Analyse -

Over de stad van de toekomst en de toekomst van de stad

Tijdens de Gentse Feesten vindt de 28ste editie plaats van de Gentse Feestendebatten. Iedere dag wordt gediscussieerd over hete maatschappelijke hangijzers. Op donderdag 20 juli werd gedebatteerd over de toekomst van de stad en hoe die in het Gentse al dan niet vormgegeven wordt.

vrijdag 21 juli 2017 11:57
Spread the love

Steden zijn de labo’s in een geglobaliseerde wereld, waar de toekomst op kleine schaal vorm krijgt. “De Stad kan de wereld redden”, het is een slagzin van enkele 100den lezingen van Eric Corijn. Maar dat “de stad de wereld kan redden”, is meer dan een theorie. De participatieve progressieve stad krijgt toenemend vorm van onderuit. Lokale besturen en burgemeesters nemen traag maar zeker het voortouw in grotere beleidsomwentelingen en-uitdagingen in de complexe wereld waarin we leven. Ze voorzien die complexe vraagstukken van concrete antwoorden.

Deze dynamiek sluit aan bij het credo van de onlangs gestorven Benjamin Barber in zijn boek “When mayors rule the world. Dysfunctional nations, rising cities.” (2013). Barber stelt dat steden en de burgemeesters die ze runnen, de beste kansen bieden op ‘good governance’. Steden vormen nu al knooppunten in een globale economische arbeidsdeling. Ze zijn de thuis voor meer dan de helft van de wereldpopulatie. En ze zijn primaire incubatoren voor culturele, sociale en politieke innovatie. En vooral, ze worden niet belast met de kwesties van grenzen en soevereiniteit en nationaal burgerschap, die vaak belemmerend werken op natiestaatniveau. Steden en burgemeesters worden in zeer direct geconfronteerd met de gevolgen van globalisering op lokaal niveau.

Dat zet velen van hen aan tot meer pragmatisch handelen en vooral ‘samen handelen’ in stadscoalities met de civiele samenleving of in andere stedennetwerken. In die zin bieden stedennetwerken volgens Barber een direct alternatief in machtsopbouw tegenover de natiestaten. Het is dan ook niet vreemd dat enkele burgemeesters in het Eurocities netwerk, waaronder Gent, meteen een voortrekkersrol opnamen inzake superdiversiteit, en meer concreet de vluchtelingenstromen. Ada Colau, burgemeester van Barcelona verwoordde dat tijdens het ‘Solidarity Cities’ project van Eurocities, als volgt:

Where are our European values of solidarity, humanity and dignity when it comes to the refugee crisis? The response at national and EU level is clearly not enough, but cities have stepped up. We, the cities, are acting and we’re joining Solidarity Cities to work for an urgent and humane response to the situation.

Het is in diezelfde stad van Ada Colau, Barcelona dat steden en stadsactivisten vanuit Europa en heel de wereld samen kwamen op de internationale conferentie “Fearless cities”: steden zonder angst. De Fearless Cities conferentie baseerde zich op het municipalisme, dat vorm kreeg in de ideeën van de sociale anarchist Murray Bookchin die in de jaren 80 zijn ideeën over het libertaire municipalisme neerpende. Municipalisme betekent niet dat je zomaar naar de stad kijkt om alle problemen van een samenleving aan te pakken. De grondslag van het municipalisme gaat er eerder vanuit dat het stedelijk niveau toelaat om een andere politiek uit te werken en te streven naar andere politieke verhoudingen dan op nationaal niveau. Municipalisme bekijkt de stad ook als een bevoorrechte schaal waar het gaat over politieke participatie. We komen terug op deze kwestie van meerschaligheid en stedennetwerken op het einde van deze bijdrage.

Om meer steden achter die progressieve en participatieve agenda van Barcelona en Comú  te krijgen, organiseerde men de internationale conferentie “Fearless cities”. De boodschap was de volgende: “Around the world, towns and cities are standing up to defend human rights, democracy and the common good. The Fearless Cities summit will allow municipalist movements to build global networks of solidarity and hope in the face of hate, walls and borders.”

