Ng Sauw Tjhoi

China zal de wereld doen daveren: over boeren en artificiële intelligentie

Voor de eerste keer in de recente geschiedenis heeft een arm, onderontwikkeld land zich in geen tijd opgewerkt tot een economische supermacht, met een grote impact op het wereldgebeuren. Hoe is dat mogelijk geweest en wat betekent dit voor de rest van de wereld? Een terugblik op 70 jaar Chinese omwentelingen.

dinsdag 1 oktober 2019 10:23
Spread the love

Terug op de wereldkaart

Eeuwenlang was China een culturele aantrekkingspool en samen met India een toonaangevende speler op het wereldtoneel. Na een eeuw van schrijnende kolonisatie, vernedering en interne burgeroorlogen zet Mao Zedong in 1949 zijn land opnieuw op de wereldkaart en krijgen de Chinezen hun waardigheid terug.

Het wordt het begin van een ‘ontwikkelingsmarathon in spurttempo’ die de wereldverhoudingen grondig door elkaar zullen schudden. En zoals Napoleon Bonaparte al veel eerder voorspelde: “China is een slapende reus. Wanneer het ontwaakt, zal de hele wereld daveren”.

Economisch groeimirakel

Bij het begin van de Chinese revolutie, in 1949, is China een van de armste en economisch meest onderontwikkelde landen ter wereld. Het overgrote deel van de Chinezen is tewerkgesteld in de (vaak primitieve) landbouw. Het bnp per inwoner bedraagt de helft van Sub-Saharaans Afrika en een zesde van Latijns-Amerika. Om in de zeer vijandige wereldomgeving een kans te geven aan de revolutionaire gelijkheidsidealen is het noodzakelijk om een snelle economische en technologische groei te realiseren. Dat gebeurt in de volgende zeventig jaar met vallen en opstaan.

Na een uiterst gesloten en turbulente periode onder Mao Zedong – met omstreden massacampagnes als ‘de grote Sprong Voorwaarts’ en ‘de Culturele Revolutie’ -, neemt Deng Xiaoping de fakkel over in 1978. Hij lanceert vrijwel onmiddellijk, maar voorzichtig, economische hervormingen en knoopt relaties aan met tal van landen, waaronder opmerkelijk, de Verenigde Staten.

In vergelijking met West-Europa verloopt de industrialisatie in China vier keer zo snel, en met een bevolking die vijf maal zo groot is.[1] Zeventig jaar geleden was de Chinese economie onbeduidend op wereldvlak. In 2014 steekt de Chinese de Amerikaanse voorbij als grootste economie (in volume uitgedrukt) en wordt China ook het grootste exportland. Vandaag zijn er 35 Chinese steden met een BNP dat even groot is als landen zoals Noorwegen, Zwitserland of Angola. Het Chinese BNP is ondertussen groter geworden dan het gezamenlijk BNP van 154 landen. In 2011-2012 produceerde China meer cement dan de VS gedurende de hele twintigste eeuw. Het land bouwt elk jaar tien nieuwe luchthavens en heeft ‘s werelds meest uitgebreide netwerk van autosnelwegen en lijnen voor hogesnelheidstreinen. Op dit moment voert het land in zes uur tijd evenveel uit als het in 1978 op jaarbasis deed.

Technologische sprong voorwaarts

China verbaast niet alleen op het vlak van kwantitatieve evolutie. Ook kwalitatief heeft de Chinese economie enorme sprongen vooruit gemaakt, voorbeeld bij uitstek is de technologische ontwikkeling. Miljoenen ingenieurs, wetenschappers en technici hebben afgelopen decennia een diploma behaald aan Chinese universiteiten. Tot voor kort werd China nog scheef bekeken als een imitator van technologie, vandaag is het land een toonaangevende innovator. China heeft momenteel de snelste supercomputer en bouwt ‘s werelds meest geavanceerde onderzoekscentrum om nog snellere kwantumcomputers te ontwikkelen. Het land heeft de afgelopen jaren indrukwekkende resultaten geboekt op het vlak van hypersonische raketten, proeven met menselijke genenbewerking, kwantumsatellieten en misschien wel het belangrijkste: artificiële intelligentie. Het project Made in China 2025 is erop gericht om die technologische innovatie in vitale sociaaleconomische sectoren kracht bij te zetten.

