Analyse

Waarom willen we wel (meer) kinderen, maar krijgen we ze niet?

Afbeelding
Foto: Piqsels
Foto: Piqsels
Wereldwijd blijkt bijna één op de vijf mensen niet het gewenste gezin te kunnen stichten, niet door een gebrek aan een kinderwens, maar door diepgewortelde maatschappelijke obstakels. Dit artikel duikt in de structurele drempels zoals dure huisvesting, gebrek aan kinderopvang en genderongelijkheid, die velen belemmeren in hun droom van gezinsuitbreiding.

Minder dan gewenst

Tot begin jaren zestig was geboorteplanning een heikele zaak. Door gebrek aan anticonceptie kende een gezin vaak meer kinderen dan er oorspronkelijk gepland was. ‘Ongelukjes’ en ‘nakomertjes’ kwamen vaak voor.

Sinds de introductie van de pil en andere voorbehoedsmiddelen kan er veel beter en comfortabeler gepland worden. In theorie althans, in de praktijk is dat blijkbaar allesbehalve het geval.

Vandaag is het probleem niet meer ‘teveel’ of niet geplande kinderen, meer eerder het tegenovergestelde. Heel wat mensen krijgen minder kinderen dan ze wensen. Al bij al loopt de planning dus toch niet zo vlot als het zou moeten.

Het gevolg daarvan is een dalend geboortecijfer. Bijna overal ter wereld, behalve in Afrika en Centraal-Azië, ligt het geboortecijfer onder de 2,1 kinderen per vrouw — het minimum om de bevolking op peil te houden. Dat baart een groeiend aantal beleidsmakers zorgen omwille van de vergrijzing, de krapte op de arbeidsmarkt, en bij rechts uit schrik voor een al te diverse samenleving.

Voor veel jonge koppels is gezinsvorming geen vrije keuze, maar een zware financiële dobber

Drempels

Bij sommige beleidsmakers gaan zelfs de alarmbellen af, maar zelden stellen ze de juiste vragen. Meer bepaald, waarom mensen steeds minder kinderen krijgen en of ze zich wel in staat voelen om kinderen te krijgen.

De VN stelt die vragen wél. In het rapport The State of World Population 2025 ondervroeg het VN-Bevolkingsfonds (UNFPA) ruim 14.000 mensen in veertien landen. Wat blijkt? Wereldwijd verwacht 18 procent niet het aantal kinderen te kunnen krijgen dat ze eigenlijk zouden willen. Onder vijftigplussers zegt zelfs 40 procent dat hun gezin kleiner bleef dan gewenst.

Vlaanderen vormt daarop geen uitzondering. Een kwart van de 20 tot 40‑jarigen verwacht dat ze minder kinderen zullen krijgen dan ze eigenlijk willen.

Meer dan 75 procent van de bevraagden wil twee of meer kinderen. En toch denkt bijna een op vijf dat ze dat nooit zullen bereiken. Waarom? Vooreerst zijn er geldzorgen: 39 procent noemt financiële stress als hoofdreden. Daarbovenop volgen werkonzekerheid (21 procent) en dure huisvesting (19 procent). In veel landen is kinderopvang onbetaalbaar of is het aanbod onvoldoende.

Mijn nichtje van 28 vertelde mij op een feest dat ze graag een kind had gehad voor haar dertigste, maar dat ze het op dit moment financieel niet ziet zitten. Zij vond dat erg, en dat is het ook. Zij is zeker geen uitzondering. Voor veel jonge koppels is gezinsvorming geen vrije keuze, maar een zware financiële dobber.

Overheden maken zich ernstige zorgen over het dalend aantal geboortes, maar tegelijkertijd ondermijnen ze de economische voorwaarden daarvoor. Ironisch genoeg blijkt dat economische overwegingen – dé reden waarom mensen hun kinderwens uitstellen – ook de motivatie zijn voor overheden om net méér geboortes te stimuleren.

Wanneer vrouwen niet moeten kiezen tussen moederschap en werk, kunnen ze wél het gezin vormen dat ze wensen
Het kapitalisme botst hier op een belangrijke interne tegenstelling waar het niet direct een uitweg voor ziet.

Een andere belangrijke reden voor de dalende kinderwens is de genderongelijkheid. Vrouwen dragen nog steeds de grootste zorglast thuis, terwijl werk en moederschap moeilijk combineerbaar blijven. In België nemen vrouwen gemiddeld ongeveer 9,5 per week méér onbetaalde zorgtaken op zich dan mannen

Zonder gezinsvriendelijke werkplekken, voldoende en betaalbare kinderopvang, of eerlijke verdeling van zorgtaken moeten veel vrouwen kiezen tussen carrière of kinderen.

