Ik ben lid van Groen en Jong Groen zonder enig intern of extern mandaat en schrijf dit stuk volledig in eigen naam, maar ook in lijn met art. 1.4 van de partijstatuten van Groen:
“De groepen en mandatarissen van Groen verbinden zich ertoe te allen tijde de fundamentele mensenrechten te verdedigen, zoals die onder meer zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948, het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4 november 1950 en de aanvullende protocollen die in België van kracht zijn, en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000.”
Eind augustus kondigde Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole De Moor (CD&V) aan dat alleenstaande mannen voorlopig geen asielopvang meer zouden krijgen. Dat is opmerkelijk, omdat dit besluit flagrant onwettig is. Over de vraag of ze Fedasil de opdracht heeft gegeven om de daad bij het woord te voegen, is vervolgens een bizarre semantische discussie ontstaan (1, 2). Wat er ook van zij, aan het eind van de rit is het duidelijk dat er onvoldoende opvangplaatsen zijn waardoor er keuzes moeten gemaakt worden en er mensen – inderdaad alleenstaande mannen, dat geven alle betrokkenen toe – uit de boot vallen. De Raad van State heeft de onwettige beslissing geschorst, waarop De Moor verkondigde haar beleid niet te zullen wijzigen.
De Politicus en de Wet
Ministers en staatssecretarissen worden door het democratisch verkozen parlement aangesteld om binnen de grenzen van de wet beleid te voeren. Ik zou niet graag zien dat degenen die hun nek uitsteken om dat te doen, systematisch persoonlijk verantwoordelijk gehouden worden voor hun beslissingen in functie. Afhankelijk van hun bevoegdheid torsen ze de verantwoordelijkheid over bv. de politie, het ziekenhuiswezen, het functioneren van de economie, etc. Met verantwoordelijkheden op die schaal gaat altijd wel iets mis met gevolgen op dezelfde schaal en als politici daarvoor persoonlijk juridisch aansprakelijk waren, dan zou elke minister bankroet en in de cel eindigen, niet omdat het allemaal criminelen zouden zijn, maar omdat beleid altijd grootschalig en imperfect is. Met dat vooruitzicht zou niemand in de politiek willen stappen en zouden alle regeringsposten vacant staan.
Gelukkig heeft iedere overheid rechtspersoonlijkheid — soms zelfs meerdere rechtspersoonlijkheden in de vorm van allerhande op zichzelf staande agentschappen — en kan wie benadeeld wordt door het beleid, met diens rechtszaken en schadeclaims bij deze verschillende overheden en agentschappen terecht. Net als bedrijfsleiders en in sommige gevallen anders dan gewone mensen, weten politici zich zo – terecht – juridisch beschermd.
De wet is ingewikkeld en tussen wet en daad staan budgetten in de weg en praktische bezwaren, dus het is zelfs begrijpelijk, acceptabel, door de vingers te zien, dat een uitvoerend politicus in diens beleid occasioneel buiten de grenzen van de wet treedt. Men kan dan worden teruggefloten door de Raad van State, of de overheid kan veroordeeld worden door een andere rechtbank. Belangrijk is dat de verantwoordelijke politicus, laten we hen terwille van een vlotte uiteenzetting De Moor noemen, conform de Rechtsstaat reageert.
De Politicus en de Rechter
Als De Moor het oneens is met de beslissing, kan zij indien mogelijk beroep aantekenen. Indien ze dat beroep wint is bij nader inzien alles in orde en kan zij haar beleid verderzetten. Zijn er geen beroepsmogelijkheden of geraken die uitgeput omdat De Moor steeds in het ongelijk gesteld wordt, dan móét zij het verdict aanvaarden. Het heeft op zo’n moment geen pas om dan het pleit te herhalen in de media en aldaar haar gelijk te proberen te halen. De rechter beslist op basis van wetten. Als De Moor het oneens is met de uitspraak van de rechter, kunnen daar twee redenen voor zijn.
Ofwel ligt de kern van het probleem in de wet. Dan heeft de rechter de wet juist toegepast en heeft De Moor dus in strijd met de bestaande wet gehandeld. Zij kan het dan oneens zijn met de bestaande wet. In dat geval kan ze de wetgevende macht (die overigens van de uitvoerende De Moor gescheiden hoort te zijn!) verzoeken om een wetswijziging. In afwachting van die wijziging – die alleen mogelijk is mits parlementaire meerderheid – blijft de huidige wet in voege, blijft de rechterlijke uitspraak correct, en dient zij zich daarnaar te voegen.
