Jelle Versieren

Zijn Stijn Baert en Geert Noels stemmen van ‘de common sense’?

De verrechtsing toeschrijven aan zoiets als ‘de volksaard van de Vlaming’? Het is een simplistische verklaring. De oorzaak is veeleer te zoeken in de dagdagelijkse hersenspoeling en wie daar belang bij heeft. Sommige media masseren ons voortdurend met rechtse prietpraat. En die retoriek krijgt vrij spel, want de bezittende klasse heeft er baat bij. Ideeën die tegen hun economische belangen ingaan, komen veel moeilijker aan bod.

maandag 27 juni 2022 21:14
Spread the love

 

Sommige nieuwsredacties spelen dat spel mee door allerhande academici aan het woord te laten met radicale standpunten. Zo zijn ze ingedekt om met diezelfde, dikwijls sensationele standpunten hun editorialen te vullen. Vorige week bijvoorbeeld, mocht ‘arbeidsmarktexpert’ Stijn Baert onze geesten verlichten met de volgende boutade: ‘Het akkoord werd doorgeschoven naar de sociale partners. Daarmee was al duidelijk dat we er niet van moesten verwachten.’ Hij had het over de besluitvorming van de vorige Federale regering.

Wat hij eigenlijk zegt: stel geen hoop meer in ons democratisch overleg, zoals dat via het sociale pact sinds de Tweede Wereldoorlog is vormgegeven. Ons beleid zouden we niet meer mogen laten afhangen van een dialoog tussen de vertegenwoordigers van de werknemers en de werkgevers. Wat is dan het alternatief, het primaat van de politiek? De regering moet er gewoon met een autoritaire hiel een afbraakbeleid door stampen?

In zijn bijdrage in het boek Debatfiches van de Vlaamse elite (EPO) bespreekt historicus Jelle Versieren hoe media-economen als Geert Noels en Stijn Baert als wegbereiders van het neoliberale beleid te werk gaan. Hierbij een voorpublicatie.

Zijn Stijn Baert en Geert Noels: stemmen van ‘de common sense’?

De Britse auteur Tariq Ali muntte in 2015 de term ‘het extreme midden’ om een welbepaalde ideologische constellatie in ons post-2008 neoliberalisme te kunnen duiden. Het neoliberalisme –een systeem waarbij de staatsapparaten steeds meer maatschappelijke velden dwingen om zichzelf te vermarkten (gaande van openbaar vervoer tot sociale voorzieningen) – presenteerde zichzelf tot 2008 als een superieur economisch model ten opzichte van de voorgaande keynesiaanse periode. Andere alternatieven worden afgedaan als gevaarlijke experimenten voor ‘de economie’.

Het neoliberalisme is dus extreem in die zin dat het geen ideologische tegenspraak duldt. Wetenschappelijke kritiek over haar zwakke punten krijgt weinig of geen ruimte in het brede publieke debat met als gevolg een absolute convergentie qua acceptatie van haar uitgangspunten bij zowel politici als opiniemakers. Het neoliberalisme werd zo de equivalent van de ‘common sense’, haar principes hebben zich diep ingegraven in het politieke onderbewuste van zij die instaan voor het bestuur van ons land.

‘Common sense’

Deze common sense was ook aantrekkelijk omwille van politieke marketingredenen, vermits het neoliberalisme zichzelf associeert met de voortdurende dynamische hervorming van de samenleving. Dit innovatief imago brak in duizend stukjes met de financiële crash van 2008. De bewering dat financiële markten zichzelf konden reguleren, bleek een sprookje toen de banken moesten gered worden door een gigantische staatstussenkomst. Na een decennium van besparingsgolven die daarop volgde, blijkt het fiscale ‘snoeien om te bloeien’ niet te kloppen. Hier en daar zorgde het crisisbeleid voor regelrechte bloedbaden, zoals in Griekenland.

