(johnpilger.com)
Opinie -

Oorlog door media en de triomf van propaganda

Op 5 december gaf John Pilger op het jaarlijkse Logan Symposium van het Britse Centre for Investigative Journalism in Londen een lezing met als titel 'War by Media and the Triumph of Propaganda'. Pilger pleit voor een Vijfde Macht van onafhankelijke journalistiek, die de mythe van de Vierde Macht, de zogenaamd vrije media, doorprikt.

woensdag 24 december 2014 11:43
Spread the love

Waarom
zijn zovelen binnen de journalistiek bezweken aan propaganda? Waarom
zijn zelfcensuur en vervorming standaardprocedure geworden? Waarom is
de BBC zo vaak een spreekbuis voor roofzuchtige macht? Waarom draaien
de New York Times en de Washington Post hun lezers een rad voor ogen?

Waarom
wordt jonge journalisten niet aangeleerd om media-agenda’s te
doorgronden en de hoogdravende beweringen en de lage doelstellingen
van namaak-objectiviteit uit te dagen? Waarom leren ze niet dat de
essentie van een heel groot deel van wat onder de noemer ‘mainstream
media’ valt geen informatie is, maar macht?

Dit
zijn dringende vragen. De wereld kijkt tegen het vooruitzicht van een
grote oorlog aan, misschien een nucleaire oorlog – waarbij de VS er
duidelijk op uit is om Rusland en uiteindelijk ook China te
provoceren en te isoleren. Deze waarheid wordt ondersteboven en
binnenstebuiten gekeerd door journalisten, ook door diezelfde
journalisten die eveneens de leugens promootten die tot het bloedbad
van Irak in 2003 hebben geleid.

De
tijden waarin we nu leven zijn zo gevaarlijk en worden zo verdraaid
weergegeven in de publieke beeldvorming dat propaganda, zoals Edward
Bernays het stelt, niet langer een “verdoken beleid” is.

Propaganda is gewoon het beleid zelf geworden. Dit domineert alles
rechtstreeks zonder angst voor tegenspraak en haar hoofddoel is om
ons te veroveren: onze perceptie van de wereld en ons vermogen om de
waarheid van de leugen te scheiden.

Het
informatietijdperk is in werkelijkheid een mediatijdperk. De media
creëren oorlog; de media censureren; de media demoniseren; de media
eisen vergelding; de media zorgen voor afleidingsmanoeuvres – een
surrealistisch geheel dat ons aan de lopende band onderwerpende
clichés en valse veronderstellingen aanreikt.

Deze
macht, die een nieuwe ‘realiteit’ creëert, is zich al geruime
tijd aan het opbouwen. Vijfenveertig jaar geleden veroorzaakte een
boek met de titel “De vergroening van Amerika” (The Greening of America) heel wat
opschudding. Op de omslag prijkten volgende woorden: “Er staat een
revolutie aan te komen. Het zal geen revolutie zijn vergelijkbaar met
die in het verleden. Het zal er een zijn die ontstaat bij het
individu.”

Ik
was toen correspondent in de VS en herinner me hoe de auteur, een
jonge Yale-academicus, Charles Reich, in een wip de status van goeroe
kreeg aangemeten. Zijn boodschap hield in dat het vertellen van de
waarheid en politieke actie gefaald hadden en enkel ‘cultuur’ en
introspectie de wereld zouden kunnen veranderen.

Aangedreven
door de kracht van het winstbejag had deze cultus na een paar jaar
van het ‘ik’ zowat alles overweldigd dat enigszins zou kunnen
lijken op een gezamenlijk gevoel voor actie, sociale rechtvaardigheid
of internationalisme. Klasse, geslacht en afkomst werden van elkaar
gescheiden. Het persoonlijke was het politieke en de media was de
boodschap.

In
het kielzog van de Koude Oorlog vervolmaakten de verzinsels van
nieuwe ‘bedreigingen’ de politieke verwarring van al wie 20 jaar
eerder nog heftige tegenstand zou geboden hebben.

