Opinie

Hoe vrij is de vrije kunstenaar? Borremans als openbarende casus

Teaser fallback community afbeelding
Nu Michaël Borremans zijn tentoonstelling ondanks twee publieke smeekbedes van andere kunstenaars deze week toch in Tel Aviv opent, met het logo van de Vlaamse gemeenschap eronder, mag de schilder zich nog meermaals aan journalisten verwachten die hem om een reactie vragen. Dat zou een interessante discussie kunnen worden.

Ook al was hij er vanzelfsprekend niet blij mee, die open brieven waren succesvol. Al was het maar omdat Borremans nu in de krant (De Morgen, 30/08) tussendoor opmerkt dat "de bezettingspolitiek van Israël al decennialang getuigt van een duivelse perversie”. 

Het boeiende aan deze open brieven is dat ze de maatschappelijke rol van de kunstenaar ter discussie stellen. En dat brengt de moderne conditie van de kunst opnieuw onder de aandacht: ofwel esthetiseer je het politieke, ofwel politiseer je het esthetische.

Anders gezegd, ofwel verschoon je het imago van de heersende macht, ofwel beweeg je via kunst tot maatschappijkritische reflectie. Niet alleen met de inhoud van je werk, maar ook met wat je als kunstenaar zegt en doet, neem je onvermijdelijk een maatschappelijke positie in. Bijvoorbeeld met waar je wel of niet exposeert.

Ongevraagd rolmodel

Zo bekeken, kan een burgerlijke kunstenaar ook een revolutionaire daad stellen. Hoewel bijvoorbeeld David Claerbout recent evenzeer in datzelfde Israëlisch museum exposeerde, is Borremans nu onbedoeld en ongevraagd toch een aanleiding geworden voor een politiek-ideologische discussie. Ook al wil hij als kunstenaar daar liever allemaal niets mee te maken hebben. Vreemd ook dat Bozar, die zo op de uitkoopsom rekent hoewel de succesexpo toch al genoeg moet hebben opgebracht, vrijwel buiten schot blijft.

Je kan dus wel pretenderen dat kunst vrij moet zijn en dat het niets te maken heeft met politiek of economie, voor je het weet doorprik je daarmee zelf een van de best bewaarde illusies van de Westerse moderne kunst: dat zij vrij boven en buiten de wereld kan staan, in een vrije zone, een zuivere wereld van vrij spel op zich. Als je dat toch wil volhouden, mijdt dan op zijn minst oorlogsgebied.

Kunst is daarentegen sowieso ook een economische huishouding, helaas vandaag meer en meer van een marktconforme soort, hoewel de kunstwereld op dat punt een prefiguratie van een alternatieve wereld zou kunnen verbeelden. Ze draagt als publieke aangelegenheid onvermijdelijk politieke implicaties met zich mee. Je kan daar als kunstenaar dus maar beter zelf mee aan de slag gaan, of toch goed over nadenken, vooraleer een toevallige maatschappelijke context je eigen werk en persoon tot materiaal voor kritische reflectie maakt.

Onschuld

Alain Platel vroeg aan Borremans in De Standaard niet om zijn tentoonstelling af te blazen – dat de kunstenaar ‘vrij’ moet zijn, is nu eenmaal een heilig huisje – maar om meteen ook naar Gaza te gaan. Op het eerste gezicht lijkt dat een voorstel om gewetensschuld af te kopen, zodat ook de kunst alvast zijn onschuld kan bewaren, of toch kan doen alsof. Desondanks is het een slimme vraag met kennis van de situatie ter plekke, want mocht Borremans nu publiekelijk voor een Gaza-tour gaan, dan zou het alvast heel wat stof doen opwaaien in Israël zelf. 

Daadwerkelijk kritisch werk ligt voor Israël immers bijzonder gevoelig, een land dat overigens zelf flink investeert in kunst, niet zelden met het oog op de ideologische impact en dus de propagandakracht ervan. Herinneren we ons bijvoorbeeld hoe een Israëlisch ambassadeur op de openingsavond van een Zweedse tentoonstelling een kunstwerk vernielde? Of hoe een ambassade nog niet zo lang geleden afbeeldingen van de Mona Lisa met een hoofddoek en raket op de schoot verspreidde?

Laat dit wel duidelijk zijn: het feit dat Borremans in oorlogstijd een tentoonstelling in het gereputeerde Tel Aviv museum mag houden, bewijst meteen dat het kritisch gehalte van zijn werk voldoende vaag en dus onschuldig is om het daar te tonen. Dat hij het doet, is wel alles behalve onschuldig.