Ofwel situeert De Moor de kern van het probleem bij de rechter: zij kan van mening zijn dat de rechter een goeie wet fout heeft toegepast. Ook als aanhangers van de Rechtsstaat moeten we erkennen dat dit mogelijk is: rechters zijn mensen en die maken vergissingen. In dat geval is de vraag: wie is verantwoordelijk voor het toezicht op de rechters? Het antwoord op die vraag wordt vastgelegd in de wet en kan – indien gewenst – aangepast worden door de wetgevende macht. Wat vaststaat, is dat in een democratie de rechterlijke en de uitvoerende macht gescheiden horen te zijn en dat het dus héél zéker níét aan De Moor toekomt om over het functioneren van de rechter een oordeel te vellen. Ze hoort dit oordeel over te laten aan de al dan niet bestaande, al dan niet functionerende, al dan niet toereikende controle-instanties op de rechterlijke macht. In de tussentijd hoort zij zich te voegen naar het vonnis.
“Goed,” denkt u misschien, “ze heeft niet de wettelijke taak om rechters terecht te wijzen, maar ze mag toch haar mening uiten?”
Normaal gezien mogen alle burgers inderdaad hun mening uiten. Maar als een minister of staatssecretaris in functie het functioneren van rechters in twijfel trekt en daaraan de gebreken van het eigen beleid wijt, dan ontstaan er toch een paar problemen. Ten eerste is er het gegeven dat rechters zich – buiten de tekst van het vonnis – niet mogen verdedigen. Je krijgt dus in de media een situatie van woord tegen leegte; daarin is het zeer makkelijk de discussie te winnen en trekt de rechterlijke macht altijd aan het kortste eind. Bij uitbreiding trekt dan ook iedereen die onwettig door de regering benadeeld wordt en in de rechtbank verhaal zoekt, aan het kortste eind.
Ten tweede is er het feit dat een uitvoerend politicus per definitie door een parlementaire meerderheid is aangesteld en dus op een of andere manier gesteund wordt door een groot deel van de bevolking. Wie vanuit die positie de gebreken van het eigen beleid gaat wijten aan het disfunctioneren van rechters die zich niet mogen verdedigen – en dit niet in het kader van een wettelijke discussie over het toezicht op de rechterlijke macht – die ondermijnt gewoon de legitimiteit van rechters en zaagt daarmee in een van de belangrijkste steunpilaren van de democratische Rechtsstaat.
Driedubbel in overtreding
Keren we terug naar het concrete voorval, dan moeten we vaststellen dat Staatssecretaris voor Asiel & Migratie Nicole De Moor driedubbel in overtreding is:
- Haar beleid overtreedt de wet en de Mensenrechten:
- Haar beleid voorziet onvoldoende onderdak voor rechtmatige asielzoekers, wat nochtans wel door de Mensenrechten wordt voorgeschreven.
- In reactie op deze toestand, waarvoor zij zelf politieke verantwoordelijkheid draagt, vaardigt zij het principe uit dat alleenstaande mannen geen (of pas als laatste) asielopvang krijgen. Bovengenoemde Mensenrechtenschending wordt mensen dus aangedaan op discriminatoire gronden: geslacht en relatiestatus.
- Conform de wet en de Mensenrechten, wordt zij in deze (eventueel nog als gebeurlijk te aanschouwen) overtredingen teruggefloten door tal van rechters in minstens 9000 vonnissen.
- Deze veroordelingen legt zij naast zich neer. Het steeds aangevoerde argument dat er niet veel plaatsen zijn en dat die niet zomaar bij te maken vallen (“Ik ben het eens met de Raad van State dat iedereen recht heeft op opvang, maar die beslissing creëert geen extra plaatsen,” – aldus De Moor) is daarbij bedenkelijk: hotelopvang is taboe tenzij voor Oekraïeners, over opvang in sporthallen wordt al helemaal niet gesproken, en ook een verplicht spreidingsplan over de gemeenten, dat zelfs onder Theo Francken lukte, blijkt voor verschillende regeringspartijen onoverkomelijk. Het gebrek aan plaatsen is dus geen noodlot dat de regering overvalt, maar het zelfgeorganiseerde gevolg van (een gebrek aan) politieke keuzes. Opvallende constante in de gelinkte nieuwsberichten: het is aan Nederlandstalige zijde steevast Groen dat naar oplossingen zoekt en een njet krijgt van zijn coalitiepartners.
