Het parlement heeft woord gehouden. Met de hulp van politicologen,
juristen en filosofen heeft een gemengde commissie van Kamer en
Senaat zich gebogen over het voorstel om een federale kieskring in te
richten voor een aantal zetels van de Kamer. Zojuist is haar verslag
gepubliceerd. Dat was een mooie en boeiende leeroefening, die
relevant blijft voor de volgende legislatuur, omdat het betrokken
grondwetsartikel voor herziening vatbaar verklaard werd.
Doelstelling
Wat concluderen we uit deze leeroefening? In de eerste plaats lijkt
de doelstelling van een federale kieskring nu beter begrepen. Het is
echt niet de bedoeling om Vlamingen en Walen vol liefde in elkaars
armen te laten vallen. Het is ook niet de bedoeling om de
bevoegdheden van de federale staat te vergroten. En het is evenmin de
bedoeling om een of andere politieke stroming systematisch te
versterken of te verzwakken.
De intellectuele eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het onmogelijk is
om te weten welke partijen hoeveel te winnen of te verliezen hebben
bij de voorgestelde hervorming. Dat zal afhangen van de toevallige
details van de zetelverdeling bij elke verkiezing en vooral ook van
de strategieën die de partijen zullen volgen. Het staat bijvoorbeeld
niet vast dat de mogelijkheid om tweetalige lijsten te vormen een
voordeel geeft aan partijen die een dergelijke keuze niet willen of
kunnen maken.
Het voorstel is gericht aan diegenen die het land willen besturen,
die het lot ervan willen bepalen of die de instellingen ervan willen
hervormen. Zij worden ertoe aangezet om in woord en in gedachte
steeds voor ogen te houden, dat wat ze voorstellen of beslissen
tegenover de hele betrokken bevolking moet kunnen gerechtvaardigd
worden.
Een grotere gevoeligheid voor de wensen en verwachtingen van de
kiezers van de andere gemeenschap moet het vergemakkelijken om de
noodzakelijke compromissen te vinden voor de vorming en de werking
van een federale regering. Het feit dat de gehele bevolking de
mogelijkheid heeft om hem of haar rechtstreeks te beoordelen, kan elk
lid van de federale regering ertoe aanzetten zijn of haar macht in
het belang van allen uit te oefenen.
Voorwaarde 1: dubbele kandidatuur
Om die doelstelling te bereiken moet er aan twee fundamentele
voorwaarden voldaan worden. De eerste is dat alle kopstukken van alle
partijen niet alleen het recht hebben om kandidaat te zijn in de
federale kieskring, maar dat terdege uitoefenen. Om dat te garanderen
moeten we tegelijk nadenken over het aantal zetels dat in de federale
kieskring kan verdeeld worden en over de mogelijkheid van een dubbele
kandidatuur. Indien er veel zetels te verdelen zijn in de federale
kieskring – bijvoorbeeld dertig of veertig – zullen alle
belangrijke politici van alle partijen er kandidaat zijn.
Maar een federale kieskring met dermate veel zetels botst op een
dilemma. Ofwel gebeurt dit zonder het totaal aantal zetels in de
Kamer op te trekken. Dan kan de zetelverdeling in sommige provinciale
kieskringen – tenzij sommige fusioneren – niet meer op een
proportionele wijze gebeuren. Er zijn daar dan immers te weinig
zetels te verdelen. Ofwel wordt het aantal zetels in de Kamer met
dertig of veertig verhoogd. De federale Kamer zoveel groter maken
nadat de zesde staatshervorming de bevoegdheden ervan beperkt heeft,
is echter geen goed idee.
Toch is het mogelijk om zich te verzekeren van de aanwezigheid van
alle kopstukken. Het volstaat daarvoor toe te laten dat politici
zowel kandidaat zijn in de federale kieskring als in een provinciale
kieskring. De partijen zullen dan niet twijfelen om aantrekkelijke
kandidaten over de grenzen van hun eigen provincie naar de federale
kieskring te sturen. Zelfs wanneer daar maar vijftien zetels te
verdelen zijn, zoals in het oorspronkelijke
voorstel van de Paviagroep. In dat voorstel bleef het totaal
aantal zetels ongewijzigd. Collega’s hebben er ons terecht op
gewezen dat in dat geval het aantal zetels in de provincie Luxemburg
van vier naar drie terugvalt. En dan is het beter om de vijftien
zetels aan de bestaande honderdvijftig toe te voegen.
