Foto: Basile Mesré-Barjon
and

Een systeem dat verstikt

“Het feit dat we over mensen die sterven in handen van de politie praten alsof het incidenten zijn beperkt in de tijd, laat niet toe om er de waarheid van te begrijpen, noch om te begrijpen hoe ze deel uitmaken van een dagelijkse routineuze orde.”

zondag 17 januari 2021 16:02
Spread the love

 

Dinsdag 19 juli 2016, 17u05. In de late namiddag van een bloedhete zomerdag fietste de jarige Adama Traoré naar zijn broer die hem ergens in Beaumont-sur-Oise – een gemeente ten noorden van Parijs – zat op te wachten. Precies twee uur later werd Adama dood verklaard op de binnenkoer van de plaatselijke gendarmerie. Zijn 24ste verjaardag werd de laatste dag van zijn leven.

Omdat hij zijn identiteitskaart niet op zak had probeerde hij met zijn fiets en later te voet te ontsnappen aan drie gendarmes die hem – zoals dat tergend vaak gebeurt met jongemannen die eruitzien als Adama – wilden onderwerpen aan een controle. Hij vluchtte de woonkamer van een man binnen waar drie agenten hem overmeesteren. De gruwel die zich daar afspeelde, zullen we nooit precies kunnen beschrijven. Wat we wel weten is dat Adama – een atletische jongeman van 1m79 – in de politiewagen op weg naar de kazerne het bewustzijn verloor. De gendarmes dachten dat hij deed alsof en lieten hem brutaal achter op de stenen van de binnenkoer van de kazerne. Om 17u44 werden de hulpdiensten gebeld. De brandweerman die als eerste ter plaatse was, getuigde later dat hij Adama zag liggen op zijn buik, zijn handen op zijn rug geboeid. De agenten die rond het levenloze lichaam stonden, deden niets. Tot tweemaal toe moest de hulpverlener hen vragen om de handboeien los te maken zodat hij aan de hartmassage zou kunnen beginnen. Pas een half uur later kwam er een spoedarts bij. Nog eens drie kwartier later stelde die het overlijden vast van Adama.

Dinsdag 19 juli 2016 was tegelijk de dag dat Assa Traoré, de oudere zus van Adama, voltijds activiste werd. Het is het onvermijdelijke lot van nabestaanden van slachtoffers van politiegeweld. Vier jaar later vecht ze nog altijd elke dag om de waarheid over de dood van haar broer boven te spitten. Een oorlog die ze voert tegen de politie, de procureur, de wetsdokters, de media en alle andere hoogwaardigheidsbekleders die pal achter de betrokken agenten blijven staan. De procureur verklaarde nog voor het begin van het onderzoek dat Adama gestorven was aan een “ernstige infectie” en sprak in één ruk ook de agenten vrij. Twaalf medische onderzoeken en expertises zijn we ondertussen verder. Die zijn het eens dat Adama stierf door verstikking, maar over de oorzaak verschillen ze van mening. Voor Assa Traoré en de grote beweging die ze ondertussen uit de grond stampte, is er geen enkele twijfel. Adama stierf onder het gewicht van drie agenten die een dodelijke arrestatietechniek toepasten.

De strijd Adama

Over het Comité Adama dat tienduizenden mensen op de been bracht en die uitputtende jaren van strijd voor gerechtigheid schreef Assa Traoré samen met de Franse filosoof Geoffroy de Lagasnerie het boek Le Combat Adama. Het is een verbluffend boek dat genadeloos het proces maakt van de politie en het geweld dat personen van kleur in de populaire wijken van Frankrijk dagelijks ondergaan. Net omdat Le Combat Adama zo feilloos elk detail van deze specifieke moord ontleedt, werd het een universeel boek, een monument voor alle slachtoffers.

boekcover

Elke zaak van dodelijk politiegeweld is uniek en tegelijk vertonen al die aparte gevallen zoveel gelijkenissen dat er van toeval geen sprake kan zijn. In de manier waarop die moorden gepleegd en daarna vakkundig toegedekt worden zit een systeem. Assa Traoré noemt dat ‘le manuel’, het handboek dat bovengehaald wordt telkens er een slachtoffer valt. Het parket of de procureur die de gewelddadige agenten luttele uren na de feiten vrijspreken staat in ieder geval op de eerste bladzijden van dat handboek. Op 7 mei 2018 overleed Lamine Bangoura (27) na een tussenkomst van de politie tijdens een uithuiszetting in Roeselare. Eén dag later meldde het parket van Kortrijk dat “de bewoner uitzinnig van woede was en plots in elkaar zakte. Van politiegeweld is geen sprake”.

