Analyse

De realiteit achter de retoriek: factcheck van het openingscollege van Bart De Wever aan de UGent

Afbeelding
Bart De Wever op het openingscollege. Foto: screenshot van de lezing op YouTube.
Bart De Wever op het openingscollege. Foto: screenshot van de lezing op YouTube.
“De diagnose van De Wever klinkt hard maar correct”, schrijft Bart Eeckhout in De Morgen. “De premier, die een voorgeschiedenis heeft als academicus, had ook cijfers mee om dat te bewijzen”, vult zijn collega aan. Nochtans valt er heel wat af te dingen op zowel de analyse van de eerste minister als de manier waarop hij met cijfers omgaat.

 

“Hij toont zich wel echt als een staatsman”, reageert een student. Het is de eerste zin in de reportage van De Standaard op Instagram over de lezing van Bart De Wever aan de UGent. Wie de video verder bekijkt, krijgt sterk de indruk dat het woord ‘staatsman’, dat maar liefst vijf keer terugkomt, in de mond van de studenten gelegd wordt. Dat een groot deel van de studenten positief naar de eerste minister kijkt, is niet onwaarschijnlijk. Dat ze allemaal zelf bedachten om heel nadrukkelijk het woord staatsman uit te spreken, is dat wel.

Met dat beeld van De Wever als staatsman is de toon gezet. Of je nu de televisie aanzet, op sociale media scrollt of de kranten leest, overal wordt de lezing van De Wever bewierookt. “De diagnose van De Wever klinkt hard maar correct”, schrijft Bart Eeckhout in De Morgen. “De premier, die een voorgeschiedenis heeft als academicus, had ook cijfers mee om dat te bewijzen”, vult zijn collega aan.

Op de VRT was men zelfs vóór de lezing overtuigd van de argumenten van de eerste minister. “Veel succes met de lezing. Ik hoop dat ze goed luisteren”, supporterde Ivan De Vadder, vol bewondering voor De Wever. In plaats van de macht kritisch te bevragen, beperkt de journalistiek zichzelf op deze manier tot doorgeefluik van die macht. Want in tegenstelling tot wat de kranten schrijven, valt er best wel wat af te dingen op de analyse die De Wever bracht, en ook op de cijfers die hij toonde. 

Eloquentie en eruditie

Niet alleen de pers leek zichzelf in dienst te stellen van de machtspoliticus die De Wever is. Ook de universiteit deed dat. “De vereiste eloquentie en eruditie zijn niet iedereen gegeven, maar wel aan Bart De Wever”, zo sprak Carl Devos, de professor politicologie die het college organiseerde.

Tien jaar geleden was De Wever al eens te gast in het college van professor Devos. Toen riep hij op om vluchtelingen de toegang tot de sociale zekerheid te ontzeggen. “De geschiedenis heeft u al eens gelijk gegeven”, met die woorden blikt Devos in zijn intro daarop terug. Eerstejaarsstudenten die geacht worden de politiek op een wetenschappelijke en dus ook kritische manier te bestuderen, worden in het vak ingeleid door een professor die met zijn adoratie voor de eerste minister geen blijf weet.

Alsof De Wever de studenten toesprak als historicus die een wetenschappelijke analyse kwam meegeven

Devos kondigde De Wever bovendien niet zomaar aan als politicus. Hij kondigde hem aan als een “oud-academicus” die “in elke rol die hij opnam ook altijd een publiek intellectueel bleef.” En hij voegde eraan toe: “historici zijn goed geplaatst voor vooruitblikken.” Alsof De Wever de studenten toesprak als historicus die een wetenschappelijke analyse kwam meegeven, en niet als politicus die - zoals voorzitter van Beweging.net Julie Hendrickx Devos terecht opmerkt - gewoon campagne kwam voeren.

Laten we dus dat gebrek aan kritiek enigszins proberen te compenseren. In wat volgt gaan we doorheen de volledige lezing van De Wever. We weerleggen zijn argumenten stap voor stap. 

Communisme versus kapitalisme?

De Wever begint zijn uiteenzetting met een standbeeld van Lieven Bauwens. Nadat hij gespeeld in shock is dat de studenten die hij op willekeurige wijze aanduidt de man niet meteen herkennen, legt hij uit dat hij een belangrijke ondernemer en industrieel spion was. Bauwens bracht Engelse katoentechnologie naar Gent.