In
2003 filmde ik in Washington een interview met Charles Lewis, de
vermaarde Amerikaanse onderzoeksjournalist. We hadden het onder
andere over de invasie van Irak die een paar maanden eerder was
begonnen. Ik vroeg hem:

“Wat als de meest onafhankelijke pers ter
wereld George Bush en Donald Rumsfeld terdege het vuur aan de schenen
had gelegd en hun aansprakelijkheid had onderzocht, in plaats van
alles te herleiden tot wat botte propaganda?”

Hij
antwoordde dat als wij journalisten ons werk naar behoren hadden
uitgevoerd “er een heel goeie kans had bestaan dat we niet ten
oorlog in Irak waren getrokken”.

Dat
is een schokkende uitspraak, die veel bijval kreeg van andere
befaamde journalisten aan wie ik dezelfde vraag heb voorgelegd. Dan
Rather, voormalig CBS-journalist, gaf me hetzelfde antwoord. David
Rose van de Observer en doorwinterde journalisten en producenten bij
de BBC – die liever anoniem wensten te blijven – gaven me
allemaal hetzelfde antwoord.

Anders
gesteld, hadden journalisten hun werk fatsoenlijk uitgevoerd, hadden
ze de propaganda in vraag gesteld en onderzocht in plaats van er de
megafoon voor te zijn, dan waren honderdduizenden mannen, vrouwen en
kinderen vandaag nog in leven geweest; miljoenen hadden hun huizen
niet hoeven te ontvluchten; de sektarische oorlog tussen de
soennieten en de sjiieten was niet in gang gestoken en de beruchte IS
had nu waarschijnlijk niet bestaan.

Zelfs
nu, ondanks het feit dat miljoenen de straten optrokken om te
protesteren, heeft het grootste deel van de Westerse bevolking geen
idee van de enorme omvang van de misdaden gepleegd door onze
regeringen in Irak. Nog minder zijn er zich van bewust dat, 12 jaar
voor de invasie, de Amerikaanse en de Britse regeringen een Holocaust
in gang hebben gezet door het Iraakse volk levensmiddelen te
ontzeggen.

Dit
zijn de woorden van de hoge Britse ambtenaar, verantwoordelijk voor
de sancties tegen Irak in de jaren 1990 – een middeleeuwse
belegering waarbij een half miljoen kinderen jonger dan vijf de dood
werden ingejaagd, volgens Unicef. Deze ambtenaar heet Carne Ross. Op
de dienst Buitenlandse Zaken in Londen staat hij gekend als “Mister
Irak”. Tegenwoordig is hij een klokkenluider over hoe de regeringen
misleiden en hoe journalisten gewillig het bedrog verspreiden. “We
voedden de journalisten met opgesmukte intelligentiefeitjes,”
vertelde hij me, “of we zetten ze buiten spel.”

De
voornaamste klokkenluider tijdens deze verschrikkelijke periode van
stilte was Denis Halliday. Toenmalig assistent secretaris-generaal
van de VN en hoog VN-ambtenaar in Irak diende liever zijn ontslag in
dan een beleid te moeten uitvoeren dat hij als genocidaal omschreef.
Hij schat dat er door de sancties meer dan een miljoen Irakezen
werden vermoord.

Wat
er toen is gebeurd met Halliday is leerzaam. Ofwel werden zijn
uitspraken bijgewerkt en opgesmukt. Ofwel werd hij belasterd. Tijdens
het BBC Newsnight-programma brulde presentator Jeremy Paxman naar
hem: “Ben jij niet gewoon een woordvoerder van Saddam Hussein?”
De Guardian beschreef dit recentelijk als een van Paxmans
“gedenkwaardige momenten”. Vorige week tekende Paxman een
miljoenencontract voor zijn boek.

