Nederland-Oeganda-deal: migratiebeleid of morele uitverkoop?
De deal tussen David van Weel (minister van Asiel & Migratie) en Odongo Jeje Abubakhar (minister Buitenlandse Zaken, Oeganda) zou het mogelijk maken dat Nederland mensen die niet binnen redelijke termijn naar hun herkomstland kunnen terugkeren, tijdelijk kan onderbrengen in een opvangcentrum in Oeganda, de zogenaamde ‘transithub’.
Den Haag spreekt van een “innovatieve samenwerking” die “volledig in lijn” zal zijn met Europees en internationaal recht. De deal sluit zich hierbij aan bij een bredere Europese trend: het uitbesteden van migratiebeheer aan derde landen – een strategie die al vaker op juridische en morele grenzen botste.
Meer dan een innovatief beleid lijkt dit akkoord dan ook een symptoom van een afglijdende moraal in het Europese migratiedenken: controle boven bescherming.
Een kopie van het mislukte Rwanda-model
Het Verenigd Koninkrijk probeerde in 2022 al iets gelijkaardigs met Rwanda. Dat plan liep echter vast toen het Britse Hooggerechtshof in 2023 oordeelde dat Rwanda géén veilig derde land was wegens het risico op refoulement – het verboden terugsturen van mensen naar gevaarlijke gebieden. Tot op heden is er nog geen enkele asielzoeker effectief naar Rwanda overgebracht.
De juridische houdbaarheid van de deal is hoogst onzeker
Toch kiest Nederland nu voor een gelijkaardig model, met Oeganda als nieuwe partner. De Letter of Intent bevat echter geen duidelijke tijdslijnen, aantallen of juridische waarborgen, en er is nog geen sprake van onafhankelijke monitoring. De juridische houdbaarheid van de deal is dan ook hoogst onzeker.
“Vanzelfsprekend staat de bescherming van mensenrechten voorop bij mensen die via Oeganda terugkeren naar hun land van herkomst”, aldus de minister. Om dit te garanderen wordt samengewerkt met de Europese Commissie en internationale organisaties zoals de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR.
Desondanks lijken er nog grote juridische struikelblokken. Zo laat de EU-Terugkeerrichtlijn enkel terugkeer naar het land van herkomst of vrijwillige terugkeer toe. Een 'omweg' via een transithub overzee valt hier dus moeilijk mee te rijmen. Daarnaast verbiedt het non-refoulementbeginsel (artikel 33 Vluchtelingenverdrag) elke uitzetting naar een land waar een risico bestaat op vervolging of mishandeling.
Selectieve solidariteit
De Nederlandse regering reageert hierop met de bewering dat Oeganda wel degelijk een “veilig derde land” is, maar dat is verre van vanzelfsprekend. Ondanks dat Oeganda meer dan 1,6 miljoen vluchtelingen opvangt en wordt geprezen om zijn open beleid, kampt het land ook met structurele mensenrechtenschendingen.
Zo stelt de beruchte Anti-Homosexuality Act homoseksualiteit strafbaar met levenslange gevangenisstraf. Dat LGBTQ+-asielzoekers expliciet worden uitgesloten van het akkoord, is dan ook veelzeggend: zelfs de initiatiefnemers erkennen dat Oeganda niet voor iedereen veilig is.
De deal past in het discours dat “de overheid de touwtjes weer in handen neemt”
Daarnaast is Oeganda ook gekend voor de politieke corruptie, beperkte toegang tot rechtsmiddelen en een tekort aan basisvoorzieningen. Dit doet vragen rijzen over de deal zelf. Hoe lang blijft iemand in dat 'transitcentrum'? Wat zijn de levensomstandigheden? Wie controleert of rechten worden gerespecteerd?
Beperkte impact, luid politiek gebrul
In 2024 kregen in Nederland zo’n 19.000 mensen een bevel om het grondgebied te verlaten, waarna slechts 4.200 effectief vertrokken. De grootste groepen kwamen uit Algerije, Marokko, Syrië en Turkije - landen die geografisch en politiek niets met Oeganda te maken hebben.
Het akkoord zal dus nauwelijks impact hebben op het terugkeerbeleid. Politiek gezien levert het echter wél winst op. Migratie is en blijft een electoraal gevoelig thema. De deal past in het discours dat “de overheid de touwtjes weer in handen neemt”, al lost ze op het terrein weinig op. Het lijkt dan ook vooral een groot symbool van daadkracht.
Onderzoekers van het FAIR-platform (Fair Returns) noemen de deal precies dat: “symboolpolitiek op drijfzand”. Oftewel: juridisch wankel, moreel twijfelachtig en operationeel inefficiënt. Ze waarschuwen dat Europa zijn morele geloofwaardigheid verliest door humanitaire verantwoordelijkheid uit te besteden aan regimes met een twijfelachtig mensenrechtenprofiel.
Het kadert migratie op deze manier steeds meer als een logistiek probleem, en niet langer als een menselijke realiteit. De uitsluiting van bepaalde groepen toont hierbij bijvoorbeeld hoe “veiligheid” politiek selectief wordt ingevuld, afhankelijk van wat electorale rust belooft.