Dat De Wever zijn lezing begint met een oude Gentse ondernemer is niet enkel om de studenten te kunnen inwrijven dat ze hun geschiedenis niet kennen, maar vooral omdat in zijn wereldbeeld het grote ondernemers zijn die de basis vormen van ongeveer alles. Hij had kunnen beginnen met een afbeelding van de mensen die in de textielsector werkten, maar De Wever kiest bewust voor het perspectief van de ondernemers.

Afbeelding
Karl Marx en Adam Smith. Foto: screenshot van presentatie De Wever.
Karl Marx en Adam Smith. Foto: screenshot van presentatie De Wever. 

Met zijn volgende slide maakt De Wever die keuze ook heel expliciet. Op de linkerkant zette hij Karl Marx, op de rechterkant Adam Smith. “Twee grote theorieën over welvaart die met elkaar hebben geclasht”, aldus De Wever. “Eigenlijk is dit gevecht door de twintigste eeuw beslecht: game, set, match. Het communisme heeft verloren. Het kapitalisme is bij uitstek hetgeen dat onze welvaart kan maximaliseren.”

In plaats van studenten aan te moedigen om, zoals de slogan van de UGent nochtans van hen vraagt, te durven denken, wil De Wever hier in de eerste plaats inperken waarover nog mag worden nagedacht. Alles wat buiten zijn economische denkkader past, wordt afgeserveerd als communistisch en dus achterhaald.

Met de theorie van Adam Smith zelf heeft dat overigens weinig te maken. “De geneigdheid om de rijken en machtigen te bewonderen en bijna te aanbidden en mensen in armoedige en nederige omstandigheden te verachten of op zijn minst te veronachtzamen, vormt de grootste en algemeenste oorzaak van de ontaarding van onze morele gevoelens”, zo schrijft Smith in De theorie over morele gevoelens, wat hij zelf als zijn belangrijkste werk zag. Het is dus maar de vraag wat hij zou denken van een lezing die begint met een standbeeld van een rijke industrieel.

De theorie over de onzichtbare hand van de markt waar De Wever naar verwijst, zag Smith zelf als een beschrijvende theorie. Dat wil zeggen: een theorie over hoe de economie functioneert, en dus niet noodzakelijk hoe ze zou moeten functioneren. Het idee van De Wever dat welvaartsmaximalisatie de belangrijkste, zo niet enige, opdracht is van de overheid en de overheid daarom de ondernemers moet dienen, is eerder afkomstig van Friedrich Hayek dan van Adam Smith.

Het verhaal van De Wever heeft veel meer met het neoliberalisme te maken dan met het klassieke liberalisme. Dat is de ideologie die op redelijk agressieve wijze alle sociale verworvenheden die na de Tweede Wereldoorlog zijn opgebouwd, wil afbreken, met als belangrijkste argument dat er geen alternatief is.

De welvaartsstaat redden?

Wat we in Europa kennen is geen zuiver kapitalistisch model, zo gaat De Wever verder met zijn redenering. De kapitalistische economie genereert hier wel de welvaart, dat is de sokkel waarop ons systeem gebouwd is. Maar boven op die sokkel hebben we een sociaal systeem uitgebouwd: de sociale zekerheid, betaalbaar onderwijs, betaalbare gezondheidszorg.

De Wever zegt dat sociaal systeem te steunen, maar in dezelfde adem voegt hij eraan toe dat het veel te groot is geworden en moet worden afgebouwd. Een beetje zoals hij tien jaar geleden beweerde racisme te kunnen indijken door de vluchtelingen buiten te houden, beweert hij nu de welvaartsstaat te kunnen redden door haar af te breken.

“Welvaart en niet de staat is uiteindelijk het fundament waar al de rest op rust”, aldus De Wever. Merk op dat in deze absolute tegenstelling de staat geen enkele rol speelt in de creatie van welvaart. Dat is een duidelijke ideologische stelling. Een bekende econome als Mariana Mazzucato toont duidelijk aan hoe dit in de realiteit wél het geval is.

Afbeelding
openingscollege de wever
Foto: screenshot van presentatie De Wever.

Dat hij de welvaartsstaat wil afbreken, is een rechtse politieke keuze, maar zo presenteert De Wever het niet. Hij presenteert ze alsof die keuze de enige mogelijke is. “De harde waarheid is dat die welvaartsstaat gaat instorten”, aldus De Wever. “Dat is een mathematische zekerheid.” Dat komt volgens De Wever omdat “we heel exclusief de nadruk zijn gaan leggen op de herverdeling, op de zuilen, en vergeten zijn te kijken naar de sokkel.”