Elk woord in die twee zinnen is belangrijk en zorgvuldig gekozen. Het geweld verandert van kamp en wordt in beeldende taal volledig in de schoenen van het slachtoffer geschoven. De dood heeft geen externe oorzaak en de agenten worden meteen vrijgesproken van alle schuld. Dat Lamine door vier agenten op een zitbank vastgeklemd werd en dat twee van hen verpletterende druk uitoefenden op zijn lichaam werd vakkundig verzwegen. “Het is alsof de slachtoffers van politiegeweld zichzelf vernietigd hebben”, schrijven Traoré en de Lagasnerie.

Er is nog een andere treffende gelijkenis met de dood van Adama Traoré. In het gerechtsdossier zit de getuigenis van Dave, één van de ambulanciers die er werd bijgehaald. “We kregen voor we binnen gingen de toelichting van een politieagent dat de persoon agressief was geweest en dat hij zich nu plots dood veinsde, dat hij deed alsof hij dood was. Op een sofa lag een zwarte man op zijn buik. Hij was vastgebonden met handboeien op zijn rug, en er waren ook spanbanden. Hij bewoog niet. Hij maakte ook geen geluiden. Hij lag volledig stil.”

Altijd anders, altijd hetzelfde

Bij Adama de harde vloer van een kazerne, bij Lamine de zetel in zijn eigen woonkamer. Het decor verschilt, maar de gruwelijke feiten die zich afspeelden op die 7de mei in Roeselare leken wel een re-enactment van de dood van Adama Traoré. Twee keer stierf een gezonde jongeman onder het gewicht van agenten, twee keer lieten de agenten achteloos het mishandelde lichaam geboeid liggen op de buik en twee keer zeiden ze aan de toegesnelde hulpdiensten dat het slachtoffer een coma veinsde.

Op 9 januari verloor Ibrahima (23) het bewustzijn in een politiekantoor achter het Noordstation in Brussel. Hij werd overgebracht naar het Sint-Jansziekenhuis en daar werd om 20u22 zijn overlijden vastgesteld. Wat er die avond precies gebeurde, is op het moment dat dit artikel geschreven wordt nog niet bekend. Wel weten we wat er in het politiekantoor gebeurde nadat Ibrahima in elkaar zakte. Alexis Deswaef, de advocaat van de familie van Ibrahima vertelde dit: ““Hij ging op een stoel zitten. Hij verloor het bewustzijn en gleed van de stoel. Gedurende lange minuten, 5 tot 7 minuten, liet de politie hem daar liggen. De politie liet Ibrahima sterven.” 5 tot 7 minuten hadden de agenten die Ibrahima zagen sterven precies dezelfde reactie als de agenten die betrokken waren bij de dood van Adama en Lamine.

Op een politiemoord volgt volgens dat zelfde handboek ook steevast een karaktermoord, meestal al in de eerste verklaringen van de politie en het parket. Bij Adama Traoré werd onmiddellijk benadrukt dat hij al in aanraking kwam met justitie. Bij zowel Lamine als Adama werd dik in de verf gezet dat er sporen van THC in hun bloed werden aangetroffen. Experten benadrukten later dat het om kleine hoeveelheden ging die geen enkele rol speelden in hun overlijden. Ook in de eerste berichten over de dood van Akram op 19 juli van dit jaar in Antwerpen ging het uitgebreid over zijn vermeende druggebruik in de dagen en uren voor zijn overlijden.

In het journaal van RTBF werd verteld dat Ibrahima volgens anonieme bronnen een ‘aanzienlijke hoeveelheid drugs’ bij zich had. Die anonieme bronnen, die volgens de advocaat van de familie, niemand anders dan de politie kunnen zijn, insinueren zo een link tussen zijn overlijden en de aanwezigheid van drugs. Twee dagen later bleek dat er niets van aan was. Met dat soort gerichte lekken in de media probeert de politie de eigen verantwoordelijkheid te verdoezelen. Tegelijk is het een manier om het slachtoffer te ontmenselijken.