- De dwangsommen die haar zijn opgelegd ingeval van het niet nakomen van vonnissen, betaalt zij niet. In de wandelgangen verneem ik de reden dat zij hiermee kan wegkomen: het is in principe het agentschap Fedasil dat veroordeeld is, en dus kunnen de aanklagers de hun verschuldigde dwangsommen niet verhalen op pakweg het Ministerie van Financiën. Een eventuele deurwaarder kunnen zij enkel naar Fedasil sturen, waar dan vast te stellen valt dat Fedasil niet speciaal overgefinancierd is en dat de meeste eigendommen van Fedasil nodig zijn voor het dagelijkse functioneren. De aanklagers kunnen dan kiezen tussen enerzijds goederen in beslag nemen met negatieve impact op het functioneren van Fedasil en dus op de Mensenrechtelijk verplichte opvang van rechtmatige asielzoekers, en anderzijds afzien van hun dwangsommen. Aangezien de aanklagers doorgaans begaan zijn met het lot van asielzoekers, kiezen zij dan doorgaans voor de tweede optie. Als bevoegd staatssecretaris heeft De Moor echter de verantwoordelijkheid om te zorgen dat Fedasil genoeg mensen en middelen heeft om én te voldoen aan de Mensenrechtelijke verplichtingen die de Staat heeft binnen De Moors bevoegdheid, én geen wanbetaler te worden t.o.v. rechtmatige schuldeisers.
- Zij trekt tenslotte naar de media met stellingnames waarmee zij de rechterlijke vonnissen ondermijnt. Met de bewering dat het betalen van dwangsommen het asielprobleem niet oplost, veegt zij de dwangsommen van tafel en zet de rechters weg als niet-constructieve regelneven die het beleid alleen maar hinderen. Maar zoals Knack-journalist Peter Casteels terecht opmerkt (De Moor zet het weg als “zijn mening”): “Een rechter legt straffen op, hij komt niet met oplossingen.” Zoals een politicus zich niet op het domein van het gerecht mag wagen, zo mag een rechter namelijk ook geen beleid gaan voeren.
Wat de dwangsommen betreft kan ik me voorstellen dat veel mensen dezelfde mening is toegedaan: dat die sommen helemaal niks oplossen. Het tegendeel is waar.
In hun beslissing om in hun beleid de kantjes van de wet af te rijden — waarbij ik de keuze om onvoldoende te handelen in een ontsporende toestand ook als een beslissing beschouw — maken regeringsleden een afweging tussen voor- en nadelen. Daartoe kunnen behoren: de verwachte reactie van de eigen achterban, coalitiepartners, oppositiepartijen, het brede publiek, eigen carrièreperspectieven, ethische en ideologische overwegingen, maar zeer prominent ook: budgettaire overwegingen. Soms is het gewoon merkelijk goedkoper om de wet niet te respecteren, en dat geldt ook, toch op korte termijn, als de keuze gaat tussen het wel of niet opvangen van asielzoekers. Het hele punt van dwangsommen is om op zo’n moment de kostprijs van de optie om de wet te overtreden, sterk te verhogen, zodat deze kosten-batenanalyse kantelt richting respect voor de wet.
Dus jawel staatssecretaris De Moor: het opleggen van dwangsommen lost het probleem wel op, maar dat is misschien een harde waarheid om onder ogen te zien, want een rechter die beslist om het probleem op deze manier op te lossen, die situeert in feite het probleem bij ú: die stelt vast dat ú om opportunistische redenen de verkeerde en onwettige beslissingen neemt en die verandert de incentives om ú, als speelbal van uw opportunistische drijfveren, in een andere richting te duwen. Dat u er blijkbaar mee wegkomt de vrijheid te nemen om die dwangsommen niet te betalen, met het argument dat ze het probleem niet oplossen, is EXACT de reden dat ze het probleem niet oplossen. U hoort helemaal geen keuze te hebben!
De staatssecretaris verlaat de Rechtsstaat: Wat nu?
We stellen dus vast dat Staatssecretaris De Moor willens en wetens de Rechtsstaat heeft verlaten. De rule of law — het principe dat niet alleen burgers maar ook de overheid de wet moeten respecteren — heeft ze achter zich gelaten. Ze legt de wet en de Mensenrechten naast zich neer, veegt 9000 vonnissen achteloos van tafel, negeert de daaraan gekoppelde bestraffing, en klopt zich daarvoor publiekelijk op de borst met een sneer naar de rechters in kwestie die zich daartegen niet mogen verdedigen.