Dankt China zijn technologische vooruitgang deels aan het stelen van intellectuele eigendommen? Ongetwijfeld, net zoals dat eveneens het geval is bij landen als Brazilië, India en Mexico. Ook de VS hebben in het verleden hun economische groei maar op een niveau van grootmacht kunnen ontwikkelen dankzij grootschalige diefstal van technologie uit Groot-Brittannië en Europa. Of zoals The Economist het zo nuchter stelt: “De transfer van knowhow van rijke naar armere landen, op een eerlijke of oneerlijke manier, is nu eenmaal een integraal onderdeel van economische ontwikkeling”.

Recept

Het ‘dieet van de Chinese moderniseringssprint’ bevat enkele opmerkelijke ingrediënten :

  1. De sleutelsectoren van de economie zijn in handen van de overheid; daarnaast controleert die op indirecte wijze het grootste deel van de overige sectoren, o.a. via de sturende aanwezigheid van de communistische partij in de meeste (middel)grote bedrijven.
  2. De financiële sector staat onder strikte overheidscontrole.
  3. De economie wordt gepland, niet in alle details maar in grote lijnen, en dit zowel op korte als op langere termijn.
  4. Er is ruimte voor (behoorlijk veel) privé-initiatief binnen een afgebakende marktwerking die in verschillende economische domeinen dynamisch ontwikkeld wordt; het marktmechanisme is getolereerd zolang het de economische en maatschappelijke doelstellingen (van de gezamenlijke termijnplanning) niet in de weg staat.
  5. Er is in vergelijking met andere groeilanden een grote openheid voor buitenlandse investeringen en buitenlandse handel, die in functie moeten staan van de globale economische doelen.
  6. Er wordt volop ingezet op de uitbouw van infrastructuur en op ‘Onderzoek & Ontwikkeling’.
  7. De lonen volgen in grote mate de productiviteitsstijging waardoor een grote en dynamische interne markt is ontstaan.
  8. Er wordt relatief veel geïnvesteerd in onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid.
  9. Het land kent al decennialang vrede en op de werkvloer heerst een relatief grote sociale rust.
  10. Door de verdeling van de landbouwgrond aan de boeren bij het begin van de revolutie en door het systeem van persoonsregistratie (Hukou) heeft men de typische chaotische plattelandsvlucht van de meeste derdewereldlanden, met massale informele en onproductieve arbeid als gevolg, relatief kunnen vermijden.
  11. In tegenstelling tot de Sovjet-Unie heeft China zich niet gestort op een peperdure wapenwedloop met de VS.

Deze aanpak staat in schril contrast met het recept van de kapitalistische landen waar het financieel kapitaal en de multinationals de scepter zwaaien, waar korte termijnwinst het allesoverheersend doel is en waar de overheden gefixeerd zijn op het wegwerken van begrotingsdeficits door besparingen. Tekenend voor de Chinese aanpak is de spectaculaire wijze waarop zij de financiële crisis (2008) te lijf zijn gegaan. De Chinese regering lanceerde een stimuleringsprogramma van 12,5 procent van het BNP, waarschijnlijk het grootste programma in vredestijd ooit. De Chinese economie gaf nauwelijks een krimp terwijl die van Europa voor tien jaar in de touwen hing.

Nieuw groeimodel

Omwille van de snelle veranderingen in de interne arbeidsmarkt, de lonen en de buitenlandse markten heeft de Chinese overheid een ander en voortgezet groeimodel ontwikkeld. Bij zijn aantreden in 2012 stelt president Xi Jinping dat ‘groei om de groei’ niet langer het doel mag zijn. Het oude model was gebaseerd op export en op investeringen in de zware industrie, de constructie en de maakindustrie. In het nieuwe model ligt de motor bij de massaconsumptie (binnenlandse markt), het verhogen van de dienstensector en grotere toegevoegde waarde door hogerop de technologische ladder te klimmen. Deze omslag is een goed voorbeeld van de flexibiliteit waarmee de Chinese leiding aan economische politiek doet. En dat is meteen het 12de ingrediënt van het Chinese dieet, waarmee het zich onderscheidt van de Sovjet-Unie in zijn latere periode.

Kan de succesvolle groei zich nu nog een tijdje doorzetten? Zeker, de economie kampt met een hoge schuldenlast, schaduwbanken, overinvesteringen in infrastructuur, een vastgoedzeepbel, een verouderende bevolking, een oplopende handelsoorlog met de VS, enz. … toch zien de meeste waarnemers China nog steeds als een veerkrachtige economie en analyseert men dat er nog heel wat ruimte is om fouten en tegenslagen op te vangen en alsnog een hele tijd te blijven groeien aan een fors tempo.