Dehumanisering

Het is een patroon dat telkens terugkeert. In een eerste reactie na de dood van Adil die op 10 april doodgereden werd door een anonieme wagen van de antibanditisme-eenheid liet de politie haastig weten dat de 19-jarige jongeman “gekend stond”. De advocaat van de familie van Adil moest dat later rechtzetten. “Hij is ooit geviseerd in een strafonderzoek, maar bleek ten onrechte te zijn beschuldigd en werd buiten vervolging gesteld”, aldus advocaat Alexis Deswaef. Hetzelfde gebeurde met Mehdi die vorig jaar doodgereden werd door een politiewagen die zonder sirene aan 90 kilometer per uur door het centrum van de stad raasde. “Ze hebben mijn kind onmiddellijk na de feiten ontmenselijkt en proberen nu nog altijd zijn beeld te bevuilen”, zei Fatima, de moeder van Mehdi onlangs op een persconferentie. “Waarom wordt er nooit gepraat over de achtergrond van de agent? We kennen niet eens zijn naam, we weten niets over hem. Heeft hij eerder fouten gemaakt?”, vulde Ayoub, de broer van Mehdi aan. Om diezelfde reden weigert Assa Traoré ook te spreken over de ‘zaak-Adama Traoré’. Haar broer is hier het slachtoffer, als er al een zaak is, is het de zaak van de daders.

Eenmaal het slachtoffer ontmenselijkt, kunnen de politie en het parket nog een stap verder gaan. De slachtoffers worden daders en de politie die voor hun dood verantwoordelijk zijn, wentelen zich in de rol van slachtoffer. Toen de 2-jarige peuter Mawda, die met haar ouders op de vlucht was, werd doodgeschoten door een agent, was de allereerste reactie van de bevoegde minister Jan Jambon (N-VA) dat haar dood wijst op de “drieste omstandigheden waarin mensensmokkel gedijt”. Tegelijkertijd prees hij ook zijn agenten: “Ze hebben hun werk gedaan en moeten elke dag tegen de mensensmokkel vechten.”

Zo worden ook de nabestaanden van slachtoffers behandeld, als daders. De ochtend nadat Mehdi doodgereden werd door een politiewagen, belden agenten aan bij zijn moeder. Zonder enige verwittiging duwden ze haar een foto onder de neus van zijn lijk met de vraag om het te identificeren. Ondertussen werd het elfjarige zusje van Mehdi weggestuurd om een foto van haar broer te halen. Toen ze terugkwam zeiden de agenten in haar bijzijn: “Ja, hij is het.” Het was meteen de allerlaatste keer dat de familie van Mehdi nog een agent te horen kregen over de dood van hun zoon en broer. “Dat er geen omkadering was, geen slachtofferhulp, geen ondersteuning, dat is een trauma dat nooit meer weggaat. Niemand is ooit met ons komen praten. Niet de betrokken agenten of de korpschef, maar vooral ook niet de burgemeester, die toch de facto de baas is van de politie. Niemand”, zegt Ayoub, de broer van Mehdi daarover. In het allereerste persartikel over de dood van Mehdi stond wel deze zin: “De betrokken politiemensen werden opgevangen door het stressteam van de politie.” Slachtoffers worden daders, daders worden slachtoffers.

De ultieme ontmenselijking

Wat de ouders van Mawda overkwam, tart elke verbeelding. Toen het busje waarin ze achtervolgd en uiteindelijk ook beschoten werden door de politie, tot stilstand kwam op een parking langs de E42, stapte de vader van Mawda uit met het levenloze kind in de armen. Wanhopig probeerde hij de agenten duidelijk te maken dat ze snel een ambulance moesten bellen. Een agent nam het kind af en de vader van Mawda werd door andere agenten in bedwang gehouden. Toen een ambulance even later de peuter naar een ziekenhuis bracht, werd de ouders het recht ontzegd om hun kind te vergezellen. Vijf dagen later verklaarde Christian Henry, de procureur des Konings aan de pers dat de ouders niet mee konden omdat ze nog moesten geïdentificeerd worden. Een manifeste leugen zo blijkt uit verschillende getuigenissen in het gerechtsdossier. De agenten die die nacht ter plaatse waren, wisten maar al te goed wie de ouders waren en wat er met het kind gebeurd was. Maar toen al, nog voor de ambulance ter plaatse was, werd er een groteske leugen in scène gezet.