De sokkel is te smal en de pilaren zijn te dik. En dus moeten we, ik citeer, “uit die dikke zuilen weg te hakken wat er niet thuishoort en in de mate van het mogelijke het steengruis in de sokkel opnemen. Dat lijkt mij redelijk evident.” Vrij vertaald: stelen van de zieken, de werkzoekenden en de gepensioneerden om het te geven aan de rijke ondernemers.

Creatief met cijfers

Die vrije vertaling is grof verwoord, maar het is ook grof hakwerk dat De Wever wil inzetten.
“Is het verstandig dat wij het enige land zijn van Europa waar werkloosheid nog een levenskeuze kan zijn tot het einde van uw dagen?”, zo vraagt hij retorisch. “Is het mogelijk dat wij een half miljoen langdurig zieken blijven ondersteunen?”

Over die langdurig zieken heeft hij ook, zoals De Morgen schrijft, cijfers bij om zijn punt te bewijzen. Alleen springt hij er nogal vreemd mee om. De Wever heeft het over “steekproeven die wij onlangs hebben gedaan bij een willekeurige groep mensen die zich als langdurig ziek hebben ingeschreven. Een kwart bleek niet in de invaliditeit thuis te horen.”

Nu, die steekproeven heeft hij niet afgenomen, die zijn afgenomen door het RIZIV. Het RIZIV zelf benadrukt dat het om een selectieve steekproef gaat: “De dossiers die we opnieuw hebben gecontroleerd, zijn mensen met een ziektecode die geen erkenning tot de pensioenleeftijd rechtvaardigt.” 

In de groep van mensen met chronische aandoeningen als dementie of parkinson was haast iedereen terecht invalide verklaard tot de pensioenleeftijd. De cijfers waar De Wever naar verwijst, gaan over de 768 gevallen uit een andere groep, van mensen met een niet-onomkeerbare ziekte. Die cijfers kan je dus helemaal niet extrapoleren naar de hele groep, zoals De Wever wel doet. Op die manier zet hij een heleboel mensen die ziek zijn, onterecht weg als profiteurs.

De staatsschuld

“De overheidsuitgaven zijn ontspoord alsof zij geen relatie meer hadden tot de sokkel waar zij op rusten, en dat is onhoudbaar”, dat is de centrale stelling van De Wever.

Dat we in de schulden zitten, valt natuurlijk niet te ontkennen. En dat dit een probleem is, wist zelfs de man die De Wever op zijn tweede slide zette om hem de grond in te boren al. “Het enige deel van de zogenaamde nationale rijkdom dat werkelijk het gemeenschappelijk bezit is van de moderne volkeren”, zo schreef Karl Marx in Het Kapitaal, “is hun staatsschuld.”

De vraag is waar die staatsschuld vandaan komt. Als we Bart De Wever mogen geloven, is dat de schuld van alles wat links is. De uitgaven van de sociale zekerheid en onze publieke diensten zouden uit de pan rijzen en dus moet er drastisch worden bespaard, maar is dat wel zo?

Een blik op de evolutie van de Belgische staatsschuld van de afgelopen jaren vertelt een heel ander verhaal. 

Afbeelding
Evolutie staatsschuld. Uit de sociaal-economische baramoter van het ABVV.

De overheidsschuld, zo leren we uit de sociaal-economische barometer van het ABVV, bedraagt 105 procent van het bbp. Het grootste deel van die schuld dateert van veertig jaar geleden: tussen 1979 en 1983 is de schuldgraad gestegen van 66,6 procent naar 106,8 procent. België boekte toen hoge begrotingstekorten net op het moment dat de internationale rente historisch hoog stond.

Sindsdien is het Belgische begrotingstekort echter vooral gedaald. België boekte van 1985 tot 2009 primaire overschotten. Als die trend de afgelopen jaren wat gekeerd lijkt, heeft dat in de eerste plaats met twee belangrijke gebeurtenissen te maken. Ten eerste was er de financiële crisis van 2008, waarin de overheid miljarden euro’s uitgaf om de banken te redden. Ten tweede was er de coronacrisis, waarin de overheid opnieuw serieus geld uitgaf om de economie overeind te houden.

Langer leven, langer werken?

De overheidsschuld is dus vooral het gevolg van de pogingen om de sokkel waar De Wever het over heeft overeind te houden. De overheid – zeker ook in het kapitalisme – speelt namelijk wél een belangrijke rol in de welvaartscreatie.

Als we De Wever mogen geloven, is de toestand van de sociale zekerheid onhoudbaar vanwege de stijgende uitgaven, onder meer door de kosten van de vergrijzing. Zo verwees De Wever naar de zogenaamde demografische afhankelijkheidsratio: het dalend aantal werkenden per gepensioneerde dat de vergrijzing onbetaalbaar zou maken.