De
dienstmaagden van de onderdrukking hebben hun werk goed gedaan.
Bekijk de effecten eens. In 2013 resulteerde een ComRes-poll in het
inzicht dat de meerderheid van het Britse volk geloofde dat de
slachtoffertol in Irak minder dan 10.000 bedroeg – slechts een
kleine fractie van de waarheid. Een bloedspoor dat loopt van Irak
naar Londen werd zodoende net niet helemaal schoongeschrobd.

Van
Rupert Murdoch wordt gezegd dat hij de peetvader is van de
mediamaffia en dat niemand het moet wagen om aan de steeds maar
groter wordende macht van zijn kranten te twijfelen – alle 127 van
zijn kranten, met een gezamenlijke oplage van 40 miljoen en van zijn
Fox-netwerk. De invloed van Murdochs heerschappij is echter maar zo
groot als de afspiegeling ervan in de bredere media.

De
meest doeltreffende propaganda zal je niet vinden in de Sun (één
van Murdoch’s kranten) of op Fox News – maar onder een ‘liberaal’
aureool1.
Toen de New York Times kopte dat Saddam Hussein
massavernietigingswapens bezat, dan werd het nepbewijs voor die
bewering voor waar aangenomen, net omdat het geen Fox-nieuws was; het
kwam immers van de New York Times.

Hetzelfde
kan gezegd worden van de Washington Post en de Guardian, die beiden
een cruciale rol hebben gespeeld in het conditioneren van hun lezers,
zodat ze een nieuwe en gevaarlijke koude oorlog zouden aanvaarden.

Alle drie deze ‘liberale’ kranten hebben de gebeurtenissen in
Oekraïne zo verdraaid voorgesteld als zouden het kwaadaardige daden
zijn geweest van Rusland – terwijl de door fascisten geleide coup
in Oekraïne in feite het werk was van de VS, hierbij geholpen door
Duitsland en de NAVO.

Deze
verdraaiing van de werkelijkheid is nu zo algemeen aanvaard als ‘de
waarheid’ dat de militaire omsingeling en intimidatie van Rusland
door Washington nergens ter discussie wordt gesteld. Het heeft zelfs
geen nieuwswaarde, het wordt stilgehouden door middel van een
liederlijke lastercampagne van het soort dat ik niet meer heb
meegemaakt sinds mijn jeugd tijdens de eerste Koude Oorlog.

Nogmaals
is het van, “het rijk van het kwaad komt eraan en zal ons te pakken
krijgen, geleid door een nieuwe Stalin of, pervers genoeg, een nieuwe
Hitler”. Benoem je demon en laat je volledig gaan.

De
onderdrukking van de waarheid over Oekraïne is een van de meest
complete nieuwsblack-outs die ik ooit heb meegemaakt.

De grootste
Westerse militaire opbouw in de Kaukasus en Oost-Europa sinds de
Tweede Wereldoorlog wordt compleet uit het nieuws gehouden. De
geheime steun van Washington aan Kiev en haar neonazistische brigades
verantwoordelijk voor oorlogsmisdaden tegen de bevolking van
Oost-Oekraïne wordt verzwegen. Elementen die de propaganda
tegenspreken dat Rusland verantwoordelijk zou zijn voor het neerhalen
van het Maleisische passagiersvliegtuig worden niet vrijgegeven.

Opnieuw
zijn het de zogenaamd ‘liberale’ media die censureren. Zonder zich te
kunnen baseren op feiten of op bewijzen, presteerde één journalist
het zelfs om een pro-Russische leider in Oekraïne te identificeren
als de man die het vliegtuig neerschoot. Deze man, zo schreef hij,
was gekend als ‘De Demon’. Hij was een enge man die de journalist
angst aanjoeg. Dàt was zijn bewijs.

Talrijke
journalisten, veilig genesteld in de Westerse media, hebben hard hun
best gedaan om de etnische, Russische bevolking van Oekraïne af te
schilderen als buitenstaanders in hun eigen land, in plaats van
Oekraïners die op zoek zijn naar een federatie binnen Oekraïne zelf
en als Oekraïense burgers die zich verzetten tegen een door vreemde
mogendheden georkestreerde coup tegen hun democratisch verkozen
regering.