De grootste armoedereductie uit de wereldgeschiedenis

In 1949 bij het begin van de Chinese revolutie is de levensverwachting 35 jaar. Dertig jaar later is die al verdubbeld tot 68 jaar.[2] Vandaag worden Chinezen gemiddeld 76 jaar. Ook wat kindersterfte betreft scoort ‘70 jaar China’ bijzonder goed. Mocht bijvoorbeeld India dezelfde medische verzorging en sociale omkadering bieden aan zijn inwoners zoals China doet, zouden er jaarlijks 830.000 Indiase kinderen minder sterven.[3]

Tussen 1978 en 2018 haalt het land een record aantal mensen uit de extreme armoe

de: 770 miljoen. Dat is zoveel als de totale bevolking van Sub-Saharaans Afrika. Aan het huidig tempo zal de extreme armoede in 2020 uitgeroeid zijn. Volgens Robert Zoellick, voormalig voorzitter van de Wereldbank is dit “zeker de grootste sprong in de geschiedenis om de armoede te overwinnen. Alleen al de inspanningen van China hebben ervoor gezorgd dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling op het gebied van armoedebestrijding in de wereld zullen worden gehaald. Wij en de wereld kunnen hier veel van leren.”

Terwijl in veel landen de lonen stagneren of achteruitgaan zijn ze in China de laatste tien jaar

verdrievoudigd. Vijftien jaar geleden trokken Westerse multinationals massaal naar China omwille van de lage lonen. De omgekeerde beweging komt nu stilaan op gang. De gemiddelde lonen in de Chinese industrie zijn nu nog slechts 20 procent lager dan in Portugal. Landen zoals Bulgarije, Macedonië, Roemenië, Moldavië en Oekraïne hadden al in 2013 lagere minimumlonen dan in China.

Sociale schaduwkanten

Deze successtory heeft ook schaduwzijden. De snellere productiviteitsstijging in de industrie en de dienstensectoren, in vergelijking met de ontwikkelingen in de landbouw, veroorzaakt een gapende kloof tussen stad en platteland, tussen de armere regio’s en de rijkere oostelijke kustprovincies. Het strikte Hukou-systeem (registratie van het individuele verblijf, bepaalt het sociale statuut) veroorzaakt een reusachtige groep (van honderden miljoenen) ‘interne migranten’ die vaak gediscrimineerd wordt en minder sociale rechten bezit. De eenkindpolitiek (sinds 1978) heeft – naast het dwingend karakter ervan – tot talrijke selectieve abortussen en een mannenoverschot geleid van meer dan dertig miljoen, met alle sociale gevolgen van dien.

Democratie: input en output

Het Westers politiek bestel waant zichzelf in vele gevallen superieur en beschouwt zichzelf als het enige zaligmakend model. Wat getuigt van weinig historisch inzicht, als je beseft dat praktisch alle fascistische regimes zich in het verleden ontwikkeld hebben in de schoot van het westers model van parlementair systeem. Bovendien is het niet meer ‘vloeken in de kerk’ als je het Westerse model van democratie met de vinger wijst omdat het voornamelijk de ‘toplaag van de 1%’ bedient. Ook zeer duidelijk is dat een lange termijnvisie systemisch ontbreekt, en dat er evenmin een daadkrachtig beleid gevoerd wordt dat flexibel omspringt met sociale omstandigheden. Zijn we aan het overdrijven als we het Westers systeem de voedingsbodem noemen van de steeds meer en meer potsierlijke, onberekenbare tot gevaarlijke figuren als Trump, Johnson, Bolsonaro of Duterte?

Als het over democratie gaat legt men in het Westen de klemtoon op de input zijde, op de vraag hoe en door wie de besluitvorming tot stand komt. Wat zijn de procedures voor het kiezen van de politieke leiding en wordt de wil van de burgers wel vertegenwoordigd door de verkozenen? Verkiezingen zijn hierin het belangrijkste element.

In China ligt de klemtoon op de output zijde, d.w.z. op de gevolgen van de beslissing: is de besluitvorming succesvol en wie heeft er baat bij? Het resultaat staat voorop, goed en rechtvaardig bestuur is hierbij het belangrijkste criterium.[4] In dat verband hechten de Chinezen meer belang aan de kwaliteit van hun politici dan aan de procedures voor de keuze van hun leiders.

Politieke besluitvorming met Chinese karakteristieken

De politieke besluitvorming van een land is bijna altijd bepaald door de sociale geschiedenis van het land zelf en zijn culturele tradities. In het geval van China gaat het over een combinatie van Confucianistische en culturele tradities met communistische principes.