Indien men eraan vasthoudt om het aantal zetels in de Kamer niet
substantieel te verhogen, is het mogelijk – zoals een lid van de
parlementaire commissie suggereerde – om de tien zetels van
gecoöpteerd senator af te schaffen (die niet passen in de logica van
de nieuwe Senaat). Zo kunnen de vijftien zetels van de federale
kieskring gevonden worden, door er tien uit de Senaat te halen en
vijf uit de bestaande provinciale kieskringen.
Constitutioneel probleem?
De dubbele kandidatuur blijkt geen ernstig constitutioneel probleem
op te leveren. Ze overtreedt niet de regel die zegt dat men niet
tegelijk kandidaat kan zijn voor twee verschillende assemblees. Men
bedriegt de kiezer wanneer men kandidaat is voor een parlement waarin
men niet zal zetelen. Men bedriegt niet wanneer men zoveel zin heeft
om in een parlement te zetelen dat men zich er op twee plaatsen voor
aanbiedt.
Het is echter van belang dat een regel duidelijk aangeeft welke van
de twee zetels een kandidaat zal bekleden wanneer hij of zij op beide
lijsten verkozen werd en welke opvolger de zetel zal bekleden die
niet opgenomen wordt. En het is nodig dat de wet op de financiering
van de campagnes van de politieke partijen aangepast wordt, zodat het
principe van de gelijkheid tussen kandidaten behouden blijft.
Als de dubbele kandidatuur mogelijk is, kunnen we
makkelijk voorspellen dat al wie kandidaat is in de federale
kieskring ook kandidaat zal zijn in een provinciale kieskring. En dat
vele kandidaten die in een provinciale kieskring verkozen worden ook
kandidaat waren in de federale kieskring. Het voorstel heeft niet tot
gevolg dat er een speciaal soort parlementsleden ontstaat met
bijzondere kenmerken (zoals een meer gematigde houding in
communautaire aangelegenheden) en met aparte prerogatieven (voor
procedures zoals de alarmbel of de dubbele meerderheden).
Een federale kieskring zal dus geen kloof doen ontstaan tussen de
programma’s die op het federale en op het provinciale niveau
verdedigd worden. Met of zonder federale kieskring wordt de politieke
boodschap van de partijen vooral gedragen door partijleiders. En
welke ook hun boodschap is inzake communautaire materies, zij zullen
kandidaat zijn in de federale kieskring.
Voorwaarde 2: quota’s
De tweede voorwaarde om de beoogde doelstelling van een federale
kieskring te behalen, is dat voldoende kiezers van elke
taalgemeenschap niet alleen het recht hebben om te kiezen voor één
of meer kandidaten van de andere taalgroep, maar dat inderdaad ook
doen. Het is hier dat de quota – het vooraf vastleggen van het
aantal Nederlandstaligen en Franstaligen die zullen verkozen worden –
een beslissende rol spelen.
Opdat voldoende kiezers zouden overwegen om te stemmen voor
kandidaten van de andere taalgemeenschap, is het belangrijk dat zij
niet het gevoel hebben hun eigen gemeenschap te verraden of te
verzwakken door bij te dragen aan een kleinere vertegenwoordiging
ervan. Dat geldt in de eerste plaats voor de kleinste taalgroep.
Maar indien de Franstalige partijen campagne zouden voeren om elke
Franstalige ertoe aan te zetten om Franstalig te stemmen, zullen de
Vlaamse partijen precies hetzelfde doen. Dan komen we terecht in één
groot B-H-V, waar de uitslag van de verkiezing dienst doet als
talentelling en als meting van de krachtverhoudingen tussen de beide
taalgroepen.
Om dit te vermijden moet de kiezers zekerheid geboden worden dat ze
geen nadeel berokkenen aan de eigen taalgroep, wanneer ze een stem
uitbrengen op een kandidaat van een andere taalgroep. Bovendien zijn
de quota essentieel, opdat de mogelijkheid om tweetalige lijsten in
te dienen gebruikt wordt door de twee partijen van sommige politieke
families. In dat geval zal een ééntalige lijst slechts zes
Franstalige of negen Nederlandstalige kandidaten mogen tellen, en een
tweetalige lijst met vijftien kandidaten zal dan niet op het nadeel
botsen – boven op de moeilijkheid die elke kartellijst heeft – om
het aantal kandidaten te moeten beperken.