De economie bevindt zich sindsdien in een permanente staat van diepe crisis. Maar het extreme midden staat daarentegen nog steeds overeind. Ditmaal onder de noemer van ‘zakelijk crisisbeheer’; de crisis kan uitsluitend bestuurd worden met de managementwijsheid dat de bevolking moet beseffen dat ‘de economie’ moet gered worden ten nadele van andere prioriteiten; ‘de tering naar de nering zetten’.

Deze post-2008 boodschap wordt uitgedragen in duidingsprogramma’s en opiniepagina’s. Redacties veronderstellen blijkbaar dat je expertise kan selecteren op basis van deze common sense. Vermits de bijbehorende boodschap zeer eendimensionaal en simplistisch is, is dergelijke expertise dan ook erg compatibel met het huidige medialandschap: korte soundbytes en oneliners. ‘Snoeien om te bloeien’, ‘de tering naar de nering zetten’, ‘de goede huisvader’, ‘trakteren zonder de rekening te betalen’, etc.

We worden voortdurend bestookt met dergelijke holle beeldtaal. Critici van het neoliberaal crisisbeleid hebben daarentegen meer tijd nodig om de complexiteit van de zaak uit de doeken te kunnen doen. Bovendien moeten zij eerst nieuwe concepten introduceren om de ‘common sense’ in vraag te stellen, wat minder te verpakken valt binnen een hapklare format. Dit is dan ook de reden waarom we steeds opnieuw dezelfde stemmen en gezichten zien, horen en lezen: ze bestaan in volledige symbiose met de gewenste format.

Stijn Baert

Het eerste voorbeeld is Stijn Baert. Hij is academisch geschoold en heeft zich gespecialiseerd in de louter kwantitatieve studies van de Belgische arbeidsmarkt; ‘Hoeveel procent van de migranten worden nog gediscrimineerd?’, ‘Hoeveel mensen zijn momenteel inactief door ziekte of andere omstandigheden?’ De cijfermatige aanpak van dit gespecialiseerd onderwerp is op zich weinig opzienbarend. Het is een wetenschappelijke benadering die ook in tal van andere domeinen en universiteiten van toepassing is. Sociologen en politicologen sturen ook geregeld enquêtes naar mensen om statistische informatie te verzamelen. Problematisch echter is het feit dat Stijn Baert nauwelijks aan macro-economische onderbouwing doet. Macro-economische analyse en het verzamelen van data over

een welbepaald en afgebakend fenomeen zijn wetenschappelijk twee totaal verschillende zaken. Macro-economische modellen willen een compleet inzicht creëren over hoe een economie functioneert. Vele macro-factoren beïnvloeden elkaar, gaande van het loonniveau tot de interestvoet. Deze dynamische interacties kennen dus ook een hoog conceptueel gehalte, macro-economen moeten voortdurend de eigen modellen en concepten aanpassen aan nieuwe inzichten. Conceptuele interpretatie speelt hier dus een hoofdrol, in tegenstelling tot zuiver kwantitatieve statistiek.

Maar Baert doet vrijwel niet aan conceptuele interpretatie, voor zijn eigen onderzoek reproduceert hij eenvoudigweg de principes van de meest orthodoxe neoklassieke macro-economen. Die liggen echter al decennia onder zware kritiek omdat hun modellen logisch inconsistent zijn, onrealistisch ook, omdat ze crisismomenten verklaren door uitsluitend te wijzen naar een ‘inflexibele arbeidsmarkt’ en tenslotte omdat ze het bestaan van structuren en collectieve processen niet erkennen. Ondanks zijn macro-economische blinde vlek, wordt Stijn Baert toch met de regelmaat van de klok uitgenodigd in actualiteitenprogramma’s om macro-economische problemen te becommentariëren.