In Westerse kringen wordt het Chinese systeem van ‘sociale cohesie’ nogal snel veroordeeld tot systeem van controle en repressie. Het zou minstens voorwerp van diepe analyse en grondige studie in het Westen moeten kunnen uitmaken in plaats van doelwit van afwijzing waarmee alle communicatie erover in de kiem wordt gesmoord. Dat is de opinie van stilaan meer en meer China-watchers.

Volgens Daniel Bell, expert van het Chinees model, is het politieke systeem in China een combinatie van meritocratie aan de top, democratie aan de basis en ruimte voor experimenten in de tussenniveaus. De politieke leiders worden uitgekozen op basis van hun merites en vooraleer ze de top bereiken doorlopen ze een heel zwaar parcours van vorming, praktijk en evaluatie. Op gemeentelijk vlak en voor de provinciale partijcongressen zijn er rechtstreekse verkiezingen. Politieke, sociale of economische innovaties worden eerst uitgeprobeerd op een kleinere schaal (enkele steden of provincies) en na grondige evaluatie en bijsturing op grote schaal geïntroduceerd.[5] Volgens Daniel Bell is die combinatie “de beste formule om een land met zo’n grote afmetingen te besturen”.

Daarnaast voert de centrale overheid op zeer geregelde basis opiniepeilingen uit die de prestaties van de overheid evalueren op het gebied van sociale zekerheid, volksgezondheid, werkgelegenheid en milieu, en ook de populariteit van lokale leiders is voorwerp van peiling. Op basis daarvan wordt het beleid zo nodig aangepast of gecorrigeerd.

Alleen al op het sociaal en economisch vlak heeft het Chinese systeem van besluitvorming zijn deugdelijkheid bewezen. Francis Fukuyama, die moeilijk kan verdacht worden van linkse of Chinese sympathieën, zegt daarover: “De belangrijkste sterkte van het Chinese politieke systeem is de mogelijkheid om snel grote, complexe beslissingen te nemen, en om die ook relatief goed te nemen, althans in de economie. China past zich snel aan, neemt moeilijke beslissingen en voert ze efficiënt uit.”

Zo heeft China bijvoorbeeld in slechts twee jaar tijd het pensioenstelsel uitgebreid voor 240 miljoen plattelandsbewoners, dat is veel meer dan het totaal aantal mensen dat onder het overheidspensioenstelsel van de VS valt.

De Chinese regering kan alvast rekenen op grote steun van de bevolking. Zo’n 90 procent zegt dat hun land in de goede richting gaat. In West-Europa ligt dat cijfer tussen 12 procent en 37 procent (het wereldgemiddelde).

De communistische partij

De ruggengraat van dit Chinees model is de communistische partij. Met zijn meer dan 90 miljoen leden, is het veruit de grootste politieke organisatie van de wereld. Dat zo’n ruggengraat nuttig of zelfs nodig is blijkt uit de gigantische proporties van het land. China heeft de afmetingen van een continent: het is 17 maal zo groot als Frankrijk en telt evenveel inwoners als West-Europa, Oost-Europa, de Arabische landen, Rusland en Centraal-Azië samen. Als je dat vertaalt naar de Europese situatie, dan zou dat betekenen dat Egypte of Kirgizië vanuit Brussel moeten bestuurd worden. Gezien deze proporties, de zeer grote verschillen tussen de regio’s en de gigantische uitdagingen waar het land voor staat, is een sterke cohesiekracht noodzakelijk om het land regeerbaar te houden en krachtig te leiden. The Economist: “De Chinese leiders geloven dat het land niet bij elkaar kan blijven zonder een eenpartijstelsel dat zo stevig is als dat van een keizer – en ze kunnen gelijk hebben”.

De partij werft de meest bekwame mensen aan. Het selectieproces voor de promotie van topleiders is objectief en rigoureus. Kishore Mahbubani, een topexpert over Azië zegt daarover: “Verre van een arbitrair dictatoriaal systeem te zijn, is de Chinese Communistische Partij erin geslaagd om een regelsysteem te creëren dat sterk en duurzaam is, noch fragiel noch kwetsbaar. Nog indrukwekkender, dit regelsysteem heeft misschien wel de beste set van leiders naar voor gebracht dat China ooit had kunnen produceren.” Bijna driekwart van de bevolking zegt dat ze achter het eenpartijsysteem staan.