De conferentie werd georganiseerd door Barcelona en Comú (Catalaans voor “Barcelona gemeenschappelijk”, afgekort BComú), een burgerplatform onder leiding van Ada Colau die burgemeester werd in de Spaanse stad Barcelona; een stad met 1,6 miljoen inwoners. Ze werd bekend door haar verbeten strijd tegen de uithuiszettingen in Spanje, die ze uiteindelijk meebracht naar de politieke beweging BComú. BComú staat voor de bevordering van sociale rechten, participatieve democratie en corruptiebestrijding. Het platform, dat werd opgericht in 2014, komt voort uit onder meer de 15 mei-beweging en levert sinds 2015 het gemeentebestuur van Barcelona Diverse politieke partijen, waaronder Podemos, steunen het platform. Speerpunt van het beleid van BComú is het reorganiseren van het toerisme in Barcelona, dat de stad sinds de Olympische Spelen van 1992 overspoelt, de binnenstad in een pretpark dreigt te veranderen en de huizenprijzen opdrijft. Andere programmapunten zijn het recht op stroom, water en gas, ook voor Barcelonezen die deze basisbehoeften niet kunnen betalen, onder andere te bewerkstelligen door een gemeentelijk energiebedrijf, en het bestrijden van leegstand.

Is Gent zo’n fearless city?

Een progressieve stad waar beleidsmakers en burgers de handen in elkaar slaan in een netwerk van solidariteit en hoop. Het is de droom van velen. Maar kan dat ook in Gent?

Om een fearless city te zijn, is er nood aan een participatieve progressieve stad, waar middenveld, burgers en beleid de handen in elkaar slaan. Dat is Gent niet vreemd. Gent kent een traditie van participatie van onderuit. Het waren de stadsactivisten in de jaren ‘70 en ’80 die de participatie afdwongen in het Patershol. Het Pandinistisch Verblijvingsfront, met figuren als Walter De Buck, Vuile Mong en Luc Emmerie enz anderen, zouden zorgen voor een kantelmoment over de vraag van wie de stad is. De “betonpoeper” Placide De Pape, burgemeester voor de toenmalige CVP Gent, werd onder vuur genomen voor zijn autoritaire stijl van beleidvoeren. Een strijd voor het recht op wonen, werd ingezet vanuit het toenmalige karmelietenklooster, het toenmalige “Pand”, dat later in de jaren 2000 het provinciale Caemersklooster werd, en nu de quasi-private kunsthub van Fernand Huts is geworden. O mores, o tempora. De betoging die volgde na de uitzetting uit het Pand, bracht een goede 2000 mensen op de been voor het recht op de stad.

Dit kantelmoment bracht in de jaren ’80 andere bewegingen op de been: GEBAK (Gentse Buurt en ActieKomités), BIRO (bewoners in de Ruimtelijke Ordening) en allerlei werkgroepen zoals in de Groene Vallei, werkgroep stadsvernieuwing. Het was het begin van een nieuwe tijd. Het effect van de Mei ’68 generatie: Een progressiever Gent waar participatie niet werd gevraagd maar afgedwongen.

Er kwam ook een nieuwe generatie politici aan de macht in de jaren ’80 en ’90 die participatie belangrijker vonden. Niet voor niks zouden de herwaarderingsgebieden en later de 19de eeuwse gordel gebieden de ruimte bij uitstek worden, waar er meer bottom-up aan wijkherwaardering werd gewerkt. Voor mensen als Frank Beke, en zelf Sas Van Rouveroije zouden ‘de wijken heroveren’ centraal staan in de wijkherwaardering die extreemrechts moest terugdringen of alleszins geen kans geven om voet aan wal te vinden. Sociale stadsvernieuwing en participatie zouden gaandeweg een van de centrale pijlers worden van het Gentse stadsbeleid. Al zou die participatie toenemend gestuurd worden vanuit de stad zelf, zeker na 2005 toen de Dienst stedelijke vernieuwing en gebiedsgerichte werking werd opgezet, die later de Dienst Beleidsparticipatie werd. Maar hebben we iets geleerd uit die geschiedenis, of herhaalt de geschiedenis zich?

