrijdende strategie in staat is het Europees beleid te beïnvloeden. PES, Europese Groenen en Europees Links hebben inderdaad elk hun Europees Manifest opgesteld [v],
maar het valt op dat de nationale programma’s er niet naar verwijzen,
de Europese partij of fractie niet vermelden en doorheen hun
verkiezingsprogramma de indruk wekken dat ze alleen in staat zijn het
Europees beleid te veranderen.

Dat is het geval met de PvdA, sp.a, Groen
en SP; uitzondering is GroenLinks dat herhaald verwijst naar de
Europese Groenen, maar het is ironischerwijze net GroenLinks dat vaak
anders (en rechtser) stemt dan de fractie… Voor de PVDA+ is het
afwachten hoe deze partij zich zal verhouden tot Europees Links en, in
het geval er Europese verkozenen zijn, binnen  Europees Unitair Links. 

In wat volgt zullen we nagaan hoe de diverse partijen zich opstelden in een aantal belangrijke aspecten van het EU-beleid:

  • de steeds steviger greep op de nationale begrotingen;
  • de inmenging in het sociaaleconomisch beleid, het aansturen op neoliberale hervormingen;
  • de liberalisering van het reizigersverkeer op het spoor,
  • en het EU-US-handelsverdrag.

We zullen daarbij o.a. kijken naar
het stemgedrag van europarlementariërs (sixpack, twopack…), van
nationale parlementariërs (Begrotingsverdrag) en  naar de houding van
partijen in het algemeen.

1. EU-greep op de nationale begrotingen

Sinds het Verdrag van Maastricht
(1992) heeft de Europese Unie zich in toenemende mate met de
overheidsfinanciën van de lidstaten bemoeid. Het Stabiliteitspact
(1997) legde de 3%-grens op de begrotingstekorten op en de 60%-grens op
de overheidsschuld (percentages als deel van het Bruto Binnenlands
Product).

Met het uitbreken van de eurocrisis (2010) werd de 3%-grens
niet alleen vernauwd, maar een heel arsenaal Europese wetgeving –
miljoenenboetes incluis –  maakte van het verbod op overheidstekorten de
belangrijkste beleidslijn van de EU. Zo keurde het Europees Parlement
op 28 september 2011 zes teksten over een Europees ‘economisch bestuur’
goed, het zogenoemde ‘sixpack’.

Vier van de zes teksten van het sixpack specifiëren in detail een
dwingende invulling van het Stabiliteitspact: hoe de lidstaten de
Europese Commissie moeten informeren, hoe de Commissie besluit dat een
land een ‘onvoorzichtige’ begrotingspolitiek voert (zonder dat de
3%-grens hoeft overschreden te zijn) en een borg moet storten tot de
situatie verbeterd is, hoe een EDP (excessive deficit procedure)
ingezet wordt tegen een lidstaat en welke miljoenenboetes er staan op
het niet naleven ervan.

Een dergelijke boete werd nog wel niet opgelegd,
maar de dreiging die ervan uitgaat, en het zwaaien met het argument van
de miljoenenboete door nationale politici, heeft de hele EU en de
eurozone in het bijzonder onder budgettaire curatele geplaatst van een
onverkozen neoliberale bureaucratie.wijbetalenniet

Men liet het niet bij een sixpack; in juni 2012 keurde het Europees Parlement nog een ‘two-pack’
goed. Dit two-pack verplicht de landen van de eurozone elk jaar hun
begrotingsontwerp tegen half oktober aan de Europese Commissie ter
goedkeuring voor te leggen, nog voor de nationale
volksvertegenwoordiging er inzage van krijgt! En nog vonden de
EU-leiders de dwangbuis niet strak genoeg. Op de top van december 2011
werd het Begrotingsverdrag
gelanceerd, waarbij lidstaten zich wettelijk (“bij voorkeur
grondwettelijk”) verplichten tot strikte budgettaire orthodoxie
(begroting in evenwicht of met overschot), onder toezicht van het
Europees Hof van Justitie.

Door de knip te zetten op
overheidsbestedingen heeft de (wereldwijde) financiële crisis een veel
vernietigender effect gehad op de Europese Unie dan op de USA of Japan.
De Europese economische recessie en catastrofale werkloosheid zijn
zonder meer het gevolg van het budgettair fundamentalisme van de
EU-leiders, zoals zelfs een voormalig economisch adviseur van de
Europese Commissie recent nog bevestigde [vi].