De
mening van de Russische president is van geen enkel belang; hij is
slechts een pantomime schurk die ongestraft misbruikt kan worden. Een
Amerikaanse generaal aan het hoofd van de NAVO, die rechtstreeks uit
Dr. Strangelove2
lijkt te komen – ene generaal Breedlove – maakt herhaaldelijk
gewag van Russische invasies in Oekraïne zonder daarvoor enig spoor
van bewijs op tafel te leggen. Zijn verpersoonlijking van Stanley
Kubricks Jack D. Ripper zit er knal op.

Veertigduizend
Ruski’s troepten samen aan de grens, volgens Breedlove. Dat
volstond als bewijs voor de New York Times, de Washington Post en de
Observer – deze laatste krant onderscheidde zich onlangs nog door
leugens en verzinsels de wereld in te sturen die Blairs invasie van
Irak moesten goedpraten, zoals haar voormalige journalist David Rose
openbaarde.

Het
voelt bijna aan als de vreugde die voortkomt uit een klasreünie. De
trommelaars van de Washington Post zijn dezelfde redactionele
schrijvers die beweerden ‘harde bewijzen’ te hebben voor het
bestaan van Saddams massavernietigingswapens.

“Moest
je je afvragen,” schreef Robert Parry, “hoe de wereld een Derde
Wereldoorlog in kan struikelen – min of meer op dezelfde manier als
een eeuw geleden bij de Eerste Wereldoorlog – het enige wat je moet
doen, is kijken naar de waanzin die zich over zowat de gehele
Amerikaanse politieke en mediawereld heeft ontwikkeld wat betreft
Oekraïne, waarbij het verhaaltje van de witte hoeden tegenover de
zwarte hoeden al snel vaste grond vond3,
een verhaal dat zich in het geheel niet bezighield met feiten of
redelijkheid.”

Robert
Parry, de journalist die Iran-Contra blootlegde, is een van de
weinigen die de centrale rol heeft onderzocht van de media in dit
“kippenhokspelletje”, zoals de Russische minister van
buitenlandse zaken het genoemd heeft. Maar is dit een spelletje?
Terwijl ik dit schrijf, stemt het VS-congres voor Motie 758, dat in
een notendop stelt: “Laten we ons voorbereiden op een oorlog met
Rusland.”

In
de 19e eeuw beschreef de auteur Alexander Herzen het seculiere
liberalisme als “de laatste religie, hoewel haar kerk niet van die
andere wereld is, maar van deze.” Vandaag blijkt dit goddelijk
recht veel gewelddadiger te zijn dan eender welk geweld waar de
moslimwereld mee afkomt, hoewel haar grootste triomf misschien wel de
illusie is van vrije en open informatie.

In
dit liberale nieuws blijken hele landen gewoon te verdwijnen.
Saoedi-Arabië, de voornaamste bron van extremisme en door het Westen
gesteunde terreur, is geen verhaal, behalve als het over de prijs van
olie gaat. Jemen onderging twaalf jaar lang Amerikaanse
drone-aanvallen. Wie weet dat? Wie maalt erom?

De
Universiteit van West-Engeland publiceerde in 2009 de resultaten van
een tien jaar durende studie over de berichtgeving van de BBC over
Venezuela. Van de 304 nieuwsuitzendingen haalden enkel drie iets aan
over het positieve beleid geïntroduceerd door de regering van Hugo
Chavez. Het grootste alfabetiseringsprogramma ooit in de menselijke
geschiedenis kreeg amper een vermelding.

In
Europa en in de VS weten miljoenen lezers en kijkers weinig of niets
over de opmerkelijke, bezielende kansen die gecreëerd worden in
Latijns-Amerika, velen daarvan geïnspireerd door Hugo Chavez. Net
zoals bij de BBC waren de berichten van de New York Times, de
Washington Post, de Guardian en de rest van de achtenswaardige
Westerse media notoir van kwader trouw. Er werd zelfs met Chavez
gelachen op zijn doodsbed. Hoe legt men dit uit in de scholen waar
journalistiek wordt onderwezen, vraag ik me dan af?