Gent kent wel degelijke een participatieve en progressieve geschiedenis. We zijn in die zin allemaal dwergen op de schouders van reuzen die hiervoor strijd leverden. Het zijn deze reuzen die “de rebelse stad” vorm gaven, niet door participatie te gaan vragen maar door die af te dwingen. Deze strijd gaat door, gevoerd door krachten uit de civiele samenleving, maar ook door krachten binnen en buiten de bestuurscoalitie. Soms wordt participatie op een reeks beleidsdomeinen afgedwongen door het deel van het middenveld dat nog politiserend te werk gaat, soms wordt daar actief ruimte voor gemaakt (burgerbudgetten, wijk aan zet,…), soms is het maken van een stadscoalitie tussen bestuur, burgers en middenveld vanaf het begin de aanzet. Soms wordt die participatie sterk gestuurd vanuit de stadsdienst Beleidsparticipatie. En soms stuit de participatie van burgers op private belangen en intransparante institutionele vehikels.

DAT BRENGT ME BIJ DE EERSTE STELLING: er is een voortdurende nog niet beslechte strijd in de stad tussen twee stadsmodellen: enerzijds een model van participatieve en sociale stadsvernieuwing. Anderzijds een model van oude politieke cultuur en intransparantie. Hier domineren private belangen die worden geaccommodeerd door allerlei schimmige institutionele vehikels.

Enerzijds hebben we het Gentse model van participatieve stedelijke vernieuwing met een sociaal gezicht.

Onlangs werd Michel Bauwens naar Gent gehaald om er de potentie van ‘the commons’ te onderzoeken. De uitkomst toont een brede waaier van enkele honderden burgerinitiatieven die commonsgericht zijn alsook heel wat participatieve praktijken uit organisaties als Samenlevingsopbouw. Het gezicht van de stad dat we hier zien, illustreert eerder een relatie met het verleden, het participatieve Gent. Naast actieve burgers, is er ook een Gents middenveld zelf actief participatie opzet met burgers, en participeert in diverse netwerken die zijn opgezet tussen beleid en de civiele samenleving. Al valt het wel degelijk op dat er iets aan de hand is met dat Gentse middenveld. Een sterke depolitisering heerst. Het is maar een illustratie maar recent gingen grote culturele huizen zoals De Vooruit en het Publiekstheater doorheen een crisis, die hen terug op een ander toekomstspoor bracht dat veel participatiever is, horizontaler georganiseerd en meer genetwerkt met het stedelijke weefsel en burgers.

Er zijn ook voorbeelden van participatie tussen stedelijke diensten, vrijwilligerswerkingen en het Gentse Middenveld. Denk aan de Taskforce vluchtelingen die werd opgezet samen met stedelijke organisaties en vrijwilligers waaruit nieuwe projecten kwamen als de Olijfboom of Refu Interim in Gent. Of denk aan de participatieve coalitie in het Romabeleid (IEM beleid) van het Stadsbestuur waardoor men overging van totaal conflict naar samenwerking. Of de Gentse klimaatcoalitie en het samenwerkingsverband van ‘Gent En Garde’, en de pogingen om kinderen en jongeren meer aan het woord te laten.

Of denk gewoon aan de brede experimenteermarges die er in Gent zijn om projecten van onderuit te steunen, via kleine bedragen als Wijk aan Zet of het Fonds tijdelijke invulling en recent de burgerbudgetten (al zijn die laatsten allerminst sociaal ingezet). Maar die participatie heeft ook een meer alledaagse vorm. Sociale regisseurs en andere ambtenaren op wijkniveau gaan dagelijks aan de slag met de mening van bewoners (al hebben ambtenaren geen brede participatiemarge). Of denk aan minder goede voorbeelden waar vooral strijd en druk van buitenaf het stadsbestuur dwongen tot participatie, zoals bij het circulatieplan en bredere mobiliteitsplan: Er kwam een burgerkabinet en mobiliteitsforum met organisaties uit de civiele samenleving.

Anderzijds hebben we een ander, minder verheffend Gents model van oude politieke cultuur en intransparantie, waar private belangen worden geaccommodeerd door allerlei schimmige institutionele vehikels.

Het is niet allemaal rozengeur en maneschijn in deze stad. Zeker niet waar het stadsontwikkeling en stadsvernieuwing betreft. Een groot deel van de stadsontwikkeling verloopt via kanalen als het Gentse stadsontwikkelingsbedrijf (SOGent) waar er weinig inzage en transparantie is, of via institutionele vehikels als ‘de Grondbank The Loop’. Maar het verloopt ook via ontwikkelaars die opeens de vastgoedmarkt betreden zoals Farys en schimmige constructies zoals ‘The Flanders-Ghent Development Group’ waar netwerken met ondernemers en vastgoedactoren worden opgezet, zoals de bouwbedrijven Banimmo (The Loop), Alides (dochter De Paepe), Ghelamco, Matexi, Besix en Willy Naessens. Maar in dit netwerk zijn ook studiebureau’s actief zoals Bontinck Architecture and Engineering of Arch&Teco en spelers uit de immosector met Ares Real Estate Solutions, Creas of MG Real Estate.

