Van een groene beweging naar een politieke partij. Dat is de geschiedenis van Groen, dat in de jaren 1970 onder het acroniem Agalev (Anders Gaan Leven) het levenslicht zag als beweging die buurtinitiatieven en bewustwordingscampagnes organiseerde.
Van idealisten die pionierden in compacte ecologische woningen en windmolens in de tuin, naar een partij die ging meedraaien in parlement, regering, gemeenteraad en college. Tot de partij op 9 juni 2024 in de Kamer en in het Vlaams parlement 7 zetels verloor en op 13 oktober in steden en gemeenten nog eens ruim 200 minder verkozenen haalde.
Voor de Vlaamse creatieve ondernemer Sven Bullaert was het aanleiding om in een opiniestuk Groen aan te raden terug te keren naar de kern van de groene beweging.
Frustratie en polarisatie
Groen ging zich steeds meer richten op regelgeving om duurzame verandering te stimuleren. Maar, zo stelt Bullaert, dat werkte vaak averechts. Kleine ondernemers moesten afrekenen met administratieve lasten, grote bedrijven konden uitzonderingsregels afdwingen.
Het besef groeide dat het groene beleid niets deed aan het door Agalev in vraag gestelde consumptiemodel. Het elektrificeren van mobiliteit kwam vooral grote bedrijven en vermogende burgers ten goede.
Zo’n aanpak voedt frustratie en polarisatie, waar Groen de politieke prijs voor betaalt, aldus nog Bullaert. De nieuwe partijleiding is blijkbaar blind voor de ontgoocheling van het electoraat over een partij die hen betuttelt en verdeelt.
Bullaert stelt daarom de opheffing van de partij voor en een terugkeer naar een inspirerende groene buurtbeweging.
De nieuwe partijleiding is blijkbaar blind voor de ontgoocheling van het electoraat over een partij die hen betuttelt en verdeelt.
Is Groen op sterven na dood? Is een terugkeer naar het Agalev-verleden aangewezen? Voor sommige partijleden is de partij “aangebrand”: Groen staat voor een existentiële crisis, men ziet ons als elitair en weinig empathisch.
In een long-read analyse stelt ex-Agalev kamerlid, thans DeWereldMorgen redacteur Lode Vanoost, dat Groen als oppositiepartij in het Vlaamse parlement de voorbije vijf jaar bijna onzichtbaar is geweest onder de druk van de bijna exclusieve aandacht van de media en van de partij voor de federale regeringsdeelname.
Maar federaal kwamen de kernthema’s openbaar vervoer en energie onvoldoende uit de verf. Vanoost verwijt de groene federale ministers dat zij uiteindelijk kernenergie verdedigen. Wat mij betreft mist dit deel van zijn analyse de nodige context. Tinne Van der Straeten kon moeilijk anders.
Energieprijzen
Als regeringspartij moet men mee knopen doorhakken. Het regeerakkoord is de basis voor het coalitiebeleid, maar er zijn altijd onverwachte ontwikkelingen. Onderlinge samenhang en wederzijds vertrouwen is dan essentieel.
Zonder handige communicatie met de achterban kan een ommezwaai slecht vallen. In casu zette de sterke stijging van de energieprijzen als gevolg van de vervanging van goedkoop Russisch aardgas door duur en milieuonvriendelijk Amerikaans schaliegas een vinnige campagne van de coalitiepartners in gang voor de verlenging van de kerncentrales Doel 4 en Tihange 3.
Groen moest wel verzaken aan de uitfasering van kernenergie. Tinne Van der Straeten moest die verlenging realiseren en werd dus per definitie doelwit van kritiek.
Groen moest wel verzaken aan de uitfasering van kernenergie
Vanoost heeft kritiek op het standpunt van Groen over kleine Small Modular Reactoren (SMR). Die kritiek is niet terecht. Al wat Groen te berde brengt is: Groen is voor een kernuitstap. De partij is op zich niet tegen kerncentrales, mits kleinschalig, veilig en zonder gevaarlijk kernafval.
Zulke centrales bestaan vandaag nog niet. Groen sluit niet uit dat de wetenschap ooit een methode vindt om veilige kernenergie te produceren die CO2-vrij is en geen kernafval achterlaat. Daarom investeert Tinne van der Straeten met de huidige regering in onderzoek naar SMR’s: een nieuwe generatie van kleinere reactoren.
Maar die zijn naar verwachting pas ten vroegste tegen 2045 beschikbaar in België. Tegen die tijd draaien we al bijna volledig op hernieuwbare energie.
Een Nederlandse analyse leert dat kernenergie niet nodig, niet slim en niet te betalen is. Ingenieursbureau Witteveen+Bos berekende de goedkoopste mix van elektriciteitsopwekking, -opslag en -kabels in Noordwest-Europa. Het resultaat: een systeem zonder Nederlandse kernenergie voor Noordwest-Europa is vrijwel even duur (€106 miljard per jaar) als een energiesysteem met kernenergie (€105 miljard per jaar).
Laat men de productie van energie geheel over aan de vrije markt, dan kan kernenergie, met de huidige bouw- en financieringskosten, eenvoudig niet concurreren met gas of kolen, laat staan met zonne- of windenergie. Als men deze gegevens mag toepassen op ons land, dan doen wij met de verlenging van de twee kerncentrales geen goede zaak.
Wijze raad
Vanoost heeft nog meer kritiek op Groen, maar ook wijze raad. Petra De Sutter mag voor hem bij het publiek dan als enige Groen-mandataris zijn overgekomen als charismatisch en eerlijk, zij slaagde er niet in de regering tot een consequente humane positionering tegenover de genocide in Gaza te brengen.
