Ik weet niet wat ik zag. Ik heb de beelden vier keer herbekeken, maar het bleef even surrealistisch. Volodymyr Zelensky werd in het Witte Huis bevraagd op een toon die zelfs een caféruzie onwaardig is. Waarom hij geen kostuum droeg. Waarom de Verenigde Staten nog altijd steun moeten bieden. Of hij wel genoeg ‘dankjewel’ zegt. Alsof dat niet volstond, werd er luchtig gezwaaid met het vooruitzicht op een ‘Wereldoorlog 3’.
Niet alleen de respectloosheid van de Amerikanen was schokkend, maar vooral de manier waarop dit soort wreedheid mainstream is geworden. Dit is geen ontsporing meer, of een incident, maar een geaccepteerde vorm van politiek theater. Vernedering als strategie. Spot als machtsmiddel. Wie niet past binnen de krijtlijnen van een zelfvoldane elite, wordt weggehoond.
De Ests-Amerikaanse politieke filosoof Judith Shklar noemde wreedheid de ergste van alle politieke ondeugden. Niet alleen omdat ze pijn veroorzaakt, maar omdat ze angst zaait, gehoorzaamheid afdwingt en mensen reduceert tot objecten. Vrijheid, in haar visie, betekent niet de ongebreidelde mogelijkheid om te doen wat je wil, maar het minimaliseren van menselijk lijden. Vrijheid is pas mogelijk als we worden beschermd tegen willekeur, tegen de brutaliteit van de machtigen.
Maar wat als die machtigen het zelf zijn die wreedheid cultiveren? Wat als de beschermers de beulen worden, en minachting een stijlfiguur wordt? We zijn die kant al lang aan het opgaan. De schok die we ooit voelden bij politieke brutaliteit, ebt steeds sneller weg. Elke nieuwe grensverlegging wordt de nieuwe norm. Vandaag is het Zelensky, morgen iemand anders.
Net nu ik dacht – op bijna 47-jarige leeftijd – even te kunnen uitrusten, word ik opnieuw in beweging gedwongen. Want als wreedheid mainstream wordt, dan is verzet de enige morele optie. Hoe klein of onbeduidend ook, de tegenstem moet gehoord worden. Want zonder tegenstemmen, zonder verontwaardiging, zonder weigering om deze normalisering te accepteren, verdwijnt uiteindelijk de vrijheid zelf.