Om te verbergen dat één van hen de fatale kogel had afgevuurd werd het misselijkmakende verhaal verzonnen dat de vluchtende migranten het raam van de bestelwagen hadden ingebeukt met het hoofd van Mawda. Zo stond het in het allereerste proces-verbaal van die nacht. Aan de ambulanciers en aan de spoeddokter disten ze nog een andere leugen op: dat het kind uit het raam gevallen was. Mochten de ouders meegereden zijn met de ambulance, dan hadden ze die leugens kunnen doorprikken ondanks de onvermijdelijke taalbarrière. Maar door hen onder schot te houden, terwijl de ambulance met hun dochtertje wegreed, kon de parketwoordvoerder een dag later in alle kranten zeggen: “Eén ding is zeker: ze is niet gestorven door een politiekogel. De agenten hebben juist gehandeld.”

Toen hij een dag later moest toegeven dat Mawda toch om het leven kwam door een kogel, kwam er meteen een nieuwe leugen. De kogel zou ook kunnen afgevuurd zijn vanuit het busje zelf. Pas vijf dagen later kwam de definitieve bevestiging door het parket en kreeg het publiek te horen wat de meeste agenten die die nacht aanwezig waren al vanaf het eerste moment wisten: Mawda werd wel degelijk doodgeschoten door een agent. Maar toen hadden politici als Jambon hun werk al kunnen doen. De dader was toen al een slachtoffer geworden en de slachtoffers werden daders.

De leugens na de dood van Mawda zijn grotesk en walgelijk. Ze tonen hoe ver agenten durven gaan om hun daden te verdoezelen. Ze zijn ook de uiting van een diepgeworteld racisme. Met een sprekend gemak worden ouders van kleur afgeschilderd als monsters die het hoofd van hun eigen kind gebruiken als stormram. De leugens zijn de spiegels van de perverse geest van deze agenten. Doorheen die leugens kijken we in hun eigen ziel en verbeelding. Maar leugens – grotesk of banaal – horen bij zaken van politiegeweld zoals dronken gebral bij een studentencantus. Ze zijn ook niet nieuw, maar maken deel uit van een lange traditie.

‘Liegen, verdoezelen en paraplu’s opentrekken’

De dag nadat de radeloze Jonathan Jacob (26) in een cel in Mortsel doodgeslagen werd door vijf leden van het Bijzonder Bijstandsteam (BBT) was de titel in de grootste krant van dit land: ‘Drugsverslaafde sterft in cel na kalmeerspuit’. Een arts had inderdaad na de foltering door de agenten een spuit in het lichaam van Jonathan geplant. Maar Jonathan was toen al overleden door een scheur van tien centimeter in de lever en een geknapte buikslagader. De dokter had een kalmeringsmiddel toegediend aan een vreselijk toegetakeld lijk. Even later zou de commissaris van Mortsel de ontredderde vader van Jonathan verzekeren dat de agenten geen geweld gebruikt hadden. “Daarmee was de toon gezet. Liegen, verdoezelen, paraplu’s opentrekken, zo is het de hele tijd gegaan”, zo keek die vader, Jan Jacobs, jaren later op de zoektocht naar gerechtigheid terug.

Voor agenten is liegen net iets makkelijker dan voor de modale burger, omdat zij de waarheid naar hun hand kunnen zetten. Toen Adil in april door een politiewagen doodgereden werd, was er ook een bestelwagen betrokken bij het manoeuvre. De bestuurder heeft een andere versie van de feiten dan de politie. Volgens die bestuurder probeerde de politie hem die avond bij het opstellen van het proces-verbaal iets anders te doen verklaren dan wat er echt was gebeurd.