Macro-economische laaggeletterdheid

Helaas zal Baert nooit macro-economische concepten en termen aanhalen om zijn uitspraken te verklaren – dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Paul De Grauwe. Zijn macro-economische laaggeletterdheid zeg maar, heeft kwalijke gevolgen. Tevens beweert hij dat ‘alle economen het er over eens zijn dat het verhogen van minimumlonen zal zorgen voor negatieve groei en meer werkloosheid’. Maar ‘alle economen’ blijkt te verwijzen naar de auteurs van één enkele studie, en die wordt tegengesproken door tal van andere studies. Macro-economen zullen ontkennen dat je zo’n simplistisch causaal verband tussen negatieve groei en minimumloon op wetenschappelijke gronden kan hard maken omdat tal van factoren (zoals monetair beleid, productiecapaciteit van de regio, investeringsvoeten in diverse sectoren, etc.) waarover te weinig gegevens voorhanden zijn, een invloed hebben op economische groei.

Kortom, het is een zeer complex debat met veel variabelen waardoor er geen rechtstreekse en vastliggende causaliteit bestaat tussen minimumlonen en groeicijfers. Dit wordt ook bevestigd door economische historici die vooral kijken naar economische golfbewegingen over verschillende decennia heen. De uitspraken van Baert zijn dus een voorbeeld van vooringenomen uitspraken die, overgoten met een dun wetenschappelijk sausje, het ‘extreme midden’ moeten voorzien van wetenschappelijke zekerheid.

Baert beweert bijvoorbeeld ook dat je het huidige shareholder-model van multinationals niet meer fiscaal mag sturen, omdat het een negatieve invloed zou uitoefenen op de economische groei. Hier gaat hij nochtans in tegen de quasi algemene consensus binnen de politieke economie, namelijk dat het shareholder-model zorgt voor een lagere investeringsvoet (en dus lagere groei) vergeleken met een model waarbij eigendom en management wel overlappen. Bij het shareholder-model staan de eisen van de grootste aandeelhouders bovenaan de bestuursagenda, waarbij kortetermijnopbrengsten via dividenden belangrijker zijn dan langetermijnvisies met een focus op het organiseren van het productieproces. Bij het klassieke bedrijfsmodel, waarbij de firma doet aan klassieke bankleningen en het uitgeven van obligaties, is de situatie net omgekeerd: hier staat een langetermijnplanning centraal, de winst wordt gereserveerd voor investeringen.

Geert Noels

De ideologische voorkeur van Stijn Baert voor het shareholder-model deelt hij met een andere media-econoom die vaak mag aanschuiven aan de tafels van actualiteitenprogramma’s: Geert Noels. Noels is een vermogensbeheerder: een mediator tussen portfolio beleggers en de uitgiftes van aandelen op de kapitaalmarkten. Het is dus in zijn voordeel dat het shareholder-model wordt gevrijwaard van fiscale sturing of ingrijpende hervormingen.

Hij verwart hierbij ook het fundamentele verschil tussen het productieproces gedragen door het winstprincipe, en het renteniersprincipe van zijn eigen cliënteel. Veel politieke economen hebben niettemin gewezen op het feit dat het renteniersprincipe net een loden last kan vormen voor bedrijven willen ze nog innovatief zijn op lange termijn, vermits de winsten dan worden afgeroomd door dividenduitkeringen. Noels behoort dus tot die groep extremistische opiniemakers waarvan het problematisch is dat nieuwsredacties hen voortdurend uitnodigen als veronderstelde, objectieve experten in de economie.

 

Jelle Versieren is historicus verbonden aan de Universiteit van Antwerpen, bestuurslid van het Masereelfonds en gastredacteur van History of Intellectual Culture.

 

Robrecht Vanderbeeken, Karim Zahidi (red.). Debatfiches van de Vlaamse elite. EPO, Antwerpen, 2022, 304 pp. ISBN. Met bijdragen van o.a Tom Lanoye, Rachida Lamrabet, Jean-Paul Van Bendegem, Marlies De Munck, Ico Maly, Evelien Jonckheere, Olivier Pintelon, Guy Vanthemsche, Rudi Laermans, Deniz Agbaba, Thomas Decreus, Saïda Isbai, Jelle Versieren, Christophe Callewaert, Sacha Dierckx, Pascal Gielen en Jan Blommaert.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!