Internationale relaties

China’s economie is in het verleden grotendeels zelfvoorzienend geweest. Het land heeft zich kunnen veroorloven om geïsoleerd van de buitenwereld te leven en deed dat ook vaak. Zelfs op het hoogtepunt van zijn keizerlijke macht, heeft China zijn cultuur verspreid door diplomatieke en economische relaties aan te gaan in plaats van door (militaire) veroveringen.[6] Deze wijze van buitenlandpolitiek blijft ook in de recente geschiedenis gehandhaafd. China streeft een multipolaire wereld na, gekenmerkt door gelijkwaardigheid tussen alle landen. Het beschouwt soevereiniteit als de hoeksteen van internationale orde en verwerpt elke inmenging in de binnenlandse zaken van een ander land, om welke reden dan ook. Dat levert China vaak het verwijt op dat het te weinig doet tegen schendingen van mensenrechten in andere landen. Wat er ook van zij, China is het enige permanent lid van de Veiligheidsraad van de VN dat in de laatste dertig jaar geen enkel schot heeft gelost buiten zijn eigen grenzen.

Globalisering op zijn Chinees

Vandaag is China niet langer zelfvoorzienend, integendeel. Met 18 procent van de wereldbevolking beschikt het maar over 7 procent van de vruchtbare landbouwgrond en haalt het maar 5 procent van de olie wereldwijd boven. Daarnaast produceert het land veel meer goederen dan het zelf consumeert. Om al deze redenen is China vandaag sterk aangewezen op de buitenlandse economie.

De inschakeling van China in de wereldhandel en ook omwille van de – in essentie – militaire ‘omknelling’ van de VS (zie verder), heeft het land ertoe aangezet het initiatief te nemen van een Nieuwe Zijderoute. Tweeduizend jaar geleden tijdens de Han-dynastie heeft de wereldvermaarde Zijderoute China verbonden met de Middellandse zee via Eurazië. Net als de historische handelsroute is het project vandaag ook een enorm netwerk van zee- en landroutes, gelanceerd in 2013 onder de naam ‘‘Eén Gordel, één Weg’.

Intussen gaat het over meer dan 1.600 projecten in bouw- en infrastructuurwerken, projecten in transport, lucht- en andere havens, maar ook in initiatieven van culturele uitwisseling. De Nieuwe Zijderoute vertrekt van handel drijven op basis van win-win, en wordt door de Chinese overheid beschouwd als China’s bijdrage tot de verdere ontwikkeling van de globale welvaart. Honderden investeringen, kredietverleningen, handelsovereenkomsten en tientallen Speciale Economische Zones, ter waarde van 900 miljard dollar zijn gespreid over 72 landen, goed voor een bevolking van ongeveer 5 miljard mensen of 65% van de wereldbevolking. ‘Eén Gordel, één Weg’ is veruit het grootste ontwikkelingsprogramma sinds het Marshallplan voor de wederopbouw na WOII in Europa.

Martin Jacques omschrijft de Nieuwe Zijderoute als ‘globalisering op zijn Chinees’. Het initiatief ‘Een Gordel, Een Weg’ doet sterk denken aan de handelsstrategie van Nederland 400 jaar geleden. Het Britse en Franse kolonialisme waren letterlijk op jacht naar wingewesten, veroveringstochten om samenlevingen te onderwerpen en rijkdommen te ontvreemden. Amsterdam daarentegen streefde naar een ‘imperium van handel en krediet’. Het ging niet om territorium, maar om business. De Nederlanders bouwden een gigantische vloot uit, installeerden op de grote routes handelsposten en probeerden die dan veilig te stellen. Net zoals de Nederlanders in de 17de eeuw heeft China momenteel de grootste koopvaardijvloot.[7] De Speciale Economische Zones “zijn commerciële garnizoenen in de internationale toeleveringsketens waardoor China zijn handel veilig kan stellen zonder de rommel van koloniale onderwerping”, aldus Stratfor, een prestigieuze denktank.

Kantelende Noord-Zuidverhoudingen

De enorme groei van China in het hart van Azië, heeft als een katalysator gewerkt voor het hele continent. Het economische zwaartepunt van de wereld verschuift met rasse schreden naar de armere economieën van Azië. Het doet ook de vraag naar grondstoffen spectaculair stijgen, wat voordelig is voor heel wat landen van Latijns-Amerika en Afrika.

De industrialisatie van Oost-Azië vertoont het patroon van ‘vliegende ganzen’. Naarmate een land zich economisch opwerkt, stijgen de lonen en verschuiven de minder geavanceerde productietaken naar armere regio’s met lagere loonkosten. Dat gebeurde eerst in Japan, nadien in Zuid-Korea en Taiwan en vandaag is dat proces volop bezig in China. Omwille van de duurdere lonen verplaatsen Chinese bedrijven vandaag hun productie naar landen als Vietnam en Bangladesh, maar ook in toenemende mate naar Afrika. Indien die trend zich doorzet kan het meehelpen aan de opbouw van een industriële basis op het Afrikaans continent.