Daarnaast wordt Gent ook bestuurd door allerlei andere instituties zoals intercommunales, VZW’s en Naamloze Venootschappen waar Gent een rol in opneemt zoals Publilec en Publipart. Veel van deze institutionele vehikels zijn weinig transparant. Van terugkoppeling naar de bevolking en civiele samenleving over het wat, waarom en hoe, is geen sprake.

De drama’s van dit Gentse model zagen we de laatste jaren in de Optimakwestie en Publipart-affaire die onze stad en de politiek heel wat schade hebben toegebracht. De schepen van stadsontwikkeling en wonen vertrok, maar de liberale schepen die eveneens betrokken was bleef onverstoord zitten. Eveneens een andere schepen met 5 betaalde mandaten in de Gentse vzw Cevi: een veredelde beleggersclub waarvan niemand echt weet wat de VZW doet- “iets met informatica en korting”, met één werknemer, 48 postjes. Om maar te zwijgen van Geert Versnick die zoveel schandalen opstapelde dat het voor zijn eigen partij onhoudbaar werd. Veel zelfregulerend potentieel lijkt er niet in politieke partijen. Daardoor schaden ze vooral zichzelf en al die beleidsmakers die dagelijks timmeren aan de weg. Hoe dan ook, dit is het andere Gent, waar postjesverdeling, belangenvermenging en intransparantie de wet uitmaken. Het is dat deel van Gent waar private projectontwikkelaars en bedrijven voorrang krijgen op andere belangen, en waar zaken gedaan worden via intransparante vehikels.

Enkele voorbeelden van dit gezicht van Gent? Ik denk dan aan het Privébedrijf Projectontwikkelaar MG Real Estate die de Graslei mocht bezetten tegen dumpingprijzen. Tegen een prikje had iemand uit de bestuurscoalitie een afspraak getekend met het agentschap Waterwegen en Zeekanaal. Of de Gentse glasbedrijven Meyvaert-Haerens die op onverklaarbare wijze een plaats krijgen op de Arbedsite “De Punt”, door de culturele organisatie Timelab te wippen, al was er een verregaand engagement tussen SOGent en die organisatie dat ze er hun nieuwe hoofdkwartier mocht bouwen. Waarbij de organisatie Timelab nadien sterk in het gareel werd gehouden, om de commentaar publiek te stremmen.

Of wanneer een private ontwikkelaar “opeens” stadsprojecten gaat domineren met pirvate belangen zoals in de Gentbrugse Ecowijk. De participatie van de buurt verviel opeens. Het conflict opzoeken en publiek gaan is dan de enige optie die bewoners rest. Deze conflicten rond niet-participatieve verdichting doen zich echter voor in meerdere wijken: Gentbrugge, De Brugse Poort rond het dossier van de Meibloemsite, TweePoorten buurt, Muide-Meulestede waar dit conflict meerdere keren de kop opstak,…”Een kwestie van niet zo’n goede communicatie”, werd dat genoemd. Terwijl het in de feiten gaat over een structureel gebrek aan stadsbrede participatie rond stadsontwikkeling en verdichting, over de gesloten manier waarop het SOGent aan politiek doet, en over de ondermaatse slagkracht van de GECORO. Om dit te adresseren is er dus nood aan stadsbrede participatie.

Of nemen we nog een laatste voorbeeld: het Gent waar privatisering en vermarkting traag maar gestaag dreigen binnen te sluipen in wijkontwikkeling. Zoals de projectontwikkelaar ReVive in de Brugse Poort die experimenteert met zogenaamde Social Impact Bonds (SIB’s). Private investeerders investeren tegen 2% of 3% winst in sociale opdrachten via aandelen (social impact bonds). ReVive stapt proactief naar het stadsbestuur en biedt dienstverlening aan ver onder de prijs van de dienstverlening in de civiele samenleving. De winst van de besparing gaat naar de aandeelhouders. Om hiermee te experimenteren bekwamen ze een convenant met het stadsbestuur langs het kabinet van de burgemeester. Dit is de privatisering van het sociaal werk.

