In het juninummer van Sampol analyseert Carl Devos naar eigen zeggen met bezorgdheid en verontwaardiging de verkiezingsnederlaag van sp.a. Na enkele electorale kanttekeningen en bedenkingen, herhaalt hij op het laatst zijn oude oproep. Sp.a moet eindelijk kiezen tussen een strikt socialistische dan wel een open progressieve partijwerking. Moet dat nu echt?
Het dilemma dat Devos opwerpt, heeft wat weg van de keuze tussen revolutie en evolutie. Gelukkig hoeft Caroline Gennez zich daar het hoofd al niet meer over te breken. West-Europese socialisten hebben al een hele poos geleden massaal ingezet op een democratische weg naar het socialistische paradijs. Uit protestbewegingen zijn nette partijen ontstaan die via verkiezingen een plek in het parlement hebben afgedwongen.
In de meeste gevallen – onderweg werden communistische splintergroepen opgericht – zijn daar zelfs beleidspartijen uit voortgekomen. Vanaf de nationale kabinetten van na de Eerste Wereldoorlog, was de socialistische beweging in België een betrouwbare partner als regeringspartij. Tijdens de verzuiling in de tweede helft van de twintigste eeuw bouwden socialisten net als liberalen en christendemocraten een netwerk uit dat de hele samenleving omspande. De socialistische partij werd, ondanks opstoten van syndicale strijdlust, een deel van het establishment.
Dat noopte uiteraard tot compromissen. Net na de Tweede Wereldoorlog bestond het compromis uit de uitbouw van een verzorgingsstaat – niemand mocht weer zo erg achterop raken dat hij vatbaar werd voor fascistische ideeën -, wat als een overwinning kon worden gezien van de socialistische beweging. Na de val van de communistische Sovjet Unie in het algemeen en de Berlijnse muur in het bijzonder, sloeg dat om. Een neoliberaal beleid van marktwerking – daarvoor reeds vormgegeven door politici als Reagan en (baby) Thatcher – werd door iedereen aanvaard als preferabele organisatie van de samenleving. De liberalen zagen hun gelijk bewezen, en iedereen had te volgen. Ook de socialisten, die zichzelf, nadat dat woord bevuild raakte door de associatie met allerlei gewelddadige regimes, sociaaldemocraten gingen noemen.
Het neoliberale gedachtegoed hakte er serieus in. Fukuyama dacht daarin het einde van de geschiedenis te kunnen zien, en op Europees niveau werd dit schijnbare compromis door technocraten ten uitvoer gebracht. In België resulteerde dit in de Paarse kabinetten, toen SP en PS zonder de christelijke vakbondsvleugel dachten te kunnen regeren. Er viel best te onderhandelen met die liberale jongens – ethisch progressief, bereid tot enkele sociale accenten -, en uiteindelijk waren ze toch pakken sympathieker dan de christendemocraten.
Sp.a staat aan het einde van deze evolutie. De partij vond haar heil in publiekprivate samenwerking, marktsturing en ander moois. De partij ging een kartel aan met Vlaamsgezinde links-liberalen en bood er uiteindelijk sommige een lidkaart aan. De partij werd een sociaal progressief alternatief. Paars ligt alweer even achter ons, maar de herinnering eraan kleeft nog steeds aan sp.a. De partij zal nooit meer worden zoals zij voor deze periode was.
Deep down socialisme
Door Achiel Van Acker op te graven, heeft Caroline Gennez deze verkiezingen een uitgesproken linkse campagne gevoerd. Dat is waar. De roos dook weer op, en kopstukken van sp.a pleitten voor een vermogensbelasting en een aanpak van de monsterwinsten van Electrabel. Toch zal sp.a vooral herinnerd blijven als de partij die de energiemarkt mee liberaliseerde, de partij die de notionele interestaftrek goedkeurde en die amnestie verleende aan fraudeurs. Oh ja, en de partij die het openbaar vervoer gratis wilde maken.
Met de laatste campagne geeft Caroline Gennez misschien aan te denken dat de keuze tussen een socialistische of progressieve partij nog steeds kan worden gemaakt, maar dan dwaalt ook zij. Die werd jaren geleden gemaakt. De partij omarmde, zoals iedereen, de deugden van de vrije markt, en koos ervoor af te stappen van haar traditionele mantra’s. Zwakkeren werden niet langer in de eerste plaats verzorgd, maar geactiveerd. SP werd met sp.a jaren geleden reeds een liberale sociaaldemocratische partij.
Een deep down socialistische partij heeft zonder meer een toekomst in Vlaanderen, zoals SP en Die Linke in respectievelijk Nederland en Duitsland welgekomen initiatieven waren. De idee al zou zo een partij kunnen ontstaan uit sp.a, is daarentegen illusoir. SP en Die Linke zijn voortgekomen uit communistische bewegingen, waar de Vlaamse SP bleek bij afstak. Het partijmodel is levensvatbaar, maar voor sp.a geen optie. Wie een socialistische partij wil, zal zich tot Peter Mertens moeten wenden.
