Een antwoord op Ferdi De Ville en Carl Devos
De oorsprong van de tweedeling tussen links en rechts, tussen progressief en conservatief wordt traditioneel gelegd in de Franse revolutie. Letterlijk: diegenen die voor de koning kozen zaten rechts van hem, diegenen die de gevestigde orde betwisten, progressief waren en dus “verandering” wilden, zaten links van de orde. Links sindsdien per definitie aan de kant van zij die uitgesloten worden door het huidige regime. Bijgevolg is het idee van een “progressief beleid” en een progressieve beleidspartij, dus uiteindelijk een contradictie. Het is dan ook vanuit dit standpunt dat ik vind dat beide oproepen van mijn collega’s aan de Ugent, Carl Devos en Ferdi De Ville bekritiseerd moeten worden. Terecht stelt Carl Devos in zijn opiniestuk dat de bedding van het beleid uitgegraven wordt door de globalisering en de financiele markten. Hierdoor trappelt de politiek in de marge en is politiek verworden tot een grijze eenheidsworst. Verkiezingen zijn daardoor verworden tot zinloze rituelen. Maar daarna lijkt de lijn in zijn column verloren te gaan. Ondanks het zinloze karakter van deze post-politieke verkiezingen worden de verkiezingen van 2014 immers toch “cruciaal” omdat ze voor 5 jaar lang de krachtlijnen van het beleid zullen bepalen. Daarbij bestaat een groot gevaar dat de SPa overal uit de boot zal vallen. Een linkse hergroepering dringt zich dan op om een “lange lange politieke zijlijn” te voorkomen. De SPa omvormen tot een “brede progressieve, niet exclusief socialistische, beweging” zal echter slechts een officialisering betekenen van de reeds jaren ingeslagen richting. Het cruciale element is immers dat “links” – SPa, en in mindere, maar steeds grotere mate Groen – reeds lang op een lange, politieke zijlijn zit. Dat is mede het gevolg van het feit dat ze zich heeft omgevormd tot een post-ideologische beleidspartij. Hoewel de politieke wereld dat zelf misschien niet beseft, haar ex-kiezers beseffen dat des te meer. Het feit dat de SPa in 2014 uit de regeringen zou verdwijnen betekent misschien net terug een opening voor links. Niet alleen is de natuurlijke positie van links er een van emancipatie, en dus een van strijd tegen de gevestigde orde en het beleid; een strijd die meer dan ooit nodig is binnen onze neoliberale samenleving. Ook praktisch betekent het dat de vakbonden eindelijk terug politieke ademruimte krijgen, en het Belgische corporatistische keurslijf van sociaal overleg, loonnormen,… voor een stuk wegvalt. De grootste verwezenlijkingen van links zijn er immers telkens gekomen onder de invloed van strijd in periodes dat linkse bewegingen oppositie voerden tegen het gevestigde beleid. Denk maar aan het algemeen stemrecht, de pensioenenwetten van Bismarck, en de invloed van het “rode gevaar” op de uitbouw van onze welvaartstaat. Wanneer Ferdi in zijn antwoord op Devos dus stelt dat de sociaal-democratie het slachoffer werd van haar eigen succes, – doordat de welvaarstaat de arbeidersklasse zou hebben doen verdwijnen, en het moderne kapitalisme niet meer tot verpaupering leidt – dan zit hij mijns inziens fout. Wanneer hij stelt dat dit succes zou leiden tot het verdwijnen van de urgentie van solidariteit en gelijkheid, lijkt mij dit sterk op ideologisch zinsverbijstering. Alle studies wijzen immers op het tegendeel. 20 jaar van sociaal-democratische beleidsdeelname vielen samen met een sterke stijging van de ongelijkheid, een sterke toename van vervreemding binnen het arbeidsproces en binnen de neoliberale maatschappij als geheel (zie de recente studies van Paul Verhaeghe), een voortdurende afbouw van de openbare diensten, en een sterke toename van de “proletarisering” van grote groepen in de samenleving (denk maar aan de positie van de vrouw, de academische wereld, de jongeren, en mensen die tot voor kort pensioenrechten hadden) die steeds grotere druk ondervinden om zich in te schakelen in de dolgedraaide competitie op de arbeidsmarkt, steeds meer gekenmerkt door werkonzekerheid, lage lonen en langere, stressvolle loopbanen. Is het dan niet logisch dat die “proletariërs” zich afkeren van een partij die ze grotendeels (terecht) verantwoordelijk houden voor deze veranderingen? Ferdi stelt correct dat een hervorming van Links veel meer vergt dan “amendementjes bij het neoliberalisme” en het idee van een “meer gelijk en ecologisch meer duurzaam kapitalisme”. Daartegenover stelt hij echter een “post-materialistisch alternatief”; links zou zich moeten losmaken van de economische groei. Een basisinkomen voor iedereen zou de negatieve perceptie van het “profitariaat” moeten doen verdwijnen. Niet alleen is dit “alternatief” vrij idealistisch, in de zin dat het niet direct aansluit bij de belangen en het bewustzijn van een substantieel deel van de samenleving. Bovendien stelt het ook kapitalistische markt-logica an sich niet in vraag; dáárom dat dit punt ook een speerpunt was van het liberale Vivant. Conclusie In hun oproep om vernieuwing blijven zowel De Ville als Devos steken in het post-politieke consensus zonder de radicale kaart van emancipatie en verandering te trekken, gebaseerd op het nemen van een positie in het sociaal conflict. Grote delen van de samenleving worden nog steeds gemarginaliseerd en uitgesloten. De uitbuiting en vervreemding is onder meer dan 20 jaar “socialistische” regeringsdeelname slechts versterkt door de neoliberale hervomingen en het gebrek aan politieke oppositie. Waar links vooral vanaf moet is van het feit dat het “populair wil zijn”, een beleidspartij wil zijn, een partij gebaseerd op electoraal onderzoek. Links moet beseffen dat links zijn en progressief zijn in principe altijd contra-hegemonisch, en dus een ideologisch minderheidsstandpunt is. En dat het vanuit dit minderheidsstandpunt op grond van radicale kritiek en radicale strijd is dat de fundamentele veranderingen (zoals algemeen stemrecht, welvaartstaat, sociale rechten) tegen de vrije markt-logica en het kapitalisme zijn afgedwongen. In plaats van “breder te gaan dan socialisme”,of “post-materialistische alternatieven” naar voor te schuiven, heeft links terug nood aan een duidelijke politisering en radicale kritiek van het kapitalisme. Daar is het socialisme volgens mij de belangrijkste peiler van. In plaats van achter de kiezer aan te lopen hoort links de kiezer richting te geven. Enkel zo kan de zijlijn aspireren om terug de hoofdweg te worden.