Dat is wat we betogen in STELLING 1: er is een voortdurende nog niet beslechte strijd in de stad tussen deze twee stadsmodellen. Deze strijd gaat publiek. Private belangen blijven steeds minder onder de radar. De strijd wordt gevoerd door krachten binnen en buiten de bestuurscoalitie en veroorzaakt verschillende crisissen in de Gentse politiek. Dat doet vermoeden dat er pogingen zijn de strijd te beslechten. Laat ons hopen dat het pleit beslecht wordt in het voordeel van een meer participatief en progressief Gent. Het gevecht voor transparantie en democratisering van Gent gaat door met schokken, en met vallen en opstaan. Enkele goede indicaties zijn de belangrijke stappen die vooruit zijn gemaakt. De deontologische code werd aangescherpt, en er kwam een bouwmeester en kwaliteitskamer. Maar er is nog een weg af te leggen.

Dat brengt me bij STELLING 2: Is het Gentse beleid participatief en progressief? Kan iedereen wel participeren? Hebben alle Gentenaren de middelen om te participeren. De sociale noden nemen toe in de stad. Zonder deze sociale noden te adresseren, blijven mensen machteloos achter in de marges van de Gentse samenleving.

Belangrijker dan ooit is het geven van een stem en gezicht aan kwetsbare groepen in Gent. Het Gentse beleid en middenveld, Gentse burgergroeperingen en activisten, moeten terug naar de basis, terug naar de wijken. Niet om er alleen maar aan sociale cohesie te bouwen, maar om er aan politiek te doen. Want wie in de volkswijken woont, weet hoe groot het gevoel van vervreemding is. Van daaruit moeten we de vraag stellen, samen met alle burgers: Welk soort Gent willen we? “Mensen maken de stad”, zo koptitelde het EPO-boek onder de redactie van Dirk Holemans. Maar mensen moeten kansen en middelen krijgen om die stad te kunnen maken.

Ik geef even enkele voorbeelden uit de beleidsdomeinen sociaal beleid, sociale economie en uit de domeinen wonen en wijkontwikkeling. Omdat die beleidsdomeinen precies gaan over kansen en middelen om de stad mee vorm te kunnen geven.

De armoede neemt zienderogen toe. In tien jaar tijd is het percentage geboorten in kansarme gezinnen in Gent verdubbeld: van 11,2 naar 22,6 procent. Een op vijf kinderen wordt geboren in een gezin dat kampt met kansarmoede. IN 2014 was er een uiterst lichte daling, net zoals de jaren daarna in 2015 en 2016 (Kind & Gezin Kinderarmoede-index van 2016), tot 21,6 procent. In totaal is het aantal Gentenaars dat in 2016 een leefloon kreeg, op een jaar tijd met vijf procent gestegen. Vooral jonge Gentenaars krijgen het steeds moeilijker. Meer dan één op de tien van de achttien- of negentienjarigen redt het niet zonder OCMW-steun. De strijd tegen de armoede is nochtans een absolute prioriteit van deze bestuursmeerderheid in het bestuursakkoord (SP.A, Open VLD, Groen). Het groeiend aantal leefloners legt steeds meer financiële druk op het OCMW.

Het engagement in het bestuursakkoord om armoedebestrijding voorop te zetten, wordt ernstig genomen. Ik verwijs naar de aanvullende financiële bijdrage op het leefloon dat Gent betaalt. Maar ook naar de verhoging in middelen vanuit het OCMW die naar uitkeringen gaan. In 2016 betaalde het OCMW Gent in totaal 65,5 miljoen euro aan steun uit. Dat is ongeveer 7,5 miljoen euro méér dan het jaar in 2015. De grootste hap – 42,6 miljoen – daarvan ging naar leefloners. De overige middelen gingen naar andere toelagen zoals tussenkomsten in elektriciteit, verwarming of kledij.  De gemeentelijke bijdrage blijft met zo’n 59 miljoen euro stabiel. In totaal kwamen er vorig jaar 205 miljoen euro aan opbrengsten binnen. Een deel van dat geld komt voor uit de verkoop van eigendommen. Vorig jaar puurde het OCMW een recordbedrag uit de verkoop van zijn bezittingen: 27,5 miljoen euro. Zo werd er bijvoorbeeld 450 hectare landbouwgrond in Zeeuws-Vlaanderen verkocht. En daarmee investeert het Gentse OCMW vooral in publieke voorzieningen van ouderenzorg, als bewuste keuze om die niet te vermarkten.