Slechts wanneer belangrijke politieke families een gemeenschappelijke
lijst indienen, zal het stemmen voor de andere gemeenschap echt enige
omvang krijgen. De mogelijkheid om verschillende voorkeurstemmen uit
te brengen op een zelfde lijst, biedt dan de kans om zowel voor
kandidaten van de eigen als van de andere gemeenschap te stemmen. De
kandidaten die de ambitie hebben om deel te nemen aan de federale
regering en die zeggen dat te willen doen in het belang van de gehele
bevolking, zullen niet nalaten om dat te communiceren aan de kiezers
van de andere gemeenschap. Zo kunnen ze hun aantal voorkeurstemmen
optrekken.
Bezwaren?
Er werden twee bezwaren geopperd met betrekking tot deze quota. De
eerste is dat ze de kans schept dat een of zelfs twee zetels van de
vijftien toegekend zouden worden aan een andere partij dan degene die
de zetel zou gekregen hebben indien ze zonder quota gewoon
proportioneel zouden verdeeld zijn. Dat is een correcte opmerking,
maar geen erg zwaar argument.
Dit probleem zal slechts een zeer geringe impact
op de totale zetelverdeling hebben (één of twee zetels op
honderdvijftig of honderdzestig), en op de individuele politicus die
zo niet verkozen zou zijn. De dubbele kandidatuur laat immers toe
toch via de provinciale lijsten verkozen te worden. Bovendien is deze
kleine afwijking van de proportionaliteit inherent aan elke
bescherming van een minderheid. De impact ervan is veel minder groot
dan de impact van de quota voor Nederlandstaligen en Franstaligen bij
de verkiezingen van het parlement van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest.
Het tweede bezwaar is principieel. De quota zouden niet sporen met de
onderliggende filosofie van het voorstel voor een federale kieskring.
Dat bezwaar rust op een stevig misverstand. Het voorstel voor een
federale kieskring gaat niet uit van de veronderstelling dat België
een ongedifferentieerde natie is. Het steunt integendeel op de
vaststelling dat de politieke ruimte fundamenteel gestructureerd
wordt door de dualiteit tussen de twee taalgroepen, met hun eigen
media en publieke opinie.
Om onze democratie goed te doen functioneren, komt het er dus niet op
aan te beweren dat die dualiteit niet bestaat. Men zou er integendeel
beter rekening mee houden. Dat kan in de eerste plaats door ervoor te zorgen dat de
minderheid niet wordt weggedrukt door de meerderheid, door diverse
formules die leiden tot een gegarandeerde vertegenwoordiging. Die
hoeven trouwens niet noodzakelijk tot pariteit te leiden. Men zou
bijvoorbeeld voor de samenstelling van de federale regering ook
dezelfde 9/6-verhouding kunnen toepassen als voor de quota van de
federale kieskring.
Rekening houden met de dualiteit kan in de tweede
plaats door diegenen die het gehele land besturen voldoende hun oor
te luister laten leggen aan de andere kant van de taalgrens. Dan
kunnen ze proberen een antwoord te formuleren op de daar geuite
wensen en verwachtingen. Het is het bewustzijn van het voortdurend
belang van de taalgrens, en niet de negatie ervan, die aan de
oorsprong ligt van het voorstel voor een federale kieskring.
Conclusie
Het federale parlement heeft woord gehouden. Het heeft een open
reflectie georganiseerd, waaraan parlementsleden van verschillende
overtuigingen hebben deelgenomen. Het is nu aan het parlement om de
regels voor zijn eigen samenstelling te wijzingen om de federale
democratie in ons aller belang toe te laten op een minder moeizame
manier te functioneren. Het is nu aan het parlement om te doen wat
wij burgers van hen mogen verlangen.
Kris Deschouwer (VUB) en Philippe Van Parijs
(UCL) zijn woordvoerders van de Paviagroep.
De recente Nederlandse versie van
het boek over de federale kieskring is te vinden via deze
link.