Verwelkte rozen
Blijft over de progressieve variant. Carl Devos omschrijft deze mogelijkheid als een open partij van progressieven en sociaalvoelenden, waaronder ook socialisten, die zich heel breed openstelt en dat niet langer doet als socialistische partij. Je zou denken dat sp.a daar in de praktijk aardig op lijkt, maar volgens Devos gebeurde de laatste verruimingsronden hiervoor nog te veel vanuit een uitgesproken ‘socialistische’ partij. Het is onduidelijk of Devos met deze mogelijkheid nog steeds een sociaaldemocratisch initiatief voor ogen heeft, of zelfs dat fundament wat hem betreft geschrapt mag.
Momenteel draagt sp.a de traditionele arbeidersstrijd inderdaad nog mee als herinnering. Soms als last, soms als een nostalgische trekpleister om de achterban aan de partijleiding te binden. Dat kan problematisch zijn voor een partij die een synthese wil zijn van een brede, progressieve beweging. Die kan moeilijk 125 jaar socialisme vieren zoals sp.a dat het laatste jaar heeft gedaan. Ook de roos zal moeten verwelken vooraleer links-liberalen zich werkelijk thuis voelen binnen de partij. Net als de naam, waarvan de s nog steeds verwijst naar iets dat op zijn minst afstamt van het socialisme. Toch maakt het sociaal-liberale programma de beschrijving van de hedendaagse sp.a als een socialistische partij, onhoudbaar. Waar Carl Devos met een verregaande verbreding op lijkt aan te sturen, is een grondige maar zuiver esthetische hervorming, waarbij alle banden met het socialistische verleden (en misschien ook de vakbond) worden doorgeknipt.
Inzetten op deze verbreding, zal vooral goed nieuws zijn voor Peter Mertens. Het gat dat sp.a daarmee op links zal slaan, wordt dan misschien zo groot dat hij er niet meer naast kan springen. Voor sp.a kan dit misschien ook een aantrekkelijke relance lijken, maar de analyse van de partij moet dieper gaan dan het afschaffen van sommige symbolen en strijdliederen.
Doodgelopen
Ideologisch zou deze doorstart betekenen dat de partij zich met meer enthousiasme dan ooit op de Derde weg moet begeven. Dat zou een grote fout zijn. In een recent artikel in New Statesman gaf zelfs de officieuze ontdekker van de Derde weg Anthony Giddens aan dat deze was doodgelopen. De financiële crisis van 2008 en de economische crisis die daarop volgde, hebben het falen van deze richting pijnlijk aangetoond. Duidelijk is geworden dat een vrije markt weldegelijk een gevaar blijft voor zwakkeren en onoplettende huisvaders, en dat er dringend op zoek moet worden gegaan naar een alternatief. Wat dit betreft, geeft in hetzelfde juninummer van Sampol Jan Vermeersch een aardige aanzet. Hij schrijft weliswaar over het einde van New Labour, maar zijn analyse valt perfect te projecteren op de Vlaamse pendant.
Het is dit inhoudelijke debat dat sp.a samen met al haar West-Europese zusterpartijen moet voeren. Weg van de neoliberale val waar zij de laatste jaren allen zijn ingetrapt, maar ook weg van het roemrijke socialistische verleden waar zij misschien al te veel aan vasthouden. Zoals ik in Wat te doen? trachtte te omschrijven, moet de sociaaldemocratie op zoek naar een nieuwe maatschappijanalyse. Daar vanuit moet sp.a in het politieke veld staan, en op zoek naar steun van nieuwe partners. Een zoveelste verruimingsoperatie aanvatten zonder inhoudelijke heroriëntering, heeft geen zin.
Toegegeven heb ik er zelf ook het raden naar wat uit dat zelfonderzoek kan komen. Het enige dat vaststaat is dat deze herbronning meer nodig is dan alle voorgaande pogingen en opzetjes, en dat het resultaat ervan niet mag versagen aan de sociaaldemocratische idealen. Werklozen, gehandicapten en nieuwkomers – allemaal onaantrekkelijke mensen, ik kan erover meepraten – moeten zich terug gesteund weten door de partij. Sp.a zal steeds uitdrukkelijk de kant moeten kiezen van de zwakkeren, want verliest anders haar bestaansrecht. Als de partij haar idealen verloochent – emancipatie van jan en alleman, wat mij betreft, maar daar kan uiteraard ook dagenlang over worden gesoebat -, rest haar enkel een talentenjacht te organiseren naar de nieuwe Steve Stevaert.
De tocht zal moeilijk zijn, de gids is momenteel ook niet ervaren te noemen. Toch zal deze onderneming de moeite waard zijn. Sp.a zal namelijk uiteindelijk niet hoeven kiezen. Niet hoeven kiezen tussen een eng socialistische partij die vooral paupers en laagopgeleiden aanspreekt, of een naar progressief project dat op yuppen en hoogopgeleiden gericht is. Als er één herinnering bewaard moet blijven, is het degene die doet denken aan de tijd dat de socialistische beweging deze twee groepen wist te verbinden. Toen was het socialisme op haar best, en daar moet in een nieuwe vorm terug naar worden gestreefd. Met nieuwe verhalen en analyses, maar met dezelfde idealen en engagement. Dat die verbinding nog steeds mogelijk is, heeft Bart De Wever bij de laatste verkiezingen aangetoond. Dat ze ook kan worden gelegd met een sociale boodschap als bindmiddel, heeft sp.a de komende jaren te bewijzen.