Er werd ook meer geïnvesteerd in sociale economie door een sociaal economisch knooppunt te maken in de Bloemekeswijk: Het dienstenbedrijf op de UCO-site in de Maïsstraat. Maar Gent botst hier op de Vlaamse regering die maar zo’n tweehonderd jobs wil creëren, wat veel te weinig is. In onze stad alleen al is er nood aan sociale economie jobs voor duizenden mensen.

Ik verwijs ook naar de onderwijskosten die de Stad Gent op zich neemt, om schulden kwijt te schelden voor kinderen en jongeren uit arme gezinnen. Ik verwijs ook naar de investeringen in Gent Jong in Actie en de armoedeorganisaties. Of naar de projecten voor dakloze gezinnen uit Intra-Europese Migratie in de stad: het Instapwonen, het A-TIEM om mensen aan werk te helpen, het jongerenproject met VZW JONG om Romajongeren een toekomst te geven en hun rechten te versterken.

En toch baren me enkele dingen zorgen.

Een van de belangrijkste uitdagingen in de stad is mensen een thuis te geven. Het aantal Gentenaars op een wachtlijst voor een sociale woning neemt aan sneltempo toe. Vandaag staan er al 11.648 mensen op die wachtlijst, terwijl het er een jaar eerder ‘maar’ 9.911 waren. Een gevolg van de grote renovatiewerken, volgens WoninGent. In 2016 investeerde het Stadsbestuur nog vijf miljoen EUR bijkomende investeringsmiddelen om de leegstand binnen de  sociale huisvesting weg te werken, al is geen lokale bevoegdheid maar een Vlaamse. Daar kwam vanaf 2016 jaarlijks nog ruim een half miljoen euro bij om andere dringende uitdagingen aan te pakken. Daarnaast werd een vrijgehouden bedrag van 271.200 € op het budget van 2015 geheroriënteerd op urgente woonproblemen van kwetsbare gezinnen.

Er staan niettemin 1.432 sociale woningen leeg in Gent, bijna vijf maal zoveel dan de 303 woningen die op het leegstandregister van de Stad Gent staan. Een groot deel van die woningen die structureel leegstaan (851), kunnen voor een groot deel tijdelijk gebruikt worden voor dakloze gezinnen of andere sociale projecten. Structurele leegstand en dakloosheid van gezinnen met kinderen: dat is een tang op een varken.

Het aandeel sociale woningen moet op termijn groeien van 13 procent naar 20 procent, zo werd aangekondigd door het Gentse beleid. Er zijn enkele honderden woningen bijgekomen. Ik denk dat we nu ongeveer rond de 600 zitten. Er worden ook bij nieuwe bouwprojecten steeds budgetwoningen of sociale woningen opgenomen. En daar hapert het schoentje soms. Als er bij projecten als de Ecowijk Gantoise in Gentbrugge gemist wordt om 20% sociale woningen in te plannen, dan is dat een gemiste kans die we ons niet kunnen permitteren als stad. ‘Ecowijk Gantoise’ is een samenwerking tussen het Gentse stadsontwikkelingsbedrijf SOGent en projectontwikkelaar Bopro van AA Gent-voorzitter Ivan De Witte. Het grootschalige bouwproject wordt verkocht als “een voorbeeldwijk op vlak van duurzaamheid” worden, een “modelwijk voor de 21ste eeuw”, maar is verworden tot een vastgoedproject op maat van De Witte. Ook met budgetwoningen tot 350.000 euro, die deel uitmaken van een diversificatie van woonaanbod, gaan we geen sociale stap vooruit.