Positionering van de partijen

Aan de hand van de onderstaande tabel
kan men zich een beeld vormen van de standpunten van de partijen over
het Europees ingrijpen in de nationale begrotingen.

Sixpack
(budgetgedeelte)
Two-pack Begrotingsverdrag

PvdA

voor voor voor

sp.a

tegen tegen voor

GroenLinks

voor voor tegen

Groen

tegen voor tegen

SP

tegen tegen tegen

PVDA+

tegen* tegen* tegen*
(*) oordeel op basis van partijstandpunten

Een paar vaststellingen en commentaren:

  • De Nederlandse PvdA is een
    uitgesproken voorstander van het harde Europese besparingsbeleid. Op dit
    vlak stemt deze partij in de regel altijd mee met de rechtse partijen
    in het Europees Parlement, vaak tegen de meerderheid van de
    S&D-fractie in. Gewezen partijleider Wouter Bos trapte in de
    Volkskrant
    van 17 april zelfs nog even na naar de Franse zusterpartij,
    omdat die pas nu het “financieel realisme” à la Tony Blair ontdekt…
  • De Vlaamse europarlementariërs van
    sp.a hebben zich, samen met de meerderheid van de sociaal-democratische
    fractie, tegen de budgetregels van het sixpack gekeerd. Ze stemden ook
    tegen het two-pack; samen met hun franstalige landgenoten waren ze zelfs
    de enigen
    van de 194 S&D-parlementariërs om tegen te stemmen. Dit zou op
    consequent verzet tegen de Europese besparingdwang kunnen lijken, maar
    in eigen land hebben de Belgische sociaaldemocraten (sp.a en PS) in de
    verschillende parlementen wel met de rechtse partijen meegestemd om het
    Begrotingsverdrag te ratificeren. Van een consequente lijn is dus geen
    sprake.
  • Net zoals de Nederlandse
    sociaaldemocraten in het Europees Parlement vaak rechtser stemmen dan
    hun fractiegenoten, behoort ook GroenLinks tot de rechtervleugel van de
    Europese Groenen. Sixpack en two-pack konden op groenlinkse instemming
    rekenen. Het kan dan misschien ook verbazen dat GroenLinks in de Tweede
    Kamer tegen de ratificatie van het Begrotingsverdrag stemde. Maar als
    men de argumentatie nagaat, blijkt het niet de inhoud maar de juridische
    vorm te zijn die op bezwaar stuit. Het Begrotingsverdrag is immers een
    internationaal, interstatelijk verdrag (want niet alle lidstaten wilden
    eraan deelnemen), het werd niet binnen de rechtsorde van de Europese
    Unie afgesloten, en het Europees Parlement kwam er dus ook niet aan te
    pas.
  • de drie Belgische groenen in het
    Europees Parlement (1 Groen, 2 van het franstalige Ecolo) stemden met de
    meerderheid van hun fractie tegen de begrotingsregels in het sixpack en
    voor die van het two-pack.  Groen en Ecolo uitten een aantal bezwaren
    tegen het Begrotingsverdrag, en in de federale Kamer (waar ze in de
    oppositie zitten) stemden ze tegen. Maar waar Ecolo regionaal deel
    uitmaakt van een regering, stemden ze voor [vii].
    Ook in Duitsland leken de Grünen aanvankelijk tegen het verdrag gekant,
    maar keurden het uiteindelijk mee goed in de Bundestag.

We stellen dus vast dat in Nederland
alleen de SP consequent de Europese budgettaire dwangbuis afwijst (en
ook aldus stemt op Europees en landelijk vlak) en in België alleen de
PVDA+/PTB (wat voorlopig alleen uit partijstandpunten kan blijken).