Zij zou als minister al evenmin veel weerwerk hebben kunnen bieden tegen de privatiseringswoede en afbraak van de overheidsdiensten van haar collega-ministers. Met een verwijzing naar het “verraad van de coalitiegenoten”, vergoelijkt Vanoost de “nefaste evolutie” voor Groen.
En daar volg ik hem maar deels. Politiek is een harde stiel. Wie serieus wil worden genomen, moet stevig onderhandelen, en uit een regering stappen op essentiële thema’s. Dat schept duidelijkheid bij de kiezer.
Groen moet maximaal investeren in zijn werking in steden en gemeentes, de top-down aansturing moet worden losgelaten, de top moet het hebben van de basis.
Maar een serie andere opmerkingen van Vanoost zijn raak: (1) Groen moest niet veel hebben van arbeidersbewegingen en vakbonden, (2) jongeren vonden in Groen geen steun meer voor acties, (3) Groen moet nooit meer deelnemen aan een regering als kleinste partij, en (4) de groenen moeten terug naar hun roots, met oog voor de veranderde tijden.
Hoewel hij zelf geen “geniale oplossing” ziet, doet hij wel een meesterlijke voorzet: Groen moet maximaal investeren in de werking in steden en gemeentes, de top-down aansturing moet worden losgelaten, de top moet het hebben van de basis. Eén opmerking verdient bijzondere aandacht: “er is gewoon te veel dat groen en rood bindt, veel meer dan wat hen scheidt”.
Sociaal-ecologisch programma
Om het pleidooi van Vanoost samen te vatten: (1) ontwikkel een coherent sociaal-ecologisch programma, (2) stuur aan op progressieve frontvorming op lokaal niveau, en (3) wapen je tegen het rechtse verzet tegen de vorming van een links front.
Zelf zou ik daar – vanuit mijn eigen ervaring met Groen in de gemeentepolitiek – de volgende punten aan willen toevoegen: (4) zoek continu naar talent/expertise binnen en buiten de partij, investeer in mandatarissen en militanten, (5) herdefinieer uw doelgroepen en stem uw communicatie daar op af, (6) beperkt uw thema’s tot een klein aantal grote issues en stel een woordvoerder aan, en (7) dwing respect af van uw coalitiegenoten door concessies te doen op bijzaken, maar zet uw hakken in het zand over hoofdzaken.1
Ook Groen-Beringen haalde de kiesdrempel niet. De partij plande aanvankelijk om in kartel met Vooruit naar de kiezer te trekken, maar naarmate men dichter bij de verkiezingen kwam, stuitte men op een aantal inhoudelijke verschillen.
Op 13 oktober wist Groen in Limburg in slechts 5 van de 44 gemeenten2 de kiesdrempel te halen met een eigen lijst3. In mijn woonplaats Beringen heeft Groen de afgelopen zes jaar een degelijke oppositie gevoerd.
De talentvolle lijsttrekker Kobe Snyers4 was met 124 initiatieven veruit het meest actieve gemeenteraadslid. Groen gebruikte 155 keer het initiatiefrecht. Maar ook Groen-Beringen haalde de kiesdrempel niet.
De partij plande aanvankelijk om in kartel met Vooruit naar de kiezer te trekken, maar naarmate men dichter bij de verkiezingen kwam, stuitte men op een aantal inhoudelijke verschillen. Ik sluit mijn pleidooi dus af men een laatste punt: er is gewoon te veel dat Groen en Vooruit bindt en per saldo maar weinig wat hen scheidt, probeer het de komende jaren dus opnieuw!5
Groen-Beringen meldt dat Kobe Snyers zijn werk in de gemeenteraad zes jaar moet onderbreken. Dat betekent dat zo’n topper gelukkig niet teloor gaat voor Groen, en wie weet voor een nieuwe authentiek linkse partij, die ik GroenLinks zou noemen, en – misschien een tikje ondeugend – in de toekomst: Partij van de Burgemeester, mocht het lukken de als zeer sociaal gepercipieerde N-VA schepen Jessie De Weyer voor de nieuwe partij te interesseren.
Met Lode Vanoost zou ik hier een uitspraak van Nelson Mandela willen citeren: “Het lijkt altijd onmogelijk, tot het gedaan wordt”.
Terugblik op een bewogen verkiezingsjaar. Foto: Groen Beringen, 28 december 2024 (Het vierde reclamebord van rechts is dat van N-VA-schepen Jessie De Weyer).
Dit is een overname van de blog Geopolitiek in context van Paul Lookman
Notes:
2 Pelt 7,1%, Hasselt 10,4%, Alken 13,2%, Bilzen 6,2% en Diepenbeek 9,4%.
3 In Lanaken en Oudsbergen kwam Groen op als combinatielijst Vooruit-Groen, met 10,9% en 6,4%.
4“Je was een fantastisch goed raadslid. Een luis in de pels voor de meerderheid. Zeer inhoudelijk en steeds correct. Een voorbeeld voor elk toekomstig raadslid”, zo schuwde ook voorzitter Wouter Vandermeeren van N-VA de superlatieven niet. Bron: ‘Eresaluut voor Kobe Snyers’
5Het is bekend dat Beringen enkele honderden aanhangers van de authentiek linkse partij PVDA kent. De partij kwam met Rudi Vanheeswijck als lijsttrekker op voor de verkiezingen van 13 oktober, maar haalde de kiesdrempel al evenmin. Ik zou proberen de PVDA-kiezers mee in bad te trekken. Het vroegere Groen-raadslid Irfan Öztas (thans Vooruit) had zijn roots in de PVDA.