Er is daarnaast ook een tweede zorgwekkende tendens in de stad, om participatie vooral te organiseren op maat van de middenklassengroepen. Daarbij blijven kwetsbare groepen in de schaduw waar het gaat om zeggenschap in en over hun leefomgeving. Participatie van en voor kwetsbare groepen, dat is iets voor Samenlevingsopbouw, voor VZW JONG en voor de sociale regisseurs van de Stad Gent. En die middelen worden vooral ingezet om tegemoet te komen aan directe noden. Maar kwetsbare groepen worden allerminst betrokken als burgers, als politieke subjecten, bij stadsvernieuwingsprojecten en het uitstippelen van hun toekomst in de stad en van de stad. Er wordt niet meer vanuit gegaan, zoals dat vroeger was, dat Samenlevingsopbouw participatie moet organiseren via een convenant in elke wijk waar er aan stadsvernieuwing wordt gedaan. Denk maar aan de Dampoort en Muide-Meulestede waar er stadsvernieuwingsprojecten zijn, zonder veel stem van kwetsbare groepen. Naast de bedenkelijke aanpak van stadsvernieuwingsprojecten die sterk op de middenklassen gericht zijn, komen steeds meer participatiefondsen bij die middenklassengroepen terecht onder het mom van burgerparticipatie. De burgerbudgetten, 1,6 miljoen euro, zijn dermate hoogdrempelig, niet-participatief georganiseerd dat ze gedomineerd worden door de blanke middenklasse.

Het verwondert me dagelijks hoe weinig debat er is over die kwesties. Waar en wie geeft er nog kwetsbare burgers voldoende gezicht en stem? Zijn kwetsbare burgers geen politieke actoren die de stad mee vorm geven? En ja, ik ben me bewust dat er in het OCMW wel een participatief traject loopt waar kwetsbare groepen participeren en dat er de emancipatorische werking is binnen het OCMW Gent. Maar die participatie is er allerminst op alle beleidsdomeinen, en al zeker niet voor kwetsbare groepen daar waar het gaat over stadsvernieuwing.

Er zijn ook grote spelers in het middenveld die bewust kiezen voor brave dienstverlening en niet teveel boven de radar het beleid willen wakker schudden. Depolitisering als modus operandi. Waar is het jeugdwerk bijvoorbeeld wanneer het gaat over dakloze kinderen op straat? De signalen daarvan zijn de laatste maanden aan het opstapelen. Hun jongerenwerkers zijn er dagelijks mee bezig? Waar zijn de spelers in wijkontwikkeling wanneer de kwetsbare groepen niet voorkomen in de plannen voor wijktransformatie? Of waar is het middenveld om hun stem te verheffen daar waar culturele instellingen al te blank zijn? Gent mag dan al een voorbeeldstad zijn waar het gaat om samenwerken en stadscoalities vormen, maar het nadeel ervan is dat er heel wat onder de radar verloopt tot op het punt van depolitisering. Er zijn ook andere voorbeelden. Bij elke verkiezingsronde is er “Iedere Stem Telt” van Samenlevingsopbouw en partners, en er zijn de memoranda. En er zijn die sterke uitzonderingen zoals Victoria Deluxe en Jong Gent in Actie. Maar er is vooral veel eilandvorming, versnipperde stemmen, en verdeelde slagorde. Michel Bauwens sprak al over een assembly of the commons om de burgerinitiatieven te verenigen. Jaarlijks wordt er tijdens de Gentse Feestendebatten ook verwezen naar een Staten-Generaal van het middenveld en beleidsmakers om een Gents stadsproject op poten te zetten.

Kortom, Stelling 2 gaat over de vraag hoe we iedereen een gezicht en stem kunnen geven, maar ook de middelen om te “kunnen” participeren. En daarin hebben zowel bestuurders als het middenveld een opdracht en verantwoordelijkheid. Zolang mensen geen instrumenten in handen krijgen en middelen om hun leven vorm te geven, worden ze gedoemd om hun alledaagse leven in armoede te managen. En zolang men ze geen stem en gezicht geeft, geraken ze zelf niet uit de armoede. Een vicieuze cirkel die jonge en volwassen burgers steeds verder duwt in hun armoedesituatie.

Dat brengt me bij de laatste stelling, STELLING 3: De Stad alleen kan de wereld niet redden. De Stad kan een eerste beweger zijn in de opbouw van meerschalige tegenkracht op diverse beleidsniveaus, of de spil in een netwerk van andere steden.

De prijzenkast op het Gentse stadhuis oogt indrukwekkend. Gent krijgt prijzen toegekend voor ‘Gent En Garde’, de voedselstrategie van de stad Gent, voor het mobiliteitsplan van de Stad Gent, voor de Roma aanpak en taskforce Vluchtelingen. Er zijn er vast nog meer. Het toont aan dat Gent grotendeels zijn labofunctie opneemt en experiment niet uit de weg gaat. En dat op meerdere vlakken.