Confrontatie met de VS

De socialistische revoluties braken niet uit in het hart van het kapitalisme maar in zijn zwakste schakels, de armste meest onderontwikkelde landen. Een geavanceerd sociaal systeem moest dan uitgebouwd worden op een zwakke materiële basis en dat heeft aanleiding gegeven tot heel wat handicaps en tegenstellingen. Zeventig jaar later is die situatie grondig veranderd. De grote sprong voorwaarts die China heeft gemaakt op vlak van technologie en de spectaculaire groei van de economie hebben stevige fundamenten gelegd om een socialistische maatschappij op te bouwen.

Zoiets is natuurlijk niet naar de zin van Washington. Maar nog ‘erger’ is het gegeven dat China de VS economisch dreigt voorbij te steken. Deze twee fenomenen voeden de ‘nieuwe Koude Oorlog’ tussen de VS en China en de dreiging van een ‘hete oorlog’.

In het kader van de begrotingsbesprekingen voor 2019 verklaarde het Congres dat “de strategische concurrentie op lange termijn met China een hoofdprioriteit is voor de Verenigde Staten”. Het gaat dan niet enkel over economische aspecten, maar over een totaalstrategie die op verschillende fronten moet gevoerd worden. Het doel is het behoud van de dominantie op drie terreinen: technologie, de industrieën van de toekomst en de bewapening.

Trump stuurt vandaag aan op een volledige reset van de economische relaties tussen de VS en China. De aanzwengelende handelsoorlog springt het meest in het oog, maar die is enkel de voorbode van een bredere strategie die ook de investeringen inhouden, zowel Chinese investeringen in de VS als VS-investeringen in China. In de eerste plaats worden de strategische sectoren geviseerd met het doel de technologische opgang van China te ontwrichten. Hierin is het uitrollen van het 5G-netwerk cruciaal en is het niet toevallig dat Huawei, die ver voorop loopt in de ontwikkeling van de 5G-technologie, in het Amerikaanse vizier is terechtgekomen.

Die economische oorlog met China probeert de regering Trump ook uit te breiden naar andere landen door clausules te laten ondertekenen in handelsovereenkomsten of door ze gewoon onder druk te zetten. Het streefdoel is een soort “economisch ijzeren gordijn” aan te leggen rond het land.

De militaire strategie van de VS

De militaire strategie t.a.v. China volgt twee sporen: een wapenwedloop en een omknelling van het land.[8] De wapenwedloop is volop aan de gang. De VS geeft jaarlijks 650 miljard dollar uit aan wapens of meer dan een derde van het wereldtotaal. Dat is 2,6 maal zoveel als China en per inwoner zelfs 11 maal zoveel. Het geeft ook vijfmaal meer uit dan China aan militair onderzoek. Het Pentagon werkt koortsachtig aan een nieuwe generatie van uiterst gesofisticeerde wapens, drones en allerhande robots, waar een toekomstige vijand niet tegen opgewassen zal zijn. Een preventieve oorlog behoort zelfs tot de mogelijkheden.

Het tweede spoor is de militaire omknelling. Voor zijn buitenlandse handel is China voor 90 procent afhankelijk van transport over zee. Meer dan 80 procent van de olietoevoer moet door de Straat van Malakka (vlakbij Singapore), waar de VS een militaire basis heeft. Washington kan in een handomdraai de oliekraan dichtdraaien en China heeft daar momenteel geen enkel verweer tegen. Rondom China heeft de VS meer dan dertig militaire bases, steunpunten of trainingscentra (bolletjes op de kaart). Zestig procent van de totale vloot is gestationeerd in de regio. Als je dat op een kaart bekijkt, dan is het niet overdreven te stellen dat China omsingeld en omkneld is. Je mag er niet aan denken wat er zou gebeuren indien China ook maar één militair steunpunt, laat staan een basis zou installeren in de buurt van de VS.

Rondom China heeft de VS meer dan dertig militaire bases, steunpunten of trainingscentra.

Het is in die context dat de uitbouw van kleine eilandjes in de Zuid-Chinese Zee moet gezien worden evenals het claimen van een groot deel van dit gebied. Toezicht over scheepvaartroutes waarlangs zijn energie en industriële goederen worden getransporteerd is van levensbelang voor Beijing. Het is in diezelfde context dat ook de Nieuwe Zijderoute moet gezien worden.