Wanneer vrouwen niet moeten kiezen tussen moederschap en werk, kunnen ze wél het gezin vormen dat ze wensen. Anastasia, een van de ondervraagden van het UNFPA-onderzoek, verwoordt het zo: “Wij hebben overwogen of we het financieel aankonden tijdens mijn moederschapsverlof, en hoe we werk en huishouden zouden combineren.”

Op haar werk boden ze een flexibele regeling aan en dat was voor Anastasia doorslaggevend. “Ik hoop dat meer bedrijven zulke keuzes ondersteunen.” Maar zoiets is zelden het geval omdat dit ingaat tegen de winstlogica van een individueel bedrijf.

Ook hier botst het kapitalisme op een interne tegenstelling. Op macrovlak is het voordelig om werk en gezinsleven goed op elkaar af te stemmen omdat een hoger geboortecijfer uiteindelijk de gehele economie ten goede komt. Maar op microvlak gaat dat ten koste van de winsten van privébedrijven en dus gebeurt het niet, of eerder uitzonderlijk.

Behalve geld en zorg, spelen ook gezondheidsproblemen en angst voor de toekomst een rol. Oorlogen, pandemieën, klimaat, politiek – het maakt mensen onzeker over hun levensperspectief én dat van hun (toekomstige) kinderen.

Eén op vier ondervraagden had ooit graag een kind gekregen, maar voelde zich daartoe niet in staat
Toch richt het beleid zich zelden op die onderliggende noden. Reproductieve keuzevrijheid is nog steeds geen vanzelfsprekendheid. En het is niet alleen een kwestie van het aantal kinderen, voor sommigen is het zelfs de vraag of ze kinderen krijgen. Uit het rapport blijkt dat één op vier ondervraagden ooit graag een kind had gekregen, maar zich daartoe niet in staat voelde.

Al deze redenen zorgen ervoor dat koppels steeds langer wachten om hun eerste kind te krijgen. De gemiddelde leeftijd voor het eerste kind in Vlaanderen is vandaag 30,7 jaar. 25 jaar geleden was dat vier jaar eerder. Die opschuiving is uiteraard niet bevorderlijk: hoe ouder hoe meer kans op onvruchtbaarheid en op zwangerschapsproblemen.

Het echte fertiliteitsprobleem vandaag is dus niet dat mensen geen kinderen willen, maar wel dat ze vaak de gunstige omstandigheden missen om ervoor te gaan.

Geboortebeleid werkt niet

Om het geboortecijfer weer op te krikken, grijpen overheden vaak naar babybonussen, belastingvoordelen of slogans. Maar volgens de VN werken die maatregelen niet omdat ze de echte oorzaken niet aanpakken. Mensen krijgen geen of minder kinderen omdat wonen duur is, werk onzeker, kinderopvang schaars en zorgtaken nog altijd ongelijk verdeeld zijn.

Zolang die structurele problemen blijven bestaan, veranderen financiële prikkels of campagnes daar weinig aan. Wat wel helpt, is beleid dat werk, zorg en gelijkheid echt combineert — zoals in sommige Scandinavische landen.

Volgens de UNFPA zijn er zes kernprincipes nodig om een reproductieve keuze echt mogelijk te maken. Zo pleiten ze voor betaald ouderschapsverlof voor alle ouders, ook voor vaders, én voor toegankelijke en kwaliteitsvolle kinderopvang. Iedereen moet toegang hebben tot anticonceptie, vruchtbaarheidszorg en abortus.

Ook vraagt de organisatie meer steun voor alleenstaanden, LGBTQ+-personen en mensen met een beperking. Een eerlijke verdeling van zorgtaken is essentieel, net als een gezinsbeleid dat respect toont voor alle gezinsvormen.

Kinderwens mag in elk geval geen luxe zijn. Het is een recht
Ten slotte pleit het rapport voor betere arbeidsvoorwaarden die de combinatie tussen gezin en werk meer mogelijk moeten maken. In dat verband zou een 30-urenweek, waar onder andere Femma en ACV Puls voor pleiten, al een hele stap vooruit zijn.

Wat in het rapport niet staat, maar wat ook veel zou helpen is een verhoging van de kinderbijslag en een verhoging van de belastingsaftrek voor kinderen.

Het rapport zegt in elk geval wel dat we moeten stoppen met mensen aan te zetten tot voortplanting en in de plaats daarvan beginnen met hen te ondersteunen in wat ze zelf willen.

Een kinderwens mag in elk geval geen luxe zijn. Het is een recht, en het is hoog tijd dat we dat erkennen. Echte geboortepolitiek is geen kille berekening, maar een sociaal pact.

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?