Optie 1: Het systeem komt in actie
In een functionerende Rechtsstaat zou je in feite verwachten dat het systeem als vanzelfsprekend, volautomatisch en wrijvingsloos in actie komt wanneer een regeringslid buiten de wettelijke begrenzingen van diens bevoegdheid treedt. Een democratisch verkozen politicus heeft macht, maar geen almacht. Ze hebben de macht om beslissingen te nemen binnen de grenzen van de wet. Wanneer ze buiten deze grenzen treden, zouden zij van alle betrokken ambtenaren en overheidspersoneel, of minstens van íémand, simpelweg een droge “nee” moeten krijgen. Proberen ze zo’n beslissing toch door te duwen, dan eigenen ze zich macht toe die hen niet toekomt, en valt dat te bestempelen als een gedeeltelijke particuliere kaping van de overheidsmacht. Kunnen we er nog enig begrip voor opbrengen dat de feiten soms de principes inhalen en dat de regering er zelfs met goede bedoelingen niet altijd en overal in slaagt om ieders rechten te waarborgen, dan moeten we toch écht de lijn trekken bij het niet-betalen van de dwangsommen waartoe ze wegens zo’n gebeurlijk falen veroordeeld wordt. Een beslissing om dwangsommen niet te betalen is aantoonbaar en simpelweg wederrechtelijk. Indien de politicus in kwestie en de regering als geheel duidelijk gewaarschuwd zijn en toch doorduwen, dan zou dit juridische gevolgen moeten hebben voor de verantwoordelijke personen die zich aldus te veel macht toe-eigenen. Ik ben geen jurist en het is mij niet duidelijk in hoeverre dit vandaag in België het geval is, maar indien niet, dan moet de wetgever daar dringend werk van maken. Het kan niet zijn dat wetten, rechterlijke vonnissen, dwangsommen, Mensenrechten, de Rechtsstaat en de rule of law (en wie weet in de toekomst misschien ook verkiezingsuitslagen) in dit land een vrijblijvend dingetje zijn voor brave politici. Als al deze zaken die op saaie papieren zijn neergeschreven, in de praktijk geen angstaanjagende tanden blijken te hebben, dan is onze democratische Rechtsstaat een vogel voor de kat. Dan kan eenderwelk Trumpje er in de nabije toekomst zó mee aan de haal gaan.
Optie 2: De coalitiepartners komen in actie
Dat de Rechtsstaat niet de nodige tanden blijkt te hebben of anders het mechanisme ontbeert om ze te gebruiken, is tamelijk verontrustend, maar hoeft niet onmiddellijk naar de dictatuur te leiden. België heeft, tot spijt van wie het benijdt, een proportioneel kiessysteem. Dat betekent dat het percentage parlementszetels dat aan iedere partij wordt toegewezen, redelijk goed overeenkomt met het stemmenaandeel van die partij. Een kiesdrempel houdt echte vernieuwing helaas vrij doeltreffend tegen, maar afgezien daarvan kunnen kiezers in het stemhokje in grote mate hun eigen ding doen zonder dat — zoals in het VK en de VS en in in mindere mate in Frankrijk — hun stem de facto in de vuilnisbak belandt. Daarbij komt nog dat we verschillende taalgroepen hebben met elk hun eigen politieke partijen. Het gevolg is dat onze parlementen, zeker het federale, zonder uitzondering een lappendeken zijn van kleine en middelgrote partijen. Allemaal danken zij hun bestaansrecht aan de, helaas blijkbaar tanende, gezondheid van onze democratie.
Dan zou je verwachten dat, wanneer een regeringslid tracht een regel van de democratie te torpederen, álle andere partijen in meerderheid en oppositie die meteen tot de orde roepen. Nog los van principiële overwegingen — ik had eigenlijk gehoopt dat op enkele uitersten na alle partijen vierkant achter de democratische Rechtsstaat stonden — zou je denken dat elke partij beseft dat het onderuithalen van de democratische spelregels de politieke strijd alleen maar grimmiger en gevaarlijker zal maken zonder dat duidelijk is wie er zal zegevieren, aangezien vandaag in de Belgische en zelfs in de Vlaamse politiek niemand afgetekend de grootste is (en al zeker niet de CD&V van Nicole De Moor).
In dit geval is het overigens niet zomaar één regel van de democratie die Nicole De Moor tracht te torpederen, maar dé regel der regels: de rule of law, het principe dat de regering zich überhaupt aan regels te houden heeft. Zonder dat principe is werkelijk alles mogelijk.