Waarom
wordt er aan miljoenen mensen in Groot-Brittannië wijsgemaakt dat
een collectieve straf ‘soberheid’ (austerity = soberheid of
gestrengheid, hiermee wordt het beleid van drastische
overheidsbesparingen bedoeld)’ genaamd, noodzakelijk is?

In
het naspoor van de economische crash in 2008 kwam een verrot systeem
bloot te liggen. Voor een fractie van een seconde werden de banken in
een line-up van oplichters gezet op beschuldiging van verraad van de
bevolking.

Maar
na enkele maanden – afgezien van een paar stenen die gegooid werden
wegens overdreven “bedrijfsbonussen” – veranderde dat discours
volledig. De ‘wordt gezocht’ foto’s van schuldige bankiers verdwenen
uit de roddelkranten en iets dat ‘soberheid’ bleek te heten, werd
de last die op de schouders van miljoenen gewone mensen werd gelegd.
Heeft er ooit een goocheltruc bestaan, brutaler dan deze?

Tegenwoordig
worden heel wat grondslagen van het beschaafde leven in
Groot-Brittannië ontmanteld zodat een frauduleuze schuld afbetaald
kan worden – de schuld van oplichters. De ‘soberheidsbesparingen’
worden geraamd op 83 miljard Britse pond (105,7 miljard euro). Dat
komt bijna exact overeen met het bedrag aan belastingen dat diezelfde
banken en bedrijven zoals Amazon en Murdoch’s News UK fiscaal
hebben kunnen ontduiken. Daarbij komt ook nog dat deze
oplichtersbanken een jaarlijkse subsidie van 100 miljard pond (127
miljard euro) krijgen in de vorm van gratis verzekeringen en
garanties – een bedrag dat de volledige NHS (National Health
Service, de Britse openbare gezondheidszorg) zou kunnen financieren.

Deze
economische crisis is pure propaganda. Extreme politieke keuzes
bepalen nu het beleid in Groot-Brittannië, de VS en het grootste
deel van Europa, Canada en Australië. Wie staat er op voor de
meerderheid? Wie vertelt hun verhaal? Wie laat de waarheid aan bod
komen? Is dat niet de taak van journalisten?

In
1977 bracht Carl Bernstein – beroemd van Watergate – uit dat meer
dan 400 journalisten en nieuwsbazen voor de CIA werkten. Daar zaten
journalisten bij van de New York Times, Time en de grote tv-stations.
In 1991 bracht Richard Norton Taylor een zelfde fenomeen aan het
licht in Groot-Brittannië.

Vandaag
is dat allemaal niet meer nodig. Ik betwijfel dat er ook maar iemand
bij de Washington Post en andere media wordt betaald om Edward
Snowden te beschuldigen van medewerking aan terrorisme. Ik betwijfel
dat iemand de journalisten betaalt die Julian Assange voortdurend
besmeuren – hoewel er meer dan voldoende andere beloningen mogelijk
zijn.

Voor
mij is het duidelijk waarom Assange zoveel giftige commentaren,
afgunst en jaloezie over zich heen krijgt. WikiLeaks haalde de façade
neer van een corrupte politieke elite die de hemel word ingeprezen
door journalisten. Toen hij een tijdperk inluidde van buitengewone
revelaties, maakte Assange machitge vijanden, omdat hij de
deurwachters van de media in het spotlicht zette en zo in
verlegenheid bracht, niet in het minst bij de krant die zich zijn
grootste scoop had toegeëigend (The Guardian). Hij werd niet alleen
een doelwit maar een kip met gouden eieren om naar believen te
pluimen.

Winstgevende
publicatiecontracten voor boeken en films werden getekend en
media-carrières gelanceerd of herstart op de rug van WikiLeaks en
zijn oprichter. Daar hebben heel wat mensen veel geld aan verdiend,
terwijl WikiLeaks moest vechten om te overleven.