2. De EU-inmenging in het sociaaleconomisch beleid

De eurocrisis was de aanleiding voor het instellen van een Europees ‘economisch bestuur’ (economic governance).
“Zoals een muntunie niet zonder gemeenschappelijke budgettaire politiek
kan, kan ze ook niet zonder gemeenschappelijke economische politiek”,
luidt het, en dit is een stelling waaraan niet getwijfeld moet worden.
Maar net zoals de ‘gemeenschappelijke budgettaire politiek’ een rabiate
besparingspolitiek werd, werd de ‘gemeenschappelijke economische
politiek’ een georkestreerde aanval op de werkende en (toenemend)
werkloze bevolking. Competitiviteit is het Europese antwoord, Lidstaten, gaat en beconcurreer elkaar! is het parool.

Het zou vele bladzijden beslaan om
alle maatregelen op te noemen die de EU in dit verband nam, en nog veel
meer om de houding van de partijen hierover te inventariseren. Er is
echter – volgens ons althans – een veelzeggend criterium dat toelaat de
bekommernis van een partij te peilen voor de neoliberale
hervormingsdrang van de Europese instanties. Dit criterium is het
gedeelte van het sixpack dat aan de Europese Commissie het recht
verleent om lidstaten te beoordelen en te ‘sturen’ op basis van een
aantal (door de Commissie gekozen) macro-economische indicmister-euroatoren [viii].
Op die manier heeft de Europese Unie zich een bevoegdheid toegeëigend,
die haar verdragsrechterlijk helemaal niet toekomt, waarmee ze zich
echter gewettigd acht zich uit te spreken over lonen, de rol van
vakbonden in de loonvorming, loonindexering, werkloosheidsvergoedingen,
pensioenen enz. Dit alles heeft – in de visie van de Commissie – een
invloed op de competitiviteit van een land, en beïnvloedt dus het risico
op ‘macro-economische onevenwichtigheden’. De Commissie mag dan wel
opmerken dat bv. ook werkloosheid één van de criteria is, maar dit is
dan weer aanleiding om een versoepeling van de ontslagprocedures te
bepleiten (want zo zou er vlugger aangeworven worden …). Kortom, dit
onderdeel van het sixpack goedkeuren komt erop neer dat men de
sociaaleconomische politiek grotendeels uit handen geeft van de
nationale parlementen en overdraagt aan de onverkozen neoliberale
Brusselse technocratie [ix] . Het stemgedrag in het Europees Parlement was als volgt:

Sixpack
macro-economisch toezicht

PvdA

voor

sp.a

voor

GroenLinks

voor

Groen

voor

SP

tegen

PVDA+

tegen*
(*) oordeel op basis van partijstandpunten

We kunnen daarbij nog vermelden dat een begeleidende wettekst, eveneens onderdeel van het sixpack [x],
financiële boetes oplegt aan lidstaten met ‘macro-economische
onevenwichtigheden’ wanneer deze lidstaten zich onttrekken aan de
EU-remedies. De sociaaldemocratische Europese fractie onthield zich,
met de gebruikelijke uitzondering van de Nederlandse PvdA (Bozkurt,
Berman, Merkies) die dit goedkeurde. De Europese groene fractie met
Groen en Groenlinks keurde dit eveneens goed.

Opnieuw moeten we vaststellen dat
alleen SP en PVDA+ zich verzetten tegen het toeëigenen door de Europese
Unie van sociaaleconomische bevoegdheden die aan de nationale
parlementen toekomen.

Daarnaast kunnen we nagaan in
hoeverre partijen steun verleenden aan regeringen die de Europese
neoliberale beleidsopties uitvoerden. Het is bv. de “verdienste” van
Monica De Coninck (sp.a) dat de hervorming van het Belgisch stelsel van
werkloosheidsvergoeding tienduizenden mensen onder de armoedegrens zal
doen belanden.

Ook de Nederlandse PvdA maakt zich verdienstelijk in de
jacht op werklozen, en leent er zich in het kabinet Rutte-II toe om de
pensioenleeftijd op te trekken naar 67 jaar, studietoelagen te
vervangen door studieleningen, etc. In feite hebben
sociaaldemocratische partijen overal in Europa een weinig fraaie rol
gespeeld bij het uitvoeren van het Europees afbraakbeleid, of het nu
gaat om de Griekse PASOK, de Spaanse PSOE, de Duitse SPD, de Franse PS …
Ook dat is een belangrijke vaststelling wanneer men straks zijn stem
uitbrengt.