Door die manipulaties en de obstructies in elke dossier van politiegeweld wordt de juridische zoektocht naar waarheid en gerechtigheid voor de nabestaanden al snel een uitputtende mars door een moeras. In 1998 raakte de 15-jarige Hasselaar Morad verlamd door twee kogels in de ruggengraat en één kogel in de nekwervel. Hij zat op de achterbank van een auto tijdens het allereerste avondje uit van zijn leven. Wettige zelfverdediging, zeiden de agenten en ze kregen gelijk van de rechtbank. Maar liefst zeven onafhankelijke getuigen bevestigden dat de agent door de achterruit op een wegrijdende auto schoot. De rechtbank oordeelde dat de zeven getuigenverhoren geen voldoende bewijs opleverden. Alleen de versie van de politie werd weerhouden. Zeven getuigen verzonken in het niets tegenover het woord van de politie die op de beschuldigdenbank zat.

Het belang van beeld

Zeven agenten die betrokken waren bij de dood van Jonathan Jacob werden na een lange strijd uiteindelijk wel veroordeeld. Al kwamen ze er vanaf met lichte straffen: negen maanden met uitstel voor de teamleider en de zes anderen zes maanden cel met uitstel. In de eerste reactie van de vader van Jonathan op die uitspraak kan je zien dat een veroordeling niet alleen een vorm van gerechtigheid is voor de misdaad zelf, maar ook een genoegdoening voor de jaren van leugens en manipulatie. “Jonathan werd altijd afgeschilderd als een agressief monster, terwijl de rechters nu nog maar eens duidelijk gezegd hebben dat hij eigenlijk hulp nodig had”, zo zei Jan Jacob.

Zonder de beelden van de foltering in die cel in Mortsel en vooral zonder de ophef die die veroorzaakten toen ze getoond werden in een reportage op tv, zou het nooit tot een veroordeling gekomen zijn. Jacob speelde die beelden door aan journalisten toen na drie jaar bleek dat de betrokken agenten – behalve één – niet eens naar een rechtbank werden doorverwezen. Dat die beelden een wending kunnen geven in een juridische procedure wisten de betrokken agenten want het Bijzondere Bijstandsteam (BBT) van de politie diende meteen een klacht in tegen de vader van Jonathan Jacob. Later werd hij in verdenking gesteld wegens misbruik van zijn inzagerecht in het strafdossier. Een slachtoffer werd opnieuw dader.

Ook de dood van Jozef Chovanec bleef diep verborgen tot de beelden genomen in de cel in de krant werden gelekt door zijn weduwe. Op die beelden is te zien hoe een agent 16 minuten lang op de noodlijdende Jozef zit, terwijl zijn collega met gestrekte arm een Hitler-groet brengt. Enkel door die beelden weten we wat er zich in de cel afspeelde. Volgens de toen bevoegde minister van Binnenlandse Zaken Jambon kon er uit het verslag dat de politie maakte over die nacht ‘op geen enkele manier een problematisch optreden van de politie afgeleid worden’. Maar ook na het lekken van de beelden blijft het parket koppig volhouden dat ‘het niet bewezen is dat het optreden van de politie de directe oorzaak was van het overlijden van het slachtoffer’. De procureur zei verder nog ‘dat je die beelden in hun context moet zien’. Als het over politiegeweld gaat, lijken procureurs plots advocaten te worden.

Agenten kennen de kracht van beelden en doen er dan ook alles aan om camera’s te vermijden. Een assistent van de deurwaarder die bij de operatie tegen Lamine Bangoura aanwezig was, filmde 40 seconden lang hoe meerdere agenten druk uitoefenden op de geboeide Lamine. Tot een agent hem toesnauwde dat hij moest stoppen met filmen. Een agente heeft toen meteen een foto gewist. Het filmpje vond ze niet terug op de gsm. Het is dus door een onhandigheid van die agente dat er 40 seconden beeldmateriaal is van die gruwelijke uren in de woonkamer van Lamine Bangoura.

Toen Ibrahima op die noodlottige zaterdagavond een politiecontrole filmde, keerden sommige agenten zich tegen hem. Advocaat Deswaef: “Ibrahima is in de eerste plaats een burger die zijn recht uitoefende om de politie te filmen. Dat recht heeft hij volgens alle mensenrechtenorganisaties. Enkele agenten hebben daar slecht op gereageerd, ze maakten zich kwaad en zoals dat zo vaak gebeurt als burgers de politie filmen, hebben ze beslist om hem aan te houden. Ibrahima werd dus volledig onterecht aangehouden.”