In het parlement en in de pers zijn weliswaar wat scènes gemaakt, maar verder hoor je de krekels tsjirpen. Achter de schermen durven sommigen zelfs te beweren dat het slechts een communicatieve kwestie betreft. Dat kan misschien gezegd worden van de heisa over het niet-opvangen van alleenstaande mannen (hoewel na alle semantische discussies de constatatie toch blijft dat Fedasil, met of zonder ministeriële opdracht, uit plaatsgebrek dergelijke pragmatische beslissingen moet nemen), maar dat vorige winter de winteropvang ontoereikend was, vluchtelingen hun toevlucht moesten nemen tot kraakpanden bemeubeld met het geconfisceerde meubilair van Fedasil en de regering 9000 keer veroordeeld is, dat lijkt me nu toch geen communicatieve kwestie.
We moeten er toch ook op hameren dat een regering in België maar kan bestaan bij gratie van een parlementaire meerderheid. Een coalitiepartner die een zware en aanhoudende fout van een regeringslid van een andere partij vaststelt, kan zich niet aan de verantwoordelijkheid onttrekken door de fout op het conto van die andere partij te schrijven, noch zich verschuilen achter het voorwendsel een kleine en invloedloze partij te zijn. Als elke partij alleen de regeringen steunt en blijft steunen die ze — al haar principes in acht nemend — kán steunen, dan kan een regering die op principiële bezwaren van een van haar coalitiepartners stuit, niet blijven bestaan zonder bij te sturen. Als een regering dus fouten maakt zonder bij te sturen, kunnen we besluiten dat de coalitiepartners geen bezwaren hebben die ze fundamenteel genoeg vinden om te handelen. Ergo: de Vivaldi-partijen verkiezen al meer dan een jaar lang het voortbestaan van hun coalitie boven het voortbestaan van de rule of law. En voor er weer iemand roept “De regering laten vallen lost de problemen niet op”: de bereidheid van enkele Rechtsstaatminnende coalitiepartners om de regering over deze kwestie te laten vallen, had juist tot een kentering in het beleid kunnen leiden zónder dat de regering zou gevallen zijn. Principiële minimumvoorwaarden stellen aan regeringsdeelname is niet verkeerd of zonder nut.
Optie 3: De kiezer komt in actie
Als de checks & balances van ons systeem tandeloos blijken en de voltallige politieke elite van ons land essentieel de schouders ophaalt bij het schrappen van de rule of law, dan is het aan de kiezer om schoon schip te maken. De verkiezingen van 2024 liggen uiteraard nog voor ons.
Eén bedoeling van dit stuk is, denk ik, om de kiezer uit te nodigen om respect voor de Rechtsstaat als criterium op te nemen bij het bepalen van diens stem, en dat liefst ook vóór de verkiezingen luid en duidelijk te laten weten. Wie weet kan angst voor de kiezer nog tot een bijsturing binnen deze legislatuur leiden. De winter van ’23-’24 is dan wel weer een heel eind gevorderd (en het moet gezegd: tijdens de sneeuwperiode in januari ’24 waren er bij mijn weten geen berichten over buitenslapende mensen op de vlucht), ook in andere seizoenen geldt het Mensenrecht op asielopvang.
Als die bijsturing uitblijft of niet kan overtuigen, zijn de opties om te reageren in het stemhokje beperkt. De CD&V van staatssecretaris De Moor is uiteraard makkelijk te mijden, maar als je de gehele Vivaldi-regering (of moet ik, gezien het wegvallen van de rule of law, het Vivaldi-regime zeggen) medeverantwoordelijk houdt voor de ondermijning van de Rechtsstaat dan moet je vaststellen dat het aanbod aan Nederlandstalige oppositiepartijen op federaal niveau bedroevend is:
- N-VA doet regelmatig uitspraken waaruit blijkt dat ze de rule of law niet erkennen of zelfs niet begrijpen (1, 2, 3) en dat ze fundamentele Mensenrechten zoals het recht op asiel (1, 2) en non-refoulement (1) verwerpen. Daarenboven laat ook hun democratische hygiëne te wensen over: ze hebben enerzijds de irritante en hoogst bedenkelijke neiging om het kiessysteem onbeschaamd in hun voordeel te willen hervormen teneinde Vlaanderen zonder Vlaamse meerderheid te kunnen besturen, en schilderen anderzijds de Vivaldi-regering af als ondemocratisch o.w.v. haar gebrek aan Vlaamse meerderheid (ze komen 1.7% tekort), terwijl die regering wel degelijk democratisch verkozen is met een meerderheid in het land als geheel en daarbovenop (dit is niet eens vereist) in 10 van ’s lands 11