Een extreme vorm van EU-inmenging in
het beleid van een lidstaat is het optreden van de Trojka, het
gezelschap van heren van de Europese Commissie, de Europese Centrale
Bank en het IMF dat in landen als Griekenland, Ierland en Portugal
neerstrijkt om er te dicteren hoeveel de ambtenarenlonen moeten dalen,
hoeveel moet geknipt worden in de gezondheidszorg enzovoort, opdat de
banken toch maar zoveel mogelijk van hun centen zouden terugzien. Het is
toch wel zeer merkwaardig dat pas enkele weken geleden (of: enkele
weken voor de Europese verkiezingen?) vanuit het Europees Parlement en
vanuit de linksere partijen [xi] vraagtekens werden geplaatst bij het optreden van dit illegitiem orgaan.

3. De liberalisering van het reizigersverkeer per spoor

Op 26 februari 2014 keurde het
Europees Parlement het ‘vierde spoorwegpakket’ goed. Daardoor moet
voortaan ook het reizigersverkeer per spoor geliberaliseerd worden, door
private operatoren op het spoornet toe te laten (zoals al het geval was
met het goederenvervoer). Eén van de zovele nadelige gevolgen hiervan
is dat het beheer van het spoornet moet losgemaakt worden van dat van
het vervoer, met alle logistieke, financiële en sociale gevolgen van
dien. Uit de vaak lamentabele ervaringen op het geliberaliseerd Brits
spoor, en de verdediging van openbare diensten door de linkerzijde in
het algemeen, zou men normaal besluiten dat alleen de rechtse partijen
dit steunen. En inderdaad, europarlementslid voor de sp.a en tegen spoorwegpakket 25 feb 2014transportspecialist Saïd El Khadraoui schrijft op zijn website: “Ik
ben een erg koele minnaar van liberaliseringen. De sociaaldemocraten
waren dan ook geen vragende partij om het binnenlands reizigersverkeer
per spoor te liberaliseren.”

Maar … Khadraoui was rapporteur van
één van de wetteksten van het spoorwegpakket, namelijk het gedeelte dat
de organisatie van de concurrentie op nationaal vlak regelt. Hij heeft
deze tekst door het Parlement geloodst en ‘succesvol’ laten goedkeuren.
Verantwoording? Khadraoui: “Maar als het voorstel dan toch ter tafel
ligt, kan je maar beter zorgen dat het werkbaar wordt en dat de
belangen van zowel de reizigers als van het personeel zo goed mogelijk
beschermd worden. We hebben er voor gezorgd dat wilde liberaliseringen
onmogelijk worden.”

Misschien zullen sommigen begrip
opbrengen voor het standpunt: als een ongeluk dan toch onafwendbaar is,
kan men maar best de schade zoveel mogelijk beperken. Maar in dit geval
klopt het absoluut niet! Khadraouis tekst werd goedgekeurd door twee
fracties, de sociaal-democratische S&D en de christendemocraten van
de EVP. De stemuitslag was 420 voor, 156 tegen, 98 onthoudingen [xii]. Indien niet 16 maar alle
sociaaldemocraten tegen gestemd hadden was de tekst verworpen! Als
bovendien alle groenen hun fractie gevolgd waren en tegengestemd hadden,
zou het resultaat (328 tegen, 261 voor) een vrij duidelijke rechtse
nederlaag geweest zijn…

Als we kijken naar ‘onze’
europarlementariërs, zijn er wel enkele verrassingen. De Belgische
sociaal-democraten stemden verdeeld: Khadraoui en Van Brempt (sp.a)
voor, Daerden, De Keyser en Tarabella (PS) tegen. GroenLinks stemde voor
één keer mee met de meerderheid van de Europese groenen, tegen de
liberaliseringstekst. De Belgische groenen waren ook verdeeld: Bart
Staes (Groen) was voor en stemde tegen zijn fractie in (zoals de meeste
Duitse groenen), terwijl Durant en Lamberts (Ecolo) tegen waren.publicownershiprail

