De bril waardoor we kijken: waarom oorlog en vrede niet in hetzelfde frame passen
Toen DeWereldMorgen op 15 juli haar kritiek publiceerde op het VRT-programma De Afspraak, werd iets pijnlijk duidelijk dat al veel langer onderhuids speelt: het narratief rond oorlog — in Oekraïne, maar ook elders — is niet langer een onderwerp van debat, maar een vanzelfsprekend kader.
Wie vrede bepleit, valt buiten de grenzen van het mediagenieke. Wie diplomatie durft te suggereren, wordt met argwaan bekeken. De vredestafel is geen plek meer voor nuance, maar voor karikatuur.
We zitten gevangen in botsende denkkaders, en de oorlogstaal wint.
Twee kaders, twee werkelijkheden
Het oorlogsnarratief ziet de wereld in termen van conflict. Het denkt in frontlijnen, vijanden, militair gewicht, overmacht en heldendom. Het legitimeert geweld als noodzakelijk kwaad. Het is eenvoudig, polariserend en het geeft houvast.
Het vredesnarratief daarentegen vertrekt van verlies, empathie, diplomatieke verbeelding en historische context. Het stelt vragen bij oorzaken, bij macht, bij belangen. Het weigert geweld als ultieme horizon. Maar het is complex, traag en soms ongemakkelijk.
In het publieke debat maken we een reeks denkfouten die het oorlogskader versterken en alternatieve stemmen verdacht maken
Deze twee kaders zijn niet zomaar visies die naast elkaar kunnen bestaan. Ze zijn onvergelijkbaar. Ze spreken een andere taal, appelleren aan andere waarden, stellen andere vragen. Het oorlogskader wil weten: ‘hoe winnen we?’ terwijl het vredeskader vraagt: ‘waarom vechten we eigenlijk?’
Denkfouten als collectieve zelfbescherming
In het publieke debat maken we een reeks denkfouten die het oorlogskader versterken en alternatieve stemmen verdacht maken. Het begint vaak met een versimpeling: je bent óf voor Oekraïne, óf een Poetinversteher. Óf voor Israël, óf een antisemiet. Daartussen bestaat zogezegd niets. Die valse tegenstelling sluit de mogelijkheid af om kritisch én empathisch te zijn, om vrede te willen zonder het geweld van de ander te vergoelijken.
Intussen zoeken media en publiek gretig naar bevestiging van het eigen gelijk. Alles wat dat beeld stoort, wordt weggeduwd of belachelijk gemaakt. In redacties ontstaat zo een soort intellectuele groepsdynamiek: men beweegt met elkaar mee, uit voorzichtigheid, uit tijdsdruk, uit angst om ‘verkeerd’ te zitten.
En ondertussen wordt het pleiten voor diplomatie of geweldloosheid al snel afgedaan als naïef, laf of wereldvreemd. Vrede wordt een voetnoot. Oorlog een noodzaak.
Maar de diepste denkfout is misschien wel deze: dat het oorlogsnarratief moreel zou zijn. Dat wie wapens levert en militair ingrijpen verdedigt, automatisch aan de kant van het goede staat. Die aanname berooft ons van het vermogen tot kritisch onderscheid. Want een narratief dat geweld vanzelfsprekend maakt, verliest vroeg of laat zijn morele gezag — zeker wanneer het selectief blijkt te zijn in zijn verontwaardiging.
Gaza als spiegel
Juist daarom is de actualiteit zo ontluisterend. Deze week raakte bekend dat Europa opnieuw de sancties tegen Israël uitstelt, ondanks maanden van systematisch geweld tegen burgers in Gaza, ondanks het ICJ-bevel tot bescherming, ondanks rapporten van Amnesty International over grove mensenrechtenschendingen.
Wie diplomatie bepleit, wie kritische vragen stelt bij de NAVO-retoriek, wordt vandaag zelden gehoord
De boodschap is ondubbelzinnig: als onze bondgenoot mensenrechten schendt, kijken we weg. Als wijzelf verantwoordelijk zijn voor lijden, spreken we over 'complexiteit'. Hier toont het oorlogsnarratief zijn ware gezicht: niet ethisch, maar strategisch. Geen universeel waardenkader, maar selectieve verontwaardiging. Het is de normalisering van geweld, zolang het 'ons' geweld is.
Wie zich beroept op het recht van Israël om zich te verdedigen, maar zwijgt over de verwoesting van Gaza, hanteert geen moraal. Die hanteert macht als maatstaf. En Europa? Europa schuift zijn morele faillissement voor zich uit, in de hoop dat niemand te hard oordeelt. Maar de geschiedenis luistert.
Journalistiek als ideologisch verlengstuk
Intussen blijven de media zich beroepen op 'objectiviteit'. Maar framing ís nooit neutraal. Welke stemmen je uitnodigt, welke vragen je stelt, welke woorden je kiest, het zijn keuzes die een wereldbeeld bevestigen of bevragen.
Wie diplomatie bepleit, wie kritische vragen stelt bij de NAVO-retoriek, wie geweld aan beide zijden durft te problematiseren, wordt vandaag zelden gehoord. Niet omdat het geen redelijke stemmen zijn, maar omdat ze het frame verstoren. De media zijn zo, bewust of niet, meer bewaker van het oorlogskader dan poortwachter van democratisch debat.
Oorlog als taal, vrede als stilte
De prijs van dat ene dominante narratief is niet alleen intellectuele armoede, maar ook moreel verval. Een samenleving die vrede niet langer als denkbaar alternatief beschouwt, verliest haar kompas. Niet omdat vrede makkelijk is, maar omdat ze het denken vergt dat oorlog onmogelijk maakt. Hoe minder we dat denken toelaten, hoe meer we vrede verleren.
Oorlog spreekt, roept, dwingt, ordent, vult de zendtijd, de talkshows en de parlementaire toespraken. Vrede daarentegen klinkt zachter, minder spectaculair. Niet omdat ze stil is, maar omdat ze minder weerklank krijgt. Minder vlaggen, minder geluid, minder ‘helden’.
Vrede lijkt daardoor soms op zwijgen, niet omdat vredesactivisten hun stem niet verheffen (ze doen dat elke dag, vaak met moed en koppigheid), maar omdat het bredere vredesnarratief amper doordringt tot de publieke ruimte.
De keuze voor vrede begint niet aan de onderhandelingstafel maar bij de bril waardoor we kijken
Het haalt zelden de voorpagina. Het wordt weggedrukt door een dominante logica van militair realisme en geopolitieke loyaliteit. Zo wordt de stem voor vrede vaak onhoorbaar gemaakt, niet omdat ze zwak is, maar omdat ze systematisch genegeerd wordt.
Toch begint elke oorlog met taal. Met een verhaal. Met de suggestie dat er 'geen keuze' is. Dat doden noodzakelijk is. Dat we onze menselijkheid pas tonen als we vuurkracht leveren. En zo verliezen we elke keer een stukje taal, een stukje moraal, een stukje ziel.
De keuze voor vrede begint niet aan de onderhandelingstafel. Ze begint bij de bril waardoor we kijken. Bij het frame dat we durven verlaten. En bij het geweten dat we weigeren af te leggen.