De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Armoedebestrijding, Poliargus, Armoede in België, Werkende armen -

Werkende armen in België

maandag 15 november 2010 15:12
Spread the love

17 oktober werd op 22 december 1992 door de VN uitgeroepen tot Werelddag van verzet tegen Extreme Armoede. Ook in België werd op die dag aandacht gevraagd voor de armoedeproblematiek. In Brussel was er zo een optocht onder het credo ‘laagste inkomens omhoog’. Hogere uitkeringen, het leefloon voorop, stonden hierbij centraal. Dit blogstuk wil echter aandacht vragen voor een gerelateerd, maar vaak vergeten probleem: werkende armen in België. In wat volgt zal eerst nagegaan worden wie beschouwd wordt als ‘werkende arme’. Vervolgens zullen we aangeven wat het beleid zou kunnen doen om deze vorm van armoede tegen te gaan.

 

In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is ‘werkende armoede’ geen louter Angelsaksisch probleem. Van alle werkende Belgen heeft 3,5 % een inkomen onder de Europese armoedegrens [1]. Deze bedraagt 899 euro voor een alleenstaande, 1438 euro voor een alleenstaande met twee kinderen en 1888 euro voor koppel met twee kinderen. Een kleine 20 % van alle armen in België behoort tot de werkende bevolking. Bij voltijdse werknemers is 2,5 % arm, bij deeltijds werkenden klimt dat percentage tot 3,7 % [2]. Bovenstaande cijfers zijn zorgwekkend, aangezien deze cijfers enkel handelen over mensen in de reguliere arbeidsmarkt. ‘Werkende armoede’ heeft twee centrale oorzaken: enerzijds lage arbeidsinkomsten (door een laag uurloon of door een gebrek aan arbeidsuren) en anderzijds ‘precaire’ gezinstypes (waaronder alleenstaand ouderschap). In internationaal perspectief is de groep werkende armen relatief ‘klein’ in België; onder meer door sterke arbeidsregulering (relatief hoge minimumlonen), relatief genereuze kinderbijslagen en een beperkt aantal alleenstaande ouders. Toch mag deze problematiek niet zomaar worden genegeerd, onder meer omdat in het dominante discours werk gezien wordt als de beste bescherming tegen armoede [3].

Wat kan het beleid doen? Veel natuurlijk, alleen is de oplossing minder eenvoudig dan het lijkt. De eerste oplossing waar intuïtief aan gedacht wordt, is een substantiële verhoging van de minimumlonen in België. Het optrekken van de minimumlonen betekent echter slechts voor een deel van de werkende armen een uitweg [4]. Daar zijn drie redenen voor. Allereerst is een verhoging van de minimumlonen geen sluitende oplossing voor alleenstaande ouders. Een verhoging tilt hen vaak niet over de armoedegrens. Ten tweede zorgen mensen die werken aan een minimumloon vaak voor een tweede inkomen in het gezin. Hierdoor komt een verhoging van de minimumlonen vooral ten goede aan de lagere middenklasse en absoluut niet uitsluitend aan ‘werkende armen’. Ten slotte werken er in België relatief weinig mensen aan het minimumloon. In verschillende sectoren ligt het de facto minimumloon veel hoger dan het nationaal minimumloon. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat degelijke minimumlonen geen deel uitmaken van een goed armoedebeleid. Het is immers een positieve manier van activeren en uit onderzoek blijkt bovendien dat hoge minimumlonen niet gepaard gaan met jobverlies [5]. Daarnaast maken degelijke minimumlonen deel uit een rechtvaardigheidsagenda, los van het feit of deze een oplossing zijn tegen armoede. Ten slotte kan een erosie van de minimumlonen aanleiding geven tot meer werkende armoede.

Een beleid gericht op werkende armoede, moet zich vervolgens ook buigen over de vraag hoe mensen die deeltijds werken aan voldoende arbeidsuren kunnen geraken [6]. In die zin moet het beleid oog hebben voor vormen van precaire en onregelmatige arbeid. Daarnaast moeten werkgevers en de overheid alles in het werk stellen om voltijds werken voor iedereen mogelijk te maken. We hebben het hierbij vooral over voldoende mogelijkheden op het vlak van kinderopvang, alsook over werkgevers die zich voldoende flexibel moeten opstellen ten opzichte van hun werknemers.

Ten slotte moet er meer aandacht komen voor de specifieke problematiek van nieuwe, ‘precaire’ gezinstypes. We denken hierbij vooral aan alleenstaande ouders. Voor deze groep biedt werk vaak geen bescherming tegen armoede. Hierbij kan nagedacht over een gerichte (selectieve) verhoging van het kindergeld. De huidige hoogte van het kindergeld is onvoldoende voor deze groep. Het is hierbij echter noodzakelijk dat alleenstaande ouders deze verhoging kunnen behouden wanneer ze werken (het moet dus onafhankelijk zijn van hun inkomen). Een betere regeling van de alimentatiegelden is voor deze groep onvoldoende. Niet alle alleenstaande ouders zijn immers gescheiden, velen van hen zijn immers nooit getrouwd.

Ondanks de geringe aandacht en het credo dat ‘werk de beste bescherming is tegen armoede’ is werkende armoede in België een reëel probleem. België heeft een relatief ‘laag’ niveau van werkende armoede, maar toch verdient deze groep de nodige politieke aandacht. Vooral armoede bij de groep van werkende, alleenstaande ouders valt moeilijk op te lossen door enkel de minimumlonen te verhogen. Voor deze groep moet er vooral nagedacht worden over bijkomende vormen van ondersteuning. Mogelijk kan een differentiële verhoging van de kinderbijslagen hierbij soelaas brengen.

Olivier Pintelon

Deze tekst werd eerder gepubliceerd op www.poliargus.be op 5 november 2010


[1]
Een individu wordt hierbij als arm beschouwd wanneer zijn equivalent inkomen lager ligt dan 60% van mediaan equivalent inkomen. Het equivalent inkomen is het inkomen dat gezinsleden genieten wanneer gecorrigeerd wordt voor de omvang van het huishouden. Elke bijkomende volwassene krijgt hierbij een gewicht van 0,5 en elk kind krijgt een gewicht van 0,3.

[2]Officieel bevindt 14,5 % van de zelfstandigen zich onder de armoedegrens. We moeten hierbij echter opmerken dat er aanzienlijke meetproblemen zijn.

[3]Ondanks een hardnekkige publieke ‘mythe’ blijkt uit internationaal onderzoek het verband tussen werkgelegenheid en armoede niet zo éénduidig is. Meestal slaagt een sterke groei van de werkgelegenheid er niet in om mensen aan de onderzijde van de inkomensverdeling te ‘activeren’ en situeert de groei zich vooral bij gezinnen waar al een arbeidsinkomen aanwezig was (doordat, bijvoorbeeld, nu ook de vrouw gaat werken).

[4]Meer info hierover vind je in het rapport ‘De werkende armen in Vlaanderen: een vergeten groep?’, uitgevoerd door het Centrum voor Centrum Beleid in opdracht van het Vlaamse ministerie van werk, onderwijs en vorming. https://www.werk.be/assets/werk.be/cijfers-en-onderzoek/onderzoek/onderz…

[5]Zie hiervoor onder meer: Dolado, J., F. Kramarz, S. Machin, A. Manning, D. Margolis & K. Teulings (1996), ‘The Economic Impact of Minimum Wages in Europe’, Economic Policy, p. 319-372.

[6]Voor de duidelijkheid: we spreken hier over die mensen die tegen hun zin deeltijds werken, aangezien we het hebben over werkende armen.

take down
the paywall
steun ons nu!