In een belangrijke aangelegenheid als
een verdere liberalisering van het spoor blijkt het dus niet correct om
te spreken van ‘links’ in het Europees Parlement en daarmee
sociaaldemocraten, groenen en radicaal-links aan te duiden. Alleen deze
laatsten (waaronder dus de Nederlandse SP)
vonden het de moeite om een ‘minderheidsrapport’ in te dienen waarbij
ze het geheel van het vierde spoorwegpakket verwierpen. Een
sociaaldemocraat in het Europees Parlement kiezen omdat hij/zij een
‘koele minnaar van liberaliseringen’ is blijkt dus geen goede keuze te
zijn voor wie er een warme tegenstander van is…

4. Het EU-USA Transatlatisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag

Sinds jaren werd het in stilte
voorbereid, en sinds bijna een jaar wordt door de Europese Commissie
(handelscommissaris Karel De Gucht) onderhandeld met de Verenigde Staten
over TTIP [xiii],
een vrijhandelsverdrag geflankeerd door een investeringsverdrag. Met
een dergelijk investeringsverdrag kunnen bedrijven verregaande claims
tegen nationale overheden inroepen, wanneer ze zich beknot voelen in hun
‘recht’ om winst te maken. De onderhandelingen over de vrijhandel van
hun kant gaan slechts heel gedeeltelijk over douaneheffingen (die reeds
gering zijn) en des te meer over regelgeving: milieunormen, sanitaire
normen, arbeidsnormen, financiële normen enz. nottipVakbonden,
milieuorganisaties en sociale bewegingen zijn zeer beducht voor een
verregaande afbouw van deze regelgeving, zoals eerder al bleek bij
andere vrijhandelsverdragen. Er ontstond dan ook een groot verzetsfront
tegen TTIP, gaande van boerenorganisaties tot vakbonden, milieugroepen
en politieke organisaties, en dit aan weerszijden van de Oceaan.

Nu er meer dan gewone publieke
belangstelling is voor een Europees dossier, zou men een duidelijkere
opdeling links-rechts verwachten onder de Europese politieke fracties
dan gewoonlijk het geval is. Wie profileert zich als partij van de
bedrijfsbelangen, wie van de maatschappelijke belangen?

SP en PVDA+ zijn tegen TTIP, zoveel is duidelijk (punt 14.8 van het SP-programma, voorstel 14 in het PVDA-programma).
Ze eisen allebei de onmiddellijke stopzetting van de onderhandelingen.
Maar het is verheugend dat ook sommige groenen zich goed bewust zijn van
het TTIP-gevaar. “Stopzetten van de TTIP onderhandelingen is de enige gepaste reactie“, aldus een persbericht van Groen europarlementslid Bart Staes [xiv]. GroenLinks is minder expliciet, en wil alleen dat de onderhandelingen worden “bevroren tot de vertrouwensbreuk als gevolg van de Amerikaanse aftap- en spionagepraktijken is hersteld“. Ook moet het er transparanter aan toe gaan  en mag ttip_attachet niet  “ten koste van de hoge standaarden”. Het Gemeenschappelijk Manifest
van de Europese Groene Partij is ook eerder vaag: er wordt gebrek aan
transparantie verweten, er wordt gewezen op het gevaar van neerhalen van
standaarden en op dat van het investeringsakkoord; maar de stopzetting
van de onderhandelingen wordt niet geëist. Het “mobiliseren wanneer TTIP
niet aan onze principes voldoet” is geen echte oppositiestrategie.

Bij de sociaaldemocraten van S&D zijn de standpunten veel uitgesprokener, maar dat is geen pluim: ze zijn voorstanders
van het EU-US handels- en investeringsverdrag en formuleren nauwelijks
voorwaarden. Dit klinkt als een zware beschuldiging, maar dit zijn de
feiten:

  • Martin Schulz, Duits
    sociaal-democraat (SPD), voorzitter van het Europees Parlement en
    kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie voor S&D, verklaarde
    dat hij voorstander is van een vrijhandelsverdrag met de Verenigde
    Staten, want “democratieën moeten samenwerken op economisch vlak, met
    het Europees sociaal model centraal: vakbonden, sociale rechten, geen
    doodstraffen, geen foltering, geen kinderarbeid”. Meneer Schulz beweert
    of hoopt dus dat hij met een vrijhandelsverdrag de Amerikaanse death row
    zal bestrijden, Guantánamo zal doen verdwijnen en de Amerikaanse
    vakbonden een hart onder de riem zal steken. Good luck, Mister Schulz!
  • Op 23 mei 2013 keurde het Europees Parlement een ontwerpresolutie goed waarbij het zich ”volledig schaart achter de aanbeveling om onderhandelingen te openen over een uitgebreide handels- en investeringsovereenkomst“.
    Wie keurde dit goed? Alle rechtse partijen én de grote meerderheid van
    de sociaaldemocraten, onder wie sp.a-ster Kathleen Van Brempt
    (Khadraoui was afwezig) en PvdA-ers Berman en Bozkurt (Merkies
    afwezig). Onder de acht tegenstemmers van S&D de Belgen (PS) Daerden en
    Tarabella. Anderzijds waren er bij de groenen slechts twee
    pro-stemmen, waaronder Marije Cornelissen van GroenLinks.
  • Het Manifest van de Europese Socialistische Partij
    houdt het bij het gratuite statement dat handelsovereenkomsten moeten
    borg staan voor “mensenrechten, sociale rechten, degelijk werk,
    milieunormen, cultuur, sociale verantwoordelijkheid van de bedrijven en
    eerlijke handel”.  Waarom er niet meteen het socialisme aan
    toegevoegd?

Conclusie: Het brede front van
sociale organisaties en milieubewegingen dat zich aan het vormen is
tegen het EU-US handels- en investeringsverdrag kan politieke
bondgenoten vinden bij Europees Links (en in België bij de PVDA+) en bij
de groenen, maar kan hoogstens rekenen op enkele dissidenten van de
sociaaldemocratie.

Algemeen besluit

In plaats
van alleen te kijken naar de partijprogramma’s en verkiezingsmanifesten,
hebben we aan de hand van een aantal belangrijke Europese
beleidskwesties van de voorbije vijf jaar gepeild naar de daadwerkelijke
opstelling van de drie politieke families die een linkse kiezer kunnen
interesseren: de sociaaldemocraten, de groenen en radicaal-links. Een
consequente linkse opstelling vonden we alleen bij deze laatsten, d.w.z.
de SP in Nederland en de PVDA+ in België. Bij de groenen vonden we een
grote inschikkelijkheid voor de toeëigening en neoliberale invulling
door de Europese instellingen van budgettaire en sociaaleconomische
bevoegdheden die nochtans de lidstaten toekomen. Weinig samenhang ook
in verband met de verdere liberalisering van het spoor. Wel is er bij de
groenen een sterke tegenkanting tegen het EU-US vrijhandelsverdrag
TTIP, waardoor zij in aanmerking komen als bondgenoten in een brede
verzetsbeweging daartegen.embleem

Wat ten slotte de sociaal-democraten
betreft is er vooreerst een sterk gebrek aan coherentie. De Nederlandse
PvdA is in haar beleidskeuzes nauwelijks van de rechtse partijen te
onderscheiden. Het beetje verzet in het Europees Parlement tegen het
budgettair fundamentalisme van de EU (sp.a, PS) wordt volledig onderuitgehaald door op nationaal vlak het Begrotingsverdrag goed te keuren.

De
zogezegde verwerping van het sixpack neemt niet weg dat alle Europese
sociaaldemocraten een essentieel onderdeel ervan goedkeurden, waardoor
de Europese Commissie een sterke greep kreeg op het sociaaleconomisch
beleid van de lidstaten. In verband met de verdere liberalisering van
het spoor bleken de Europese sociaaldemocraten zelfs essentieel voor de
goedkeuring van belangrijke onderdelen ervan. Last but not least moeten
vakbonden en sociale of ecologische bewegingen niet veel hoop stellen
in de sociaaldemocratische partijen om een front te vormen tegen het
EU-US vrijhandels- en investeringsverdrag TTIP.

Uit deze analyse mag men gerust
besluiten dat een stem voor de Nederlandse SP of de Belgische PVDA+/PTB
ons de meest logische keuze lijkt voor wie een links Europees
alternatief voorstaat. Daarmee is niet gezegd dat we ons geen vragen
stellen bij het programma en het optreden van deze partijen. Een
essentieel punt daarbij is de vraag naar de Europese
samenwerkingsverbanden, met andere partijen, met vakbonden en sociale
bewegingen. Dat is cruciaal om het gevecht tegen het Europa van het
kapitaal aan te gaan. Van de PVDA moet in de toekomst nog blijken welke
banden aangehaald  worden, en welke gevierd. Bij de SP lijkt het er soms
op dat alles kan geregeld worden op Nederlands vlak, dat een Europees
front niet nodig is. Over allianties is er in het programma ook geen
sprake. Is dat geen schromelijke onderschatting van de tegenstander?


