De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Wilde dieren, Afrika en corona

Wilde dieren, Afrika en corona

maandag 23 november 2020 13:35
Spread the love

In West-Europa kan iedereen al geruime tijd in de media de berichten volgen over de conflicten tussen landbouw en natuurbeheer, covid-19 en het eten van wilde dieren, over zoönose en de economische gevolgen van de pandemie voor het toerisme. In een lang artikel op de mooie website Africa is a country heeft de Keniaanse carnivore ecologist Mordecai Ogada het over de relaties tussen milieubescherming, toerisme en overleven in het Kenia van vandaag.  Zijn stuk, dat begint met een kijk op de westerse hypocrisie in de kritiek op hoe men in China omgaat met levend eten, komt na een tijd terecht bij de situatie in zijn land. Ik neem het hieronder in grote lijnen over; iedereen hier is inmiddels immers vertrouwd met natuurfilms, David Attenborough (laatst nog een idolaat stuk in De groene Amsterdammer), beelden van safari’s en wildreservaten, en de soms bitse discussies in deze streken tussen natuurbeschermers, boeren en klimaatactivisten.

Ogada begint met de vaststelling dat Kenia de laatste honderd jaar een typevoorbeeld was van al wat in Afrika goed en fout ging in de relatie tussen natuurbeheer en toerisme. (Nog steeds duiken er recente foto’s op van types die trots poseren op een olifant of een leeuw die zij voor de sport hebben doodgeschoten, maar wist je dat in 1909 een safari met VS-president Theodore Roosevelt erin slaagde meer dan 11.000 dieren om te leggen, waaronder verschillende exemplaren van the big game: olifant, leeuw, buffel, neushoorn en luipaard?) Nou goed, vanwege reisverboden en lockdowns is het toerisme in dat land vrijwel ingeklapt. De obsessie met buitenlandse toeristen (die er nu niet meer zijn) maakt dat de bestaande voorzieningen zich ineens moeten richten op mogelijke binnenlandse en lokale klanten – een publiek dat zij vroeger amper zagen staan.

Maar het is vooral in de natuurreservaten dat de ware tragedie zich afspeelt. Daar immers hebben ngo’s voor natuurbescherming lange tijd alles uit de kast gehaald om weigerachtige gemeenschappen van herders en veehouders ertoe te brengen hun landschap te delen met wilde dieren. Daarvoor moesten zij dan wel hun bestaansmiddelen en hun identiteit (die gebaseerd was op de veehouderij) opgeven  of tenminste zwaar in vraag stellen. De redenering van de natuurbeschermers was dat het landschap niet aan de mensen toebehoort, maar aan de dierenwereld, en dat die bovendien geen intrinsieke culturele waarde bezit. Toeristen zijn geïnteresseerd in wildlife, en dus konden de veehouders voor hun levensonderhoud voortaan beter een beroep doen op die arrivals, zoals zij in Kenia schijnen te heten. In ruil voor subsidies (gratis geld!) moesten de lokale gemeenschappen zich terugtrekken naar de randen van hun land, en de beste gedeelten daarvan ter beschikking stellen van de wilde dieren die toeristen zouden aantrekken. Zij moesten hun kudden inkrimpen en leren zich ten dienste stellen van de toeristen, als kelners, opzichters, koks, rangers en dergelijke.

Sinds de uitbraak van covid-19 lijden deze lokale gemeenschappen onder allerlei vormen van armoede. Nu het toerisme is ingestort, hangen zij af van voedselbedeling. Voor wie ook maar een beetje de economie van de veehouderij begrijpt, is het ondenkbaar dat gemeenschappen van herders en veehouders nu afhankelijk zijn van voedselbedeling – zeker in een jaar dat zoveel neerslag en grasgroei heeft gekend. De cultus van het natuurbehoud heeft het weerstandsvermogen van hele gemeenschappen ondermijnd. Tweehonderd jaar na zijn eerste inval is het Westen er weer in geslaagd Afrika op de knieën te krijgen door het van zich afhankelijk te maken.

De wereld moet zich bewust worden van de dreiging voor sociale stabiliteit die uitgaat van de wereldwijde natuurbeschermingsbeweging, zoals die tot stand is gekomen in het Westen. De manier waarop die haar doelen nastreeft is meedogenloos en vertoont alle kenmerken van een cultus. Negentigjarige westerlingen zoals Sir David Attenborough schrijven routineus toekomstdoelen voor aan de jongeren in het zuidelijk halfrond. (De global South is meer dan het zuidelijk halfrond; denk aan wat vroeger ‘de derde wereld’ heette – maar voor dit verhaal gaat het toch vooral om zuidelijk Afrika.) De natuurfilms die hij daarvoor inzet laten bewust menselijke bevolkingen uit beeld. En terwijl de Afrikaanse jeugd worstelt met de visies van oude westerlingen, worden hun leiders geconfronteerd met de vermaningen van een Europese tiener, verstrekt met de welbespraakte zelfverzekerdheid van iemand die in de verste verte zelfs niet de geringste kennis heeft die nodig is om ook maar een beetje twijfel te hebben aan zichzelf.

Terwijl Afrikaanse studenten proberen zich hoorbaar te maken in academia, worden zij geconfronteerd met bespottelijke theorieën, zoals de halve-aarde theorie van een gezaghebbende prof in Harvard. Volgens deze theorie zou de helft van de aarde ‘beschermd’ moeten worden ten bate van de biodiversiteit. Wat de voorstanders er niet bij vermelden is dat deze biodiversiteit zich overwegend bevindt in de tropen, aangezien de landen met gematigde temperaturen niet langer een biodiversiteit hebben die zulke drastische maatregelen verantwoordt. Dit soort theorieën in praktijk brengen, zou neerkomen op genocide, maar de wereld lijkt dat maar als heel normaal te accepteren wanneer de bescherming van het milieu wordt ingeroepen.

De Verenigde Naties en andere wereldwijde instellingen, zoals de Convention for Biological Diversity, hebben het idee overgenomen. Er wordt nu voorgesteld om de proportie land die valt onder milieubescherming op te trekken van de huidige 14 % tot 30 %. Het idee wordt van verschillende zijden ondersteund, maar daarbij zijn er twee opvallende constanten: het gaat steeds om witte mensen die dat doen, en het verschil in consumptiepatronen tussen henzelf en het zuidelijk halfrond komt daarbij niet ter sprake.

De term ‘het nieuwe normaal’ wordt tot misselijk maken toe te voorschijn gehaald om de wereld van na covid-19 aan te duiden. In werkelijkheid is het de manier waarop de volkeren en het leefmilieu van de global South zijn uitgebuit door het Westen, die abnormaal is. Nu gek genoeg de pandemie Afrika minder lijkt te raken dan de global North, heeft de coronacrisis misschien een en ander rechtgezet.

 

Het voorgaande is gebaseerd op fragmenten uit What Chinese people eat.

bron: https://rivieren-en-meren.online/2020/11/16/wilde-dieren-afrika-en-corona/

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!