Hoe de rijke wereld de race om hernieuwbare energie verloor
Rijke landen als de VS draaien decarbonisatie de rug toe als gevolg van een culturele oorlog tegen de ‘woke’ klimaatagenda. Ze doen dat met financiële steun van miljardairs die rijk zijn geworden ten koste van de planeet.
Zelfs landen in de EU die voorheen decarbonisatie bovenaan de agenda hadden staan, hebben die nu helemaal naar het achterplan geschoven: achter herbewapening en achter het verminderen van de afhankelijkheid van Rusland.
Ondertussen is er een opleving in het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in het mondiale Zuiden.
Winst voor alles
De kern van het probleem voor het Westen is dat hernieuwbare energiebronnen weliswaar goedkoop zijn, maar ook veel minder winstgevend dan fossiele brandstoffen. Als gevolg daarvan zal de markt niet de noodzakelijke verandering teweegbrengen.
In China stimuleert de staat decarbonisatie. In veel arme landen profiteren individuele huishoudens van de lage prijzen om hun elektriciteitsopwekking los te koppelen van fossiele brandstoffen.
China wekte in 2024 in zijn eentje meer wind- en zonne-energie op dan de rest van de wereld samen
Ondertussen wordt de politiek in de rijke wereld gedomineerd door gevestigde belangen die verbonden zijn met de sector van de fossiele brandstoffen, terwijl de toenemende ongelijkheid een bizarre anti-klimaatcultuuroorlog aanwakkert – waardoor de groei van hernieuwbare energiebronnen vertraagt.
Spectaculaire groei hernieuwbare energie
Eerst het goede nieuws: hernieuwbare energie stijgt spectaculair, in grote mate dankzij China.
Dit jaar heeft hernieuwbare energie voor het eerst de fakkel overgenomen van steenkool als belangrijkste bron van elektriciteit wereldwijd. De fors toegenomen capaciteit van zon en wind dekt inmiddels de volledige extra energievraag, waarbij vooral zonne-energie de motor is: alleen al de groei van zonne-energie ving 83 procent van de stijgende elektriciteitsvraag op.
Opvallend genoeg komt het merendeel van die toename uit armere landen, bijna 60 procent uit het mondiale Zuiden. En China wekte in 2024 in zijn eentje meer wind- en zonne-energie op dan de rest van de wereld samen.
Prijsdaling
Het Chinese model van door de staat geleide decarbonisatie kent zo zijn eigen uitdagingen, zoals Geoff Mann en Joel Wainwright uiteenzetten in hun boek Climate Leviathan. Een van de paradoxen van het Chinese model is echter dat het in feite heeft bijgedragen aan een niet geplande en van onderuit aangestuurde toepassing van zonnetechnologie overal ter wereld.
De massale, door regeringssubsidies ondersteunde investeringen in hernieuwbare energiebronnen hebben bijgedragen aan een verbazingwekkende kostenverlaging voor technologieën voor zonne-energie. De prijs is sinds 1975 gedaald met een duizelingwekkende 99.9 procent.
Deze prijsdaling heeft op zijn beurt een massale transitie naar hernieuwbare energiebronnen op gang getrokken doorheen het mondiale Zuiden dankzij investeringen in hernieuwbare energie door regeringen, ondernemingen en zelfs individuele huishoudens.
De invoer van zonnepanelen naar Afrika steeg tussen 2023 en 2024 met 60 procent
China heeft zoveel goedkope vrijstaande zonne-energiekits geproduceerd, uitgerust met zonnepanelen en batterijopslag, dat individuele huishoudens die niet op het elektriciteitsnet aangesloten waren extra capaciteit aangekocht hebben en het in hun eigen huis geïnstalleerd hebben.
Fossiel energienetwerk
De rijke wereld beschikt over netwerken die gebouwd zijn voor de verdeling van met fossiele brandstoffen opgewekte energie. Die netwerken belemmeren nu de uitrol van hernieuwbare bronnen. In veel arme landen is het net de afwezigheid van zulke netwerken die (in combinatie met goedkope technologie) het decarbonisatieproces juist ondersteunt.
In 2024 importeerde Pakistan zonnepanelen die 17 gigawatt aan zonne-energie kunnen produceren, ongeveer een derde van de elektriciteitsproductie van het land. De invoer van zonnepanelen naar Afrika steeg tussen 2023 en 2024 met 60 procent.
Er zijn dus twee gelijktijdige en elkaar versterkende decarbonisatieprocessen aan de gang. Enerzijds investeert de Chinese Communistische Partij massaal in de productie, opslag en transmissie van hernieuwbare bronnen.
Anderzijds gebruiken gemeenschappen Chinese technologie om hun eigen hernieuwbare energie op te wekken. Beide processen hebben het zwaartepunt van decarbonisatie verlegd van de rijke naar de arme wereld.
Fossiel kapitalisme
In een groot deel van het mondiale Noorden staan de decarbonisatiepolitiek en -economie een aanpak van de klimaatopwarming in de weg. Trump heeft van oudsher banden met de sector van de fossiele brandstoffen, wat het duidelijkst tot uiting kwam in de benoeming van Rex Tillerson, voormalige CEO van Exxon, tot minister van Buitenlandse Zaken tijdens zijn eerste ambtstermijn.
Hij heeft de regulering van de Amerikaanse sectoren van steenkool, olie en aardgas drastisch versoepeld en heeft aangedrongen op veel meer exploratie en winning van fossiele brandstoffen in de VS.
Trump voert in eerste plaats een bizarre culturele oorlog tegen hernieuwbare energiebronnen
Maar daar hield het niet op: hij schafte ook nog meerdere wind- en zonne-energieprojecten af en zette het hakmes in subsidies en stimuleringsmaatregelen voor hernieuwbare energiebronnen. Met het bevel tot onmiddellijke stopzetting van het werk aan het windpark voor de kust van Rhode Island dreef hij de Deense ontwikkelaar van windparken Ørsted bijna naar het faillissement.
Deze maatregelen zijn vrijwel ongekend in de geschiedenis van het energiebeleid. Sinds de eerste olieprijspiek in de jaren 1970 hebben de rijke landen geprobeerd zich los te weken van fossiele brandstoffen om redenen van nationale veiligheid.
De VS is wel degelijk minder afhankelijk geworden van de invoer van fossiele brandstoffen maar de prijzen zijn zeer volatiel, wat een grote impact heeft op de reële economie.
Zelfs Republikeins president Richard Nixon (1969-1974) gaf om die reden toe dat de VS zijn energieproductie moest diversifiëren, weg van fossiele brandstoffen. Trump daarentegen voert in de eerste plaats een bizarre culturele oorlog tegen hernieuwbare energiebronnen, met de nationale veiligheid van de VS als argument.
Dovemansoren
Europa voert een ander soort oorlog. Het conflict met Rusland heeft voorrang op de eigen decarbonisatie-agenda, wat neerkomt op een schot in eigen doel aangezien Rusland enkel zijn oorlog kan voortzetten dankzij de buitenlandse vraag naar zijn fossiele brandstoffen. Dergelijke argumenten spreken tegen dovemansoren: de Europese leiders blijven aanzienlijke sommen geld stoppen in herbewapening, wat tegelijk middelen verspilt omdat de productie van wapens zo koolstofintensief is.
Een ander punt is het Europese elektriciteitsnetwerk dat- zoals ook in Groot-Brittannië - gebouwd is voor fossiele brandstoffen, niet voor hernieuwbare bronnen. De productie door hernieuwbare energiebronnen is niet standvastig. Tijdens een storm kunnen de windmolens zoveel energie produceren dat de prijzen negatief worden, wat problemen oplevert voor het zakenmodel van energieproducenten en -verdelers.
Dat het geen sinecure is om hernieuwbare bronnen te integreren in een oud elektriciteitsnet zagen we onlangs nog door stroomuitval in heel Spanje. Er zijn veel meer investeringen nodig, maar het geld gaat nu allemaal naar wapenbedrijven, niet naar hernieuwbare energie.
Winst boven planeet
Het grote probleem met het decarboniseren van een kapitalistische economie is dat hernieuwbare bronnen niet zo winstgevend zijn als fossiele brandstoffen. Zonne- en windenergie zijn nu uiterst goedkoop in vergelijking met fossiele brandstoffen. Dat betekent echter niet dat die projecten financieel ook levensvatbaar zijn in een kapitalistische economie.
Dat is de centrale stelling van Brett Christophers in zijn boek The Price Is Wrong: Why Capitalism Won’t Save the Planet. Christophers stelt dat we de neiging hebben om prijs en winst met elkaar te verwarren. Maar in kapitalistische economieën streeft het kapitaal naar winst, niet naar de laagste kosten. Zonne- en windenergieprojecten vereisen enorme voorinvesteringen om te kunnen worden aangelegd.
Maar eens gebouwd, wekken ze in feite gratis energie op. Investeerders willen zeker zijn dat de prijzen stabiel genoeg zullen blijven zodat ze die investeringen binnen een redelijke termijn kunnen terugverdienen.
De energieprijzen fluctueren echter aanzienlijk. Daarom moet doorgaans de regering tussenkomen om prijsstabiliteit te garanderen, anders zullen investeringen in hernieuwbare energiebronnen uitblijven. En op dit ogenblik geven de regeringen niet thuis.
De andere optie is dat de staat zelf die projecten ontwikkelt, wat China heeft gedaan. Die projecten zijn misschien niet winstgevend, maar dat doet er niet zoveel toe als je werkt met een langetermijnplan voor een volledige economie die energie nodig heeft om te functioneren.
De tweede andere optie zien we in het mondiale Zuiden: gedecentraliseerde investeringen in hernieuwbare energie door huishoudens en gemeenschappen. Dit gebeurt overigens ook in het mondiale Noorden door innovaties zoals energieproductie in gemeenschapseigendom.
De staat moet werken voor sommigen en niet voor anderen, daar gaat het om
Eén zaak is alvast duidelijk: binnen de politieke economie van het neoliberalisme is decarbonisatie een zeer harde noot om te kraken. De neoliberale ideologie predikt een kleine staat en vrije markten, ook al leidt dat tot reusachtige dominante staten en monopolistische markten.
Het is de bedoeling staatstussenkomst ten voordele van de werkers te onderdrukken en op subtiele wijze de staat te heroriënteren naar steun aan de belangen van bepaalde sectoren van het kapitaal. Dat het neoliberalisme dus gepaard ging met massale besparingen in de openbare diensten en tegelijk de massale toename van de bedragen die via subsidies en reddingsoperaties naar de financiële sector werden doorgesluisd, is op zich geen tegenstelling.
Het gaat niet zozeer om de creatie van een kleine staat. De staat moet werken voor sommigen en niet voor anderen, daar gaat het om.
De kapitalisten die hernieuwbare energiebronnen ontwikkelen, zijn echter bij lange niet zo rijk noch zo goed georganiseerd als die van de sector van de fossiele brandstoffen, waardoor ze geen luisterend oor vinden in de regionen van de macht. Neoliberale politici implementeren dan ook beleid dat de belangen van de sector van de fossiele brandstoffen dient, ook al prediken ze de noodzaak van decarbonisatie.
Het Chinese model is uiteraard nog altijd kapitalistisch. Maar de staat is veel machtiger in vergelijking met individuele ondernemingen en kan daarom optreden in het belang van het kapitaal als geheel, in plaats van in bepaalde gevestigde belangen.
De Chinese staat was zich bewust van het belang van decarbonisatie op lange termijn, zowel met het oog op efficiënte productie als de legitimiteit van de regerende partij en heeft het verzet doorbroken om decarbonisatie te promoten. In de rijke wereld maakt zo’n actieplan geen kans omdat de lobby voor de fossiele brandstoffen te groot is.
Toch hoeft dat niet zo te zijn. Om te beginnen moeten we ons verzetten tegen de gevestigde belangen die corrupte politici beïnvloeden voor eigen gewin. We moeten kandidaten verkiezen die luisteren naar de kiezers, niet naar de lobbyisten.
Ten tweede moeten we het voorbeeld volgen van veel Afrikaanse landen en zelf investeren in hernieuwbare energie. De huishoudens kunnen dan zelf zonnepanelen plaatsen maar het is nog veel productiever als de gemeenschappen samenwerken in projecten waarbij ze zelf eigenaar zijn van de windenergie. Dit gebeurt nu al in Schotland en Denemarken.
Eén ding is duidelijk: in de politieke economie van het neoliberale kapitalisme is er geen plaats voor hernieuwbare energiebronnen. We moeten kiezen tussen de winsten van de olieproducenten en de gezondheid en welvaart van hele gemeenschappen.
Jammer genoeg lijken onze politici meer te geven om het eerste dan om het laatste.
Dit artikel verscheen eerder op de substack van Grace Blakeley. Daar kan je je ook inschrijven op haar nieuwsbrief. De vertaling is van Marina Mommerency