[i] De Nederlandse Partij voor de Dieren
laten we buiten beschouwing. De PvdD heeft weliswaar achtenswaardige
standpunten, niet alleen i.v.m. dierenwelzijn, duurzame landbouw of
klimaatbeheersing, maar ook over democratie in de EU, vredespolitiek,
minimumlonen enz. Een stem voor de PvdD is daarom een linkse afwijzing
van het neoliberaal Europa. Maar in het Europese politieke landschap is
de PvdD te marginaal om mee te spelen in de uitbouw van andere
krachtsverhoudingen.

[ii]
Voor alle duidelijkheid vermelden we nog eens dat in Nederland de
sociaaldemocratische partij de PvdA is, zusterpartij van de Vlaamse
sp.a, de Duitse SPD, de Franse PS  etc., terwijl de PVDA in Vlaanderen
een kleine radicaal-linkse partij is die zich op het marxisme beroept
(in Franstalig België heet PVDA Parti du Travail de Belgique
PTB). De PVDA trekt naar de Europese verkiezingen met een verruimde
lijst onder de naam PVDA+. Momenteel heeft deze partij nog geen
parlementariërs.

[iii] Zie hierover Franse PS: 50 miljard bezuinigen en kampanje voeren tegen het bezuinigingsbeleid .

[iv]
Om een fractie te kunnen vormen, moeten er minstens 25 verkozenen zijn
uit minstens 7 lidstaten. Men is niet verplicht tot een fractie te
behoren, maar fracties krijgen een subsidie voor het instandhouden van
een secretariaat, lidmaatschap van een fractie levert meer spreektijd,
de fractievoorzitters bepalen de agenda, enz. Wie niet tot een fractie
behoort is een “niet-ingeschrevene” (NI, in de praktijk extreem-rechts).
De fracties vallen niet noodzakelijk samen met de partijen of zelfs met
de politieke oriëntatie. Zo behoort de allesbehalve groene
vlaams-nationalist Mark Demesmaeker tot de groene fractie (en stemt
meestal anders dan de fractie). Groen verklaarde onlangs dat daar
(gelukkig) in het volgend parlement een eind zal aan gesteld worden.

 [v] Zie onze verkiezingspagina, http://www.andereuropa.org/EU2014/.

[vi] Zie EU misdiagnosed the crisis, former Barroso advisor admits, http://www.euractiv.com/sections/euro-finance/eu-misdiagnosed-crisis-former-barroso-advisor-admits-301647

 [vii] Zie hierover Begrotingsverdrag: het bal der hypocrieten.

[viii] Voor wie van details houdt: het gaat over Verordening 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden waarvoor de Portugese sociaal-democrate Elisa Ferreira rapporteur was.

[ix]
Voor een linkser publiek zeggen sociaaldemocratische politici (in
België althans) nogal vlug dat ze “tegen het sixpack” zijn. En het is
waar dat ze slechts één onderdeel ervan goedkeurden, nl. dit over het
macro-economisch toezicht. Maar het is dan ook een onderdeel met
vérstrekkende gevolgen…

[x] Verordening
1174/2011, Handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige
 macro-economische onevenwichtigheden in de Eurozone,
 rapporteur Haglund.

[xi]  Zie onze artikels sp.a tegen de EU-politiek? en De Troika als electorale troef.

[xii] De website van VoteWatch (www.votewatch.eu ) levert uitstekende diensten om dit soort gegevens te achterhalen.

[xiii] TTIP: Transatlantic Trade and Investment Partnership. Voor meer informatie, zie bv. Marc Maes (11.11.11), ‘Een transatlantische grondwet wordt achter gesloten deuren onderhandeld’.

[xiv] Zie bv. ook Groen lust EU-US vrijhandelsverdrag niet.

take down
the paywall
steun ons nu!