Het is een feit: onze samenleving telt een groeiend aantal gepensioneerden. Ze telt tegelijk minder kinderen, jongeren en werkzoekenden. Voor de betaalbaarheid moet je met die volledige verhouding rekening houden. Vandaag zijn er 1,6 niet-werkenden per werkende; dat is de economische afhankelijkheidsratio. In 2070 blijft die verhouding volgens het Planbureau ongeveer hetzelfde.

Dat de kosten voor de pensioenen bij ongewijzigd beleid zullen stijgen, klopt wel, maar dat we dubbel zo lang zouden moeten werken om ze te kunnen betalen, zoals De Wever letterlijk beweerde, is onzin. Dat de vergrijzingskost op zich beheersbaar is, zeg ik niet alleen, maar ook bijvoorbeeld professor demografie Patrick Deboosere.

In zijn boek Worden onze kinderen 120 jaar? haalt Deboosere ook het riedeltje onderuit dat we langer moeten werken omdat we ook langer leven, dat De Wever in zijn lezing ook weer herhaalde. De bevolking wordt vooral ouder omdat steeds minder mensen vroegtijdig sterven. Vroeger was er veel meer zuigelingensterfte, kindersterfte en sterfte van jongvolwassenen, wat de gemiddelde levensverwachting sterk naar beneden trok. Maar wie oud werd, werd toen ook al bijna even oud als nu.

Starve the beast

Als de pensioenen steeds moeilijker te betalen zijn, is dat in de eerste plaats omdat de inkomsten van die sociale zekerheid de afgelopen decennia zijn gedaald. De sokkel, in de metafoor van De Wever, is een zelfbewuste politieke actor van rijke ondernemers die steeds minder zin hebben om de pilaren nog verder te ondersteunen.

De belangrijkste bron van inkomsten voor de sociale zekerheid zijn de bijdragen van werknemers en werkgevers. Een deel van je brutoloon – in de meeste gevallen 13,07 procent – gaat naar de sociale zekerheid. Die werknemersbijdragen zijn de afgelopen decennia relatief constant gebleven.

De werkgever legt hier bovenop de werkgeversbijdrage. Dat deel is echter systematisch gedaald in de afgelopen decennia. Waar eind jaren 90 de werkgeversbijdragen nog ongeveer 34 procent van de loonmassa bedroegen, ligt dat cijfer vandaag bijna 10 procent lager.

Afbeelding
Evolutie inkomsten sociale zekerheid. Uit de sociaal-economische barometer van het ABVV.

Dat is het gevolg van een reeks vrijstellingen en de zogenaamde taxshift. In 2014 verlaagde toenmalig minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) de patronale bijdragen op arbeid, waardoor de sociale zekerheid vandaag jaarlijks miljarden aan inkomsten verliest.

“Die belastingverlaging”, zo schrijft algemeen secretaris van ACV Puls Lieveke Norga daarover in De Standaard, “zou zichzelf terugverdienen door jobcreatie, klonk het toen. Intussen is gebleken dat zo’n cadeau doorgaans rechtstreeks naar de aandeelhouders gaat. Dat zijn miljarden minder om onze levensstandaard te beschermen tegen inkomensverlies bij ziekte, ontslag of ouderdom. Als het doel van de taxshift was om onze sociale zekerheid veilig te stellen, dan kunnen we dat een dure mislukking noemen.”

De studiedienst van het ACV berekende dat het overheidstekort voor 2024 vrijwel samenvalt met de inkomsten die de staatskas door de taxshift misloopt, samen met de loonsubsidies die werkgevers kregen van diezelfde regering.

De Wever past met andere woorden de strategie toe die de Amerikaanse conservatieven starve the beast noemen: eerst snoeien in de inkomsten om dan luid te roepen dat de overheid zonder geld zit en er dus geen andere mogelijkheid is dan te besparen op sociale uitgaven.

Hetzelfde geldt voor de dalende productiviteitsgroei waar De Wever in zijn lezing over klaagt en die volgens hem te maken heeft met een teveel aan regelgeving vanuit de overheid. Heel wat gerenommeerde economen, waaronder ook Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz, wijzen net naar het besparingsbeleid dat De Wever zo koppig wil doorzetten als oorzaak van die dalende trend.

Cynisch wereldbeeld

Wat De Wever voorstelt als onvermijdelijk is met andere woorden een politieke keuze. Die keuze was al duidelijk aan het begin van zijn lezing toen hij ervoor koos om op zijn eerste slide een standbeeld van een rijke industrieel te zetten. Die keuze zette zich door in het gegeven dat hij de mogelijkheid om een vermogensbelasting in te voeren en de impact van de toenemende militarisering op de begroting buiten beschouwing liet in zijn praatje.