In Brussel herinneren velen zich nog hoe in 1997 de politie de 24-jarige Said Charki doodschoot. Dat gebeurde op de hoek van de Brogniezstraat in Anderlecht, vlak voor een beveiligingscamera. Die camera die wordt ingeschakeld als er ‘moeilijkheden’ zijn, stond op het moment van de schietpartij niet aan. Zegt men. De rellen die in de nasleep van het dodelijke schot uitbraken, werden wel uitgebreid gefilmd en de beelden werden gebruikt door het gerecht om deelnemers te straffen. Said Charki werd in de dagen voor zijn dood ook intensief geobserveerd. Ook bij die observaties wordt normaal een camera gebruikt, maar de verdediging kreeg die beelden nooit te zien. Beelden zijn de wapens van machteloze slachtoffers. Bij de dood van Ibrahima zien we hoe beelden zelf de oorzaak van nieuw geweld zijn. Het handboek waar Assa Traoré het over heeft, wordt elke keer rijker en complexer.

Het handboek van de slachtoffers

De slachtoffers hebben geen handboek. Misschien is het dat wat de kern is van le Combat Adama. “Misschien is de familie Traoré dat aan het schrijven. Wij creëren le contre-manuel.” Dat handboek is niet louter een strategische lijst van tips en mogelijke tegenzetten. Die kunnen alleen slagen als ze ingebed zijn in een dieper begrip van de rol van de politie in een maatschappij als de onze, een rol die niet begrepen kan worden zonder inzicht in die maatschappij. Le contre-manuel biedt in het ideale geval een volledig wereldbeeld van onderuit.

Die bedenking maakt dit artikel tegelijk ook problematisch. Traoré en de Lagasnerie schrijven hetzelfde over hun boek. “Het feit dat we hierover praten alsof het incidenten zijn beperkt in de tijd, laat niet toe om er de waarheid van te begrijpen, noch om te begrijpen hoe ze deel uitmaken van een dagelijkse routineuze orde.” Door over die gebeurtenissen te praten als ze zich voordoen, wordt die orde niet zichtbaar, zelfs niet als de rode draden worden blootgelegd.

Traoré en de Lagasnerie noemen die orde “een systeem van verstikking”, een systeem waar het geheel van instituten van onze maatschappij aan deelneemt en waar de brutale verstikking in de handen van politieagenten slechts de meest fysieke gewelddadige uiting is. Alle instituten, benadrukken ze. Ook, en eigenlijk moeten we schrijven zeker, die instituten die een heel ander imago hebben. Dat laatste geldt uiteindelijk ook voor de politie. Net het instituut dat over zichzelf vertelt dat het beschermt tegen geweld, creëert het ultieme geweld.

Het wereldbeeld dat we nodig hebben om het systeem van verstikking te ontmantelen, moet uitgaan van het besef dat er geen ‘we’ is dat onder dezelfde orde leeft en door dezelfde wetten en mechanismes geregeerd wordt. Die ‘wij’ is verdeeld in verschillende klassen en groepen die elk in een andere orde en realiteit leven en voor wie alle bestaande instituten een verschillende rol spelen. Als de school de ongelijkheid reproduceert (wat uit alle internationale onderzoeken blijkt) dan hangt de beleving van die jaren op de schoolbank volledig af van de klasse of groep waarvan je deel uitmaakt. Of neem de arbeidsmarkt. Afhankelijk van de klasse of groep is dat een plaats waar je je talenten kan ontwikkelen of een plaats waar je lichaam en geest worden fijngemalen en kapotgemaakt. Het is op het moment dat instituten een heel andere rol gaan spelen dan wat hun imago vertelt, dat ze het grootste psychologische en ontwrichtende effect hebben.

Om die orde zichtbaar te maken – een eerste noodzakelijke stap om ze te ontmantelen – volstaat een boek als Le Combat Adama niet en al helemaal niet het stuk dat u net las. Zie het daarom ook als een eerste in een reeks.

 

Le combat Adama van Assa Traoré en Geoffroy de Lagasnerie verscheen in 2019.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!