Deze week was ik getuige van een gesprek tussen twee buurmannen in hun moestuin. “Als de aardappelprijs stijgt, stijgt de prijs van de frieten. Maar die frietenprijs daalt wel nooit terug.” De Belgische variant van de voedselcrisis?
Vermoedelijk hadden die buurmannen het niet over de recente waarschuwing van de Wereldbank. Volgens voorzitter Robert Zoellick zouden we aan de rand van een nieuwe wereldwijde voedselcrisis staan: “Voedselprijzen zijn wereldwijd gestegen, voorraden geslonken en brandstofkosten stijgen. Een gevaarlijke cocktail voor een herhaling van de crisis in 2007-2008 die meer dan 100 miljoen mensen extra richting honger duwde.” We zijn dus gewaarschuwd en zouden spreekwoordelijk ook voorbereid moeten zijn. Vier jaar geleden kon men nog aanvoeren dat sterk fluctuerende prijzen uit de lucht vielen. De afgelopen jaren zagen we niets anders. Sinds de ‘vorige’ crisis werd heel wat onderzoek en analyse verricht naar de oorzaken van die prijsschokken. Er zijn de aanbodfactoren zoals tegenvallende oogsten, afgebouwde voorraden en concurrentie met biobrandstoffen. Zo wordt in de V.S. bijna 40% van de maïs gebruikt om ethanol van te maken. En er is een vraag die sterk wijzigt door een veranderend consumptiepatroon in landen als China en India, waar men meer vlees gaat eten en dus veel meer voedsel als veevoeder gaat gebruiken. De gevolgen van die vraag- en aanbodfactoren worden in grote mate versterkt door speculatie. Tijdens de vorige voedselcrisis zou tot 30% van sommige prijsstijgingen te wijten zijn geweest aan speculatie. Dit gebeurt door actoren die geen interesse of belang hebben in het aangekochte voedsel, maar enkel als tijdelijke belegging voedselcontracten kopen om die later met winst te verkopen. Waar is de ethiek wanneer een basisproduct als voedsel dient als middel om het rendement van investeringsfondsen omhoog te krijgen?
Hoge voedselprijzen zijn dramatisch voor wie een groot deel van zijn budget aan voeding moet spenderen. In België is dit vandaag ongeveer 15% van het gezinsbudget. In vele arme landen is dat 70% en meer. Wanneer dan de prijs van maïs met 80% stijgt op een jaar tijd, dan heb je honger. De gevolgen zien we wanneer een mondige stedelijke bevolking op straat komt om te protesteren. Wat we niet zien is een veel grotere rurale bevolking die net zo goed slachtoffer is van de gestegen prijzen. Door een decennialange verwaarlozing van de lokale landbouw is hun voedselproductie weggeconcurreerd en zijn ze netto kopers van voedsel geworden. Tot 80% van de mensen met honger woont op het platteland en tracht daar voedsel te produceren.
Het brengt ons bij een contradictie van de recente voedselcrisis. De hoge voedselprijzen zijn eigenlijk maar een indicator van een mislukt beleid. De voedselprijsindex is in het beste geval de kanarie van een globaal landbouw- en ontwikkelingsbeleid. Het feit dat die prijsindex vandaag door het dak schiet, is een gevolg van een beleid dat decennialang de voedselproductie in de wereld gestuurd heeft alsof het een markt van tv-toestellen was. Vóór de voedselprijzen in 2007 sterk begonnen te stijgen, waren er bijna 850 miljoen hongerigen. Dat is ongeveer zoveel als in 1980. In die periode steeg de globale voedselproductie per capita constant, terwijl de wereldbevolking sterk toenam. Niemand beweert vandaag trouwens dat er niet genoeg voedsel geproduceerd wordt. In Vlaanderen alleen al gooien we elk jaar 500 000 ton voedsel weg, wat een enorme verspilling van energie, landbouwgrond en water inhoudt. Er is daarom iets heel grondig mis met de manier waarop we tegen voedselproductie in de wereld aankijken. Deze crisis is niet begonnen met stijgende prijzen in 2007 en zal ook niet eindigen met stabielere prijzen. Ze zal zeker niet opgelost raken met nog meer voedsel aan nog lagere prijzen.
Mensen hebben honger omdat ze arm zijn. Wil je die hongercrisis oplossen, dan moet je iets aan de armoede doen. En dan hebben we het over inkomens, werkgelegenheid via familiale landbouw waarop zich een lokale economie kan enten. Tijdens de afgelopen decennia werd er een bibliotheek aan rapporten en wetenschappelijke artikels geschreven die dit staven. De FAO vat het als volgt samen: “Wijdverspreide honger en ondervoeding in een wereld met een overvloed aan voedsel, wijst op armoede als hoofdoorzaak. Inkomensgroei via lokale landbouwontwikkeling is nodig, op voorwaarde dat dit niet gebeurt in een context van grote ongelijkheid inzake eigendom van productiemiddelen”. De afgelopen jaren ging er geen topbijeenkomst voorbij, of er werd extra geld beloofd om in landbouw te investeren. Het risico is reëel dat een groot deel van die investeringen naar meer van hetzelfde zullen gaan. Naar een voedselsysteem dat van voedsel brandstof of veevoeder maakt, dat teert op fossiele brandstoffen, een ernstige klimaatimpact heeft en dat kleine voedselproducenten over heel de wereld degradeert tot arme klanten in een rijkelijk gevulde supermarkt.