Maar het is duidelijk dat we dat niet alleen kunnen doen als Gent (incluis de civiele samenleving) en Gents bestuur. Onlangs stelde een ambtenaar, naar aanleiding van de terechte prijs van ‘Eurocities Urbact’ die de Gentse praktijk labelt als ‘good practice’ en inspirerend voorbeeld voor andere Europese steden gastvrijheid: “Waarom kunnen we al die netwerken opzetten met Eurocities en Covenant of Mayors? Daarin worden we gezien als voortrekker. Maar wanneer het gaat om Vlaamse stedennetwerken, dan is het moeilijk partnerschappen uit te bouwen om politiek te wegen samen.” Er is dringend nood aan stedenallianties waarin Gent een rol speelt, maar niet meer alleen speelt. Het is duidelijk dat 2018 zal gaan over een strijd tussen steden onderling en steden en het ommeland. Daar leven andere samenlevingsprojecten.

Voor alle kandidaten en lijsttrekkers overheen partijen is er dus bereidheid nodig om een stedelijke visie uit te bouwen die ze ook nationaal en regionaal gaan verdedigen. Want ondanks de retoriek over gemeentelijke autonomie in het Vlaamse regeerakkoord, is het duidelijk dat het op veel momenten gaat over het afwentelen van verantwoordelijkheid. Waar is Vlaanderen als het gaat over armoedebestrijding? Waar is Vlaanderen als het gaat over antidiscriminatiebeleid? Waar is Vlaanderen en de federale regering wanneer het gaat over praktijktests op de arbeids- en woonmarkt? Of waar blijft Vlaanderen om de uitdagingen van het stedelijk onderwijs dat grotendeels in een context van superdiversiteit verloopt, aan te pakken? En wat gaat er in het hoofd om van Vlaamse beleidsmakers wanneer ze huurwaarborg optrekken naar 3 maanden?  En wat gaat er om in het hoofd van de federale regering bij het schrappen van de wachtuitkeringen die extra jonge leefloners ten laste van lokale OCMW’s maakt? Men schrapt de startbanen en de jongerenbonus, hervormt het PWA-statuut en snoeit in de gesco’s, en lokale beleidsmakers dragen de gevolgen: welke lokale autonomie en slagkracht promoot je wanneer je alle instrumenten daarvoor wegsaneert?

De uitdaging is echter meer verregaand. Kunnen we bouwen aan een netwerk van Vlaamse en/of Belgische steden die de uitdagingen van de toekomst wil opnemen?

Gisteren las ik in krant De Standaard het volgende bericht: “Greg Abbott, de conservatieve gouverneur van Texas, vraagt zijn parlement vandaag om de lokale bevoegdheden van Austin te kortwieken. Die stad gedraagt zich ‘te socialistisch’. Stilaan is het een trend: Amerika’s progressieve steden binden de strijd aan met hun conservatieve staat – en zo ook met Trump. (…) De stad Austin omarmt diversiteit en voert een progressief immigratiebeleid. De sheriff, voluit gesteund door de burgemeester, weigert mensen zonder papieren vast te houden, zodat federale deportatieagenten hen kunnen uitzetten. Daarom wordt Austin een ‘beschermende stad’ of een sanctuary city genoemd.”

Is er in Vlaanderen zo’n progressieve stedenalliantie mogelijk tegen een conservatief Vlaanderen en rechtse federale regering? Gezien de retoriek van N-VA is het Trumpiaanse discours in die regeringen nogal salonfahig gedachtengoed geworden. En dat in een Vlaanderen en Brussel die alsmaar verkleuren en waar superdiversiteit de norm is.

Laat ons deze middag debatteren over deze drie stellingen. En laat ons daar verschillen van mening waar het moet, en elkaar vinden in een toekomstvisie voor Gent waar dat kan. De mediaframing over politici is niet mals, alsook het vertrouwen zit bij burgers op een dieptepunt. Ik betreur dat. Politiek is belangrijk en belangrijker dan ooit. En als ik kijk naar de leden in dit panel, dan ben ik ervan overtuigd dat we deze middag een andere politiek kunnen laten zien.

Check hier het volledige debat op video:

(deel 1)

(deel 2)

take down
the paywall
steun ons nu!