Verdienen op kap van de kunstenaar

Verdienen op kap van de kunstenaar

Dat veilinghuizen en galeries flink verdienen aan kunstenaars is geen nieuws. Pijnlijk is wel dat de huidige liberale cultuurpolitiek die verdienlogica tot cultuurbeleid wil maken. Zo komt niet alleen onze publieke cultuursector, die doorheen de jaren met zoveel zorg is opgebouwd en een rijk en divers artistiek landschap cultiveerde, in de uitverkoop te staan. Onder het mom van 'hulp' aan de kunstwereld ontwikkelt deze regering fiscale instrumenten die elders een flinke return opleveren.

woensdag 20 januari 2016 12:01
Spread the love



@Hans Haacke, Bonus-storm, 2009

Voor de historici van morgen is één zaak al duidelijk: deze regering treft kunstenaars nog veel zwaarder dan onze cultuurinstellingen. Die laatste kregen in 2014 weliswaar meteen een besparingsshock te verwerken (in Vlaanderen tot 7,5 procent, federaal tot 20 procent) en ze mogen zich eind deze maand opnieuw aan een kaalslag verwachten met de bekendmaking van de preadviezen voor de structurele subsidies.

Maar de kunstenaars botsten vorige zomer maar liefst op een cut van 35 procent. Een herkansing zat er niet in, want intussen weten we dat slechts 22 procent van de ingediende dossiers in de eerste ronde van beurzen en projecten van het Kunstendecreet (2016) steun krijgen. Op de nieuwjaarsreceptie van Open VLD klonk veel goesting, maar over dit historisch beleid van cultuurminister Sven Gatz (Open VLD) bleef het stil. Wat is er aan de hand?

Cultureel kapitalisme

De historicus Robert Hewison omschreef in zijn boek Cultural Capital. The Rise and Fall of Creative Britain (2014) hoe het Verenigd Koninkrijk de omslag maakte naar wat hij een ‘cultureel kapitalisme’ noemt: cultuur gereduceerd tot economie en marketing, kunst die innovatief moet zijn om er nieuwe markten mee te creëren, kunstsubsidies die een financiële return moeten opleveren.

Onze regering volgt dat voorbeeld. We kunnen moeilijk om de vaststelling heen dat onze politici inzake cultuurpolitiek, los van de saneringen, slechts op één zaak vooruit lopen: de ontwikkelingen van fiscale instrumenten waarmee private belangen zich kunnen inkopen in de kunstwereld.

Fiscaal returnbeleid

Het recentste wapenfeit kwam er daags voor de kerstvakantie op initiatief van MR en Open VLD: een taxshelter voor de podiumkunsten. ‘Bedrijven die investeren in podiumproducties kunnen daar in de loop van de eerst helft van 2016 belastingsvermindering voor krijgen’, beklemtoonde Didier Reynders die al tien jaar voor zo’n taxshelter ijvert.

Voor bedrijven is het twee vliegen in één klap: het prestige van sponsorschap én een fiscaal cadeau, waarvan de return de volgende jaren procentueel wellicht wordt opgetrokken. Het imago van de kunsten is begeerd goed voor de marketingafdelingen van bedrijven omdat de return aan prestige voor hun merknaam veel hoger ligt dan bij klassieke reclame. Sponorschap maakt zo van cultuurmakers advertentiemateriaal, net zoals stervoetballers rondlopende sandwichmannen zijn.

Hoewel Reynders er met de creatie van deze fiscale hefboom snel bij was, ging zijn liberale collega Alexander de Croo nog sneller. Vlak voor de zomervakantie in 2015 gaf hij het idee van crowdfunding in zakelijk opzicht ‘vleugels’: vennootschappen die met crowdfunding werken, kunnen vandaag rekenen op een belastingvermindering tot 45 procent. ‘Crowdfunding’, dat sympathieke participatieve idee waarmee creatievelingen en idealisten middelen proberen in te zamelen voor hun artistieke of sociale projecten, promoveerde daarmee tot fiscale spitstechnologie.

Beursspeculatie onder de vlag ‘crowdfunding’?

Het is dan ook voorspelbaar dat lucratieve managers veel creatiever zullen omspringen met projecten die in de boeken als crowdfunding zullen genoteerd staan. Zo grossiert KBC nu al in beleggingen onder het label van crowdfunding: wie ‘doneert’ aan een bedrijf of beleggingsfonds, krijgt van de bank aandelen in return. ‘De vraag is gigantisch’, zegt CEO Koen Schrevers van Bolero Crowdfunding van KBC.[1] De bank wil volgens de CEO ‘niet alle projecten tegelijk op de markt loslaten, maar het tempo wel opdrijven’. We hebben het hier dus gewoon over beleggingsfondsen die onder de sympathieke vlag van ‘crowdfunding’ belastingvoordelen verhandelen.

De Croo zorgde er tevens voor dat wie bedragen lager dan 300.000 euro ophaalt, voor de financiële waakhond FSMA geen prospectus hoeft op te stellen. De minister vindt het wel een handicap dat de individuele belegger niet meer dan 1.000 euro mag beleggen in één project. Hij ijvert ervoor die grens fors op te trekken en volgt daarbij Nederland. Daar ligt de investeringsgrens op 40.000 euro per crowdfundingplatform en vanaf 2016 valt die grens helemaal weg.