Kampioen van vervuiling en vergroening

Vanaf eind de jaren tachtig is China in een ontwikkelingsfase terechtgekomen die grote milieuvervuiling met zich meebrengt. Als ‘werkvloer van de wereld’ is het één van de grootste vervuilers van de planeet. Op dit moment is het land ook – met voorsprong – de grootste uitstoter van CO2, zij het dat de uitstoot per persoon minder is dan de helft van die van de VS en ongeveer even groot als die van Europa. Ook is China slechts voor 11 procent verantwoordelijk voor de cumulatieve emissie tegenover meer dan 70 procent voor de geïndustrialiseerde landen.

De situatie is onhoudbaar. Aan het huidige tempo zal China tussen 1990 en 2050 evenveel kooldioxide geproduceerd hebben als de hele wereld tussen het begin van de industriële revolutie en 1970, en dat is catastrofaal voor de klimaatopwarming.

Tien jaar geleden gooit de Chinese leiding het roer om en krijgt de ecologische problematiek hoge prioriteit. In 2014 wordt het zelfs ‘Oorlog tegen de vervuiling’, aldus premier Li Keqiang. Een batterij aan maatregelen wordt opgesteld waaronder een toonaangevende wetgeving op milieuvlak, maar de toepassing ervan is niet steeds vanzelfsprekend.

De resultaten laten niet op zich wachten. Op korte termijn is China de nummer één op het vlak van zonnepanelen en windenergie. Momenteel is 33 procent van de elektriciteit opgewekt door groene energie, in de VS nog geen 17 procent. China investeert vandaag ongeveer evenveel in groene technologie als de rest van de wereld samen. Het wil in de nabije toekomst miljoenen ton CO2 afvangen en ondergronds opslaan.

Het land is een pionier op het vlak van de transmissie over grote afstanden van grote hoeveelheden energie (bijvoorbeeld van ver afgelegen zonnepaneelvelden), wat heel belangrijk is voor de groene energievoorziening van steden. Volgens gegevens van de NASA hebben de volgehouden inspanningen van China op het gebied van herbebossing een belangrijke bijdrage geleverd aan de wereldwijde aanplanting van bossen, die essentieel is om de uitstoot onder controle te houden. Daar staat tegenover dat Chinese bedrijven nog steeds een groot aandeel hebben in de illegale houtkap wereldwijd.

De beschermheilige van het Parijse Klimaatakkoord

China wordt de ‘beschermheilige van het Parijse Klimaatakkoord’ (COP 21, 2015, focus: de opwarming van de aarde beperken tot maximaal 2 graden, met 1,5 graad als streefwaarde) genoemd. Wanneer Trump zich in 2017 terugtrekt uit het akkoord, verklaart Beijing alles te zullen doen om toch de doelstellingen van COP21, samen met anderen – onder meer de EU – te bereiken.

China is bovendien bemiddelaar tussen de rijke geïndustrialiseerde landen en de ontwikkelingslanden die beklemtonen dat de klimaatopwarming in hoofdzaak historisch een verantwoordelijkheid is van de geïndustrialiseerde landen, en om die reden stellen dat de rijke landen financiële middelen en technologie voor de strijd tegen de klimaatverandering ter beschikking dienen te stellen aan de ontwikkelingslanden. Dankzij de inspanningen van China heeft de grote meerderheid van de ontwikkelingslanden zich mee geschaard achter de doelstellingen van COP21 en heeft men voorbije maanden klimaatplannen ingediend bij de algemene vergadering van de VN.

Er is in China zelf nog een hele weg af te leggen – dat spreekt – maar het gaat in de goede richting. Getuige daarvan is het bericht halfweg 2017 dat China zijn klimaatdoelstellingen twee jaar vóór de afgesproken datum van 2020 heeft gehaald. En ook goed op weg is om de afspraken van het Parijse Klimaatakkoord, om in 2030 de CO2-uitstoot met 65% te verminderen, goed te kunnen nakomen.

Fouten

In de voorbije zeventig jaar zijn heel wat fouten gemaakt. In de beginperiode heeft de CCP met de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) het socialisme overhaast willen invoeren, met alle catastrofale gevolgen van dien. De linkse overdrijving van de Culturele Revolutie (1966-1976) heeft diepe sporen nagelaten en geleid naar een rechtse terugslag. De invoering van marktelementen vanaf 1978 heeft de kapitalistische uitbuiting opnieuw ingevoerd, zij het op een gecontroleerde wijze. De gevolgen bleven niet uit: een diepere kloof tussen arm en rijk, en de creatie van een toplaag kapitalisten. De marge om zich persoonlijk te verrijken is verbreed en heeft verregaande corruptie en machtsmisbruik veroorzaakt. Desondanks heeft deze politiek van de ‘kapitalistische-vogel-in-de-kooi-doen-fladderen’ wel de Chinese economie spectaculair doen groeien en de extreme armoede opmerkelijk gereduceerd. Of deze gecontroleerde marktgerichte dynamiek in toom kan gehouden worden zal de toekomst moeten uitwijzen.