Boycot

Marijke Pinoy, Lieve Franssen en Kristien Hemmerechts vroegen Borremans via DeWereldMorgen gewoon om niet te gaan (een ingekorte versie verscheen daarna in De Morgen). Omdat hij, als gereputeerde kunstenaar met een in België bijzonder gewaardeerde tentoonstelling, de huidige internationale boycotcampagne BDS op zijn beurt boycot.

Desmond Tutu verwoordde het onlangs zo: "Wie verder zakendoet met Israël, wie bijdraagt aan een gevoel van “normaliteit” in de Israëlische maatschappij, bewijst het volk van Israël en Palestina een slechte dienst. Ze dragen bij aan de bestendiging van een diep onrechtvaardig status quo. Wie bijdraagt tot het tijdelijke isolement van Israël, zegt dat Israëli's en Palestijnen gelijke rechten hebben op waardigheid en vrede."

Borremans reageerde desondanks weinig begripvol, ten minste, als wat De Morgen schrijft naar waarheid is: “Ik ben kunstenaar, geen activist of wereldverbeteraar. Wat verwacht iedereen toch? Dat ik hier met premier Netanyahu ga proberen spreken om hem op andere gedachten te brengen? Wat een pretentieuze onzin. Ik engageer me voor de kunst. Dat is al een zeer groot engagement. Naar mezelf toe, maar ook naar de buitenwereld. Ik ben hier om te exposeren, niet op vredesmissie."

Een morele houding afdoen als iets voor wereldverbeteraars, en politiek engagement van cultuurmakers als omhooggevallen zever wegzetten, het getuigt niet alleen van cynisme. Het doet denken aan Klaus Mann’s Mephisto: "Was wollen die Leute? Ich bin nur ein Schauspieler". Het zou dus allemaal om de (schijn)heilige passie voor de zuivere kunst gaan?

Laten we echter niet oordelen maar analyseren: is het niet treffend dat steeds als een kunstenaar door zijn politieke positie iets relevants zou kunnen doen, de impact ervan door sommige stemmen, waaronder ook veel andere kunstenaars, hooghartig gerelativeerd wordt? Terwijl in diezelfde situaties doorgaans de kritische kracht van kunst via chique en behaaglijke evenementen tot utopische hoogtes wordt opgeblazen?

Het lijkt wel te vertrekken vanuit de angst dat kunstenaars effectief iets politiek zouden kunnen betekenen. Alsof daarmee een of andere stilzwijgende code op schandelijke wijze wordt geschonden, namelijk dat autonomie naast ongebondenheid ook onbetrokkenheid vereist, om dan die autonomie veilig te kunnen stellen.

Vrije mening van een ander

Hoewel de open brieven zo liefdevol en redelijk opgesteld waren, volgde die typische neutraliserende mediaframing kort erna. In De Morgen volgde een rebelse ZAK-cartoon, iets over een ‘kunstgestapo’ die exposeren in een joodse galerie verbiedt. Of hoe een cartoonist via zijn vrije meningsuiting met een ad hitlerum de vrije mening van een ander domweg kan brutaliseren.

De Standaard bracht een emotionele column (die in tegenstelling tot heel wat vrije inzendingen niet achter de betaalmuur zit) waarin Bernard Dewulf de schilder te hulp snelt, alsof die niet mondig genoeg zou zijn om zichzelf te verdedigen. Het belangrijkste argument om naar Tel Aviv te gaan, dat nog niet ter sprake kwam, zou de kracht van de schoonheid zelf zijn. Zoals de schoonheid van een klaproos in een berm. Ofte: sleur er voor de verandering eens de Eerste Wereldoorlog bij.

We zouden er nu op kunnen wijzen, om het dan toch maar bij de Tweede Wereldoorlog te houden, dat heel wat hooggeplaatste nazi’s uitgesproken kunstliefhebbers waren, dat sommige kampbeulen naar Bach luisterde, dat er toen trouwens ook nog veel gewone Duitsers waren, dat Leni Riefenstahl het artistieke vermogen van cinema danig optilde, schoonheid dus te midden het absolute kwaad, enzovoorts, maar laten we dat vooral niet doen.