Daar
werd niets over gezegd in Stockholm op 1 december 2014 toen Alan
Rusbridger, hoofdredacteur van de Guardian, samen met Edward Snowden
de Right Livelihood Award ontving, ook bekend als de alternatieve
Nobelprijs. Vooral schokkend aan die gebeurtenis was hoe Assange en
WikiLeaks gewoon werden weggeveegd tijdens deze viering. Ze bestonden
niet. Ze waren ‘niet-mensen’ (‘unpeople’). Niemand nam het woord voor
de pionier van het klokkenluiden op het internet, die de Guardian één
van de grootste scoops in de geschiedenis bezorgde. Het was bovendien
Assange en zijn team van WikiLeaks die Edward Snowden op een
briljante manier redde in Hong Kong en hem in veiligheid bracht.
Daarover geen woord.

Wat
deze censuur door verzwijging zo ironisch, bijtend en walgelijk
maakte, was dat deze ceremonie in het Zweedse parlement doorging –
hetzelfde parlement dat door zijn bangelijk stilzwijgen meegewerkt
heeft aan een grotesk onrecht in Stockholm. “Als de waarheid wordt
vervangen door stilzwijgen”, zei Sojet-dissident Yevtushenko, “dan
is dat stilzwijgen een leugen”.

Het
is net dat soort stilzwijgen dat wij journalisten moeten doorbreken.
Wij moeten onszelf in de spiegel aankijken. Wij moeten onverantwoorde
media ter verantwoording roepen, wanneer die zich ten dienste stellen
van de macht en van een psychose die de dreiging van en wereldoorlog
inhoudt.

In
de 18de eeuw omschreef Edmund Burke de rol van de pers als een Vierde
Macht die de machtigen onder controle hield. Was dat ooit echt waar?
Het gaat vandaag in ieder geval niet meer op?

Wat wij nodig hebben is
een Vijfde Macht: journalistiek die de media monitort, ontrafelt en
zijn propaganda tegenspreekt, die de jongeren leert om woordvoerders
van mensen te zijn, niet van macht. Wij hebben nood aan dat wat de
Russen ‘perestrojka’ noemen – een opstand van onderdrukte kennis.
Ik noem dat gewoon ‘echte journalistiek’.

100
jaar geleden begon de Eerste Wereldoorlog. Journalisten werden toen
beloond en geridderd voor hun stilzwijgen en hun samenwerking met de
machthebbers. Op het hoogtepunt van de slachtpartijen (aan het front)
vertrouwde Brits eerste minister David Lloyd George toen aan C.P.
Scott, de hoofdredacteur van de Manchester Guardian: “Als de mensen
echt (de waarheid) zouden weten, dan zou de oorlog morgen al stoppen,
maar dat weten ze natuurlijk niet en mogen ze ook niet weten.”

Het
wordt tijd dat ze het wel weten.

John Pilger

© 2014 John Pilger 

Video-opname van de toespraak van John Pilger:

De lezing War by Media and the Triumph of Propaganda van John Pilger tijdens The Logan Symposium werd vertaald door Sarah Wagemans en Lode Vanoost. Dit symposium is een organisatie van het Centre for Investigative Journalism. Overname van deze vertaling kan enkel voor niet-commerciële doeleinden met weblink naar de oorspronkelijke tekst en naar DeWereldMorgen.be.

1 John
Pilger gebruikt ‘liberaal’ hier ironisch in zijn Angelsaksische
betekenis: modern, vooruitstrevend, progressief …

2 Dr
Strangelove, film van Stanley Kubrick uit 1964, een zwarte komedie
waarin krankzinnig geworden generaal Jack D. Ripper besluit Rusland
te bombarderen met kernwapens.

3 In
de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog waren de ‘witte hoeden’ de
goeden, de ‘zwarte hoeden’ waren de vijand.

take down
the paywall
steun ons nu!