De Chinese leiding is erin geslaagd om het uitgestrekte en zeer heterogene land bijeen te houden, maar dat gebeurde en gebeurt door bepaalde minderheden strak in het gareel te houden. Tibetanen en Oeigoeren voelen zich als tweederangsburgers behandeld, ook al zijn er vele formele inspanningen van de Chinese overheid de revue gepasseerd. Er blijven best veel vragen over de onorthodoxe en gespierde aanpak van etnische spanningen.

Pluspunt hier is dat de Chinese leiding niet de gewoonte heeft om zwakheden en probleemkwesties te verzwijgen of te verbloemen. Ze worden doorgaans expliciet erkend en benoemd. Zo bijvoorbeeld zijn voor en tijdens het achttiende Congres de belangrijkste problemen van het land één voor één opgelijst, besproken en omgezet in actiepunten. Zo’n rationale politieke ingesteldheid laat toe om te leren uit de fouten en de koers indien nodig bij te sturen.

Stabiliteit van de planeet

Voor de eerste keer in de recente geschiedenis heeft een arm, onderontwikkeld land zich in geen tijd opgewerkt tot een economische supermacht, met een grote impact op het wereldgebeuren. China, en in zijn kielzog India, doet de wereldverhoudingen in een versneld tempo kantelen en transformeert de wereld op een nooit eerder geziene wijze.

Hoe meer China een onafhankelijke koers volgt, hoe meer die afwijkt van het Westen, en hoe meer ‘het Westers systeem’ een spiegel krijgt voorgehouden, hoe meer het land ook bekritiseerd en aangevallen wordt. We hebben het blijkbaar ontzettend moeilijk om op een onbevangen manier naar deze nieuwe wereldspeler te kijken. Volgens Mahbubani is “de aarzeling van de westerse leiders om te erkennen dat de westerse overheersing van de wereld niet kan blijven voortduren een grote bedreiging”.[9]

Toch zullen we moeten leren leven met het besef dat we niet langer het middelpunt en de maatstaf van de wereld zijn. Sterker nog. Door de opkomst van het populisme in meer en meer landen krijgen onberekenbare en onverantwoordelijke types als Trump, Bolsonaro of Johnson, de teugels in handen. De stabiliteit en leefbaarheid van deze planeet zal steeds meer afhangen van personen als Xi Jinping en andere degelijke leiders.

 

Ng Sauw Tjhoi en Marc Vandepitte zijn auteurs van het boek Made in China

 

Notes:

[1] We nemen als startjaar voor West-Europa 1870 en voor China 1980. De snelheid van het industrialiseringsproces meten we aan de groei van het bnp per inwoner. De cijfers zijn berekend op basis van Maddison A., Ontwikkelingsfasen van het kapitalisme, Utrecht 1982, p. 20-21 en UNDP, Human Development Report 2005, p. 233 en 267. Zie ook The Economist, 5 januari 2013, p. 48.

[2] Hobsbawm E., Een eeuw van uitersten. De twintigste eeuw 1914-1991, Utrecht 1994, p. 540.

[3] Berekend op basis van UNICEF, The State Of The World’s Children 2017, New York, p. 154-155.

[4] Voor het onderscheid tussen input en ouput van de politieke besluitvorming, zie Kruithof J., Links en Rechts. Kritische opstellen over politiek en kultuur, Berchem 1983, p. 66.

[5] Bell D., The China Model. Political Meritocracy and the Limits of Democracy, Princeton 2015, p. 179-188.

[6] Luce E., The Retreat of Western Liberalism, New York 2017, p. 166.

[7] In de zeventiende eeuw had Nederland in verhouding 25 maal meer schepen als Engeland, Frankrijk en Duitsland. Vandaag heeft China 20 maal zoveel koopvaardijschepen als de VS. Maddison A., The World Economy. A Millennial Perspective, OESO 2001, p. 78; Khanna P., Use It or Lose It: China’s Grand Strategy, Stratfor, 9 april 2016.

[8] Voor een meer uitgebreide behandeling daarvan zie Vandepitte M., Trump en China: koude of warme oorlog?

[9] Mahbubani K., De eeuw van Azië. Een onafwendbare mondiale machtsverschuiving, Amsterdam 2009, p. 18.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!