Het ziet ernaar uit dat crowdfunding zo in no time uitgroeit tot een voor de overheid buitensporig dure aangelegenheid. Zoals met de notionele intrestaftrek: wat een ‘kleine’ kost van 500 miljoen euro ging zijn, draaide ondertussen uit op een verliespost van 6 miljard euro per jaar. En zoals dat ook bij taxshelters doorgaans het geval is, gaat de achterdeur wagenwijd open voor zwendel en misbruik.

Van Witboek tot wit blad

Ondertussen is het wachten op het aangekondigde ‘Witboek voor alternatieve financiering’ van cultuurminister Sven Gatz. Zowel in zijn beleidsnota als zijn visienota verwees hij door naar dit witboek, dat een overzicht van de beschikbare fiscale instrumenten belooft. Naast de al gerealiseerde wetgeving inzake taxshelter en crowdfunding, kunnen we verwachten aan nieuwe fiscale wetsvoorstellen ter promotie van publiek-private samenwerkingen (PPS). Want ook daarmee valt flink te verdienen op kap van de kunsten. Zo’n fiscaal instrument mag niet ontbreken in de toolbox van een marktgericht cultuurbeleid.

Hoe je via PPS kan bijverdienen, leren we van niemand minder dan Jo Libeer, voormalig bestuurder van Voka. Hoewel meneer Libeer in 2014 voor de afschaf van cultuursubsidies pleitte,[2] weliswaar onder het mom ‘strategische denkoefening’, betekent dit geenszins dat deze zakelijke pionier vindt dat je via de publieke cultuursector geen zaken mag doen.

Liberale regeringen bieden opportuniteiten voor voorhoedelopers als Jo Libeer. Na zijn mandaat bij Voka koos hij voor een nieuwe carrière in de kunsten. Vandaag is hij de CEO van de designbiënnale Interieur in Kortrijk, volgens eigen zeggen ‘een plek waar artistieke creatie, productontwikkeling en industriële productie elkaar vinden.’ Libeer is ook al actief voor het Festival van Vlaanderen, bij Kortrijk Xpo en het Concertgebouw in Brugge. ‘Terwijl de privésector tastbare kunst omarmt, lukt dat veel minder met bijvoorbeeld de podiumkunsten. Ik wil dat proberen te veranderen.’[3]

Libeer incarneert het netwerk dat zich volop organiseert om, zoals hij zegt, ‘de grenzen tussen cultuur en economie poreuzer te maken. Vandaag is dat een wit blad. Dat maakt me niet bang. Alles begint met een wit blad. Je kunt er strategische economische plannen op tekenen of notenbalken.’[4]

PPS Avant-gardisme

Meneer Libeer kent de deugden van PPS. Hij is bestuurder van de nv Imuze, die door leden van de raad van bestuur van Brussels Philharmonic is gesticht om commerciële filmmuziek te kunnen uitbrengen en een beroep te kunnen doen op het taxsheltersysteem. Het prestige van Brussels Philharmonic dient als uithangbord en muzikanten ervan kunnen meespelen bij de opnames… maar dan wel als slecht betaalde zelfstandige in bijberoep of als vrijwilliger met een kleine onkostenvergoeding.

Het komt erop neer dat een gesubsidieerde organisatie haar kunstenaars tewerkstelt als werknemers én als externe medewerkers. De PPS-constructie is duidelijk opgezet om de normale rechten binnen de vzw Brussels Philharmonic uit te hollen en de wettelijke collectieve arbeidsovereenkomsten te omzeilen. Deze PPS legt de lasten bij de publieke dienstverlening en de winsten bij de spin-off. Dat een winstgevend bedrijf als Imuze kunstenaars alleen een kleine onkostenvergoeding uitkeert, is totaal ongepast.

Jo Libeer heeft ook nog het bedrijfje nv Mediumpakt, gespecialiseerd in investeringsadvies, vastgoed en… de organisatie van culturele evenementen. Dankzij dat laatste kan Mediumpakt taxshelterconstructies opzetten. Het bedrijfje maakte in 2011, met een kapitaal van 1 miljoen euro, een winst van 384.301 euro waarop het slechts 4.941 euro belastingen betaalde.

Open VLD ‘geeft mensen vleugels’, zo luidde een verkiezingsslogan in 2014. Dat klopt in zeker opzicht ook, zo blijkt vandaag. Voor wie goesting in cultureel kapitalisme heeft, met de staat als melkkoe en op de kap van de kunstenaars.

Robrecht Vanderbeeken is filosoof en lid van de toekomstgroep van ACOD cultuur. Vorige maand verscheen zijn boek Buy Buy Art. De Vermarkting van kunst en cultuur (EPO).

[1] De Standaard, 10 juli 2015.

[2] De Standaard, 4 oktober 2014.

[3] De Tijd, 4 juni 2015.

[4] Voka Tribune, juni 2015 p. 17.

take down
the paywall
steun ons nu!