Niet zozeer omdat elke opmerking over het fascisme voor sommige zionisten een voldoende aanleiding is om over antisemitisme te beginnen, hoewel staatshoofden van Rusland en de VS elkaar vandaag bijvoorbeeld wel voortdurend met Hitler vergelijken. Wat er dan op neerkomt dat we alleen zionisten niet met Hitler mogen associëren, een speciale behandeling dus, die volgens dezelfde logica in principe evengoed het label antisemitisme zou kunnen opleveren, hoewel het hier om een voorkeursbehandeling gaat.

Wel omdat ook Dewulf het recht op zijn mening heeft, al noemt hij die zelf naïef en pathetisch. Laten we daarentegen ook geloven in de kracht van de schoonheid van een bloem, zoals de bloem in handen van het hippiemeisje voor een hoge muur van met bajonetten zwaaiende soldaten in Washington D.C. in 1967. Hoe klein ook het gebaar, het was een krachtig onderdeel van een steeds groter wordende beweging.

De crisis van de crisis van de kunst

Helaas, Borremans gaat geen bloemen in een berm planten. Hij brengt een prestigieuze tentoonstelling in een vooraanstaand staatsinstituut gericht op internationaal toerisme, waarmee vooral de mythe in stand wordt gehouden dat Israël een veilig, democratisch en gewoon land zou zijn. Volgens Joods Actueel is Israël zelfs de enige democratie in het Midden-Oosten. In dat geval is het de enige democratisch verkozen brutale bezettingsmacht, in een permanente oorlog met de ganse regio. Borremans schildert ook geen bloemen. Veel van zijn werken hebben wel een mysterieuze, macabere ondertoon. Er zit een unieke kracht in die wat schijn is en dood lijkt, tot leven wil wekken. Een waarlijk wonderlijk spel – in dit geval wel toepasselijk – met maskers, fysische ingeslotenheid, foltering en zelfverminking.

Overigens, kunst die wil vervreemden, verloor haar kritisch vermogen eigenlijk in de jaren 1980 al, toen de fotograaf Oliviero Toscani deze artistieke strategieën recupereerde voor de fameuze Benetton-reclames. Binnen onze hedendaagse harde en expliciete beeldcultuur met al zijn verbluffende special effects en sensatiegerichte nieuwsmedia zijn confronterende artistieke vervreemdingsstrategieën grotendeels geneutraliseerd. Kunst die invloed wil hebben, moet naar andere middelen op zoek.

Wat ons bij een besluit brengt: alleen naïevelingen in de kunstwereld geloven nog dat hedendaagse kunst per definitie kritisch is. Dat is trouwens wat filosoof Frank Vande Veire in een zelfkritisch pamflet al ruim tien jaar geleden als "de crisis van de crisis van de kunst" omschreef: de kunst wordt haar crisis afgepakt omdat er veel te gemakkelijk van wordt uitgegaan dat kunst vandaag legitiem is, omdat die ons altijd een spiegel zou voorhouden, wakker schudden, op het verkeerde been zetten. Kortom, dat kunst sowieso goed en verheffend zou zijn.

DIY

Het gebrek aan zelfkritiek is ook een gevaar, omdat kunstkritiek zo overgelaten wordt aan rechtse populisten die, om zichzelf interessant te maken bij een breed publiek, maar al te graag de vuile was uithangen, hypocrisie en falen met veel overdrijvingen, verdraaiingen en plat vermaak in de verf zetten. Als het op kritiek aankomt, lijkt het soms wel of ze van de wakkere vrienden van de kunst het spreekrecht over de onbehaaglijke kantjes toegeschoven krijgen. Daarom dat die open brieven aan Borremans ook een verademing zijn. Laten we de discussie vooral voluit voeren, ondanks het eventuele artistieke ongemak, over de maatschappelijke relevantie van kunst en de kunstenaar. Eindelijk gaat het dan eens ergens over als kunstenaars in de commerciële media een praatje doen.

In tijden van cultuuromslag, waarbij de ondersteuning van kunst en cultuur in snel tempo van publiek naar privaat wordt doorverwezen, komt het er trouwens des te meer op aan het maatschappelijk belang van kunst zichtbaar te maken om gemeenschapssteun te kunnen legitimeren. Het werkt dan wel averechts als een bepaald soort topkunstenaar de zoektocht naar een maatschappelijke rol van de kunstenaar al meteen als "pretentieuze onzin" afschiet, om zijn eigen verhaal wat uit het slop te krijgen. Gelukkig is Michaël Borremans een fijne mens en een weerbarstige, talentvolle creatieveling – het wordt uitkijken naar wat hij voor ons nog allemaal in zijn mars heeft.

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?