De Wever schetst met veel gevoel voor dramatiek een doemscenario en presenteert zichzelf vervolgens als de enige mogelijke verlosser

Dat media en academici dat voorstellen als de waarheid is gênant, maar dat hij zijn politieke keuzes verdedigt, is op zich wat je kan verwachten van een politicus. De manier waarop hij mogelijke andere politieke keuzes wegzet daarentegen, is zorgwekkend. De Wever schetst in zijn lezing met veel gevoel voor dramatiek zijn publiek een doemscenario voor en presenteert zichzelf vervolgens als de enige mogelijke verlosser.

Tegenspraak, daar heeft hij het moeilijk mee. “Ik zal bepaalde mensen misschien af en toe viseren”, zo sprak De Wever aan het begin van zijn lezing. “Zolang dat allemaal op een respectvolle manier gebeurt waarbij ik spreek en u moet ondergaan, kan dat allemaal perfect verlopen, denk ik.” Hij zegt het met een kwinkslag, maar de toon is wel gezet.

Het zou een vergissing zijn om de opeenvolging van rancuneuze uithalen naar links waarmee De Wever zijn betoog doorspekt, als een humoristische bijkomstigheid te zien. Zijn cynische communicatiestijl is ook de uitdrukking van een cynisch mens- en wereldbeeld.

Afbeelding
de wever
Foto: screenshot van presentatie De Wever.

“Ik ben niet vies van het woord macht, daar gaat het over. Licht en liefde, dat is heel mooi, maar het is nog veel mooier als je macht hebt”, zo vat De Wever zijn lezing samen. En die macht, dat heeft De Wever goed begrepen, die ligt bij diegenen die het geld hebben. Daarom wil hij vooral meer grote ondernemers naar Europa en, als het even kan, Vlaanderen halen.

“Dit is het enige waar wij in Europa mee bezig zouden moeten zijn”, zo roept hij. “Het enige! Al de rest is hieraan ondergeschikt.” Weg dus klimaatbeleid, weg mensenrechten. Eerst geld en macht nastreven, en dan zal de rest wel in orde komen. Vandaar ook dat hij op zijn laatste slide de slogan Labore et Constantia projecteert: arbeid en standvastigheid. Vrij vertaald: hard werken en zwijgen. Dat is wat deze machtspoliticus die zich keizer waant van zijn onderdanen verwacht.

Macht en tegenmacht

En wie daar niet in meegaat, krijgt de volle lading. De Wever gaat op een totaal oneerlijke manier om met zijn politieke tegenstanders. Bijna Trumpiaans sneert hij naar de linkerzijde, die volgens hem “een klimaatsaus” over het degrowth-denken gegoten heeft “om het een existentieel karakter te geven”, alsof de ecologische crisis een complot is van mensen die naar een ander economisch systeem willen.

Voor zijn lezing kondigde De Wever nog aan dat hij niet te hard zou uithalen omdat hij nu eerste minister is, maar wanneer hij spreekt over de vakbonden kan hij zich niet langer houden en begint onze staatsman luid te roepen. Staken? “Dat kan echt niet! Dat kan echt niet!” Dat De Wever zo’n hartsgrondige hekel heeft aan stakingen, is omdat ze aantonen dat het de werkende mensen zijn, niet de rijke ondernemers, die voor onze welvaart zorgen. Als zij stop zeggen, valt alles stil.

Als we vandaag in een democratie leven, dan is dat mede omdat politici niet mogen bepalen of er al dan niet gestaakt wordt; dat bepalen werkende mensen gewoon zelf. Daarom is de geplande actiedag van dinsdag 14 oktober zo belangrijk, omdat die de sociale realiteit die De Wever buiten beeld probeert te houden, naar boven brengt.

De grote uitdaging voor de vakbonden, het middenveld en de brede solidaire tegenstroom zal zijn om zich niet enkel te verzetten tegen de plannen van deze regering, maar ook duidelijk te maken hoe een andere politiek, die de rijkdom aan de top van de samenleving activeert en investeert in de grote sociale, ecologische en democratische noden, mogelijk is. Daarom organiseert Hart Boven Hard aan de vooravond van de betoging haar Nacht van het Verzet in de Beursschouwburg van Brussel. Die avond belooft alvast een stuk interessanter te worden dan het propagandapraatje van De Wever.

Lees ook ons dossier over het regeerakkoord en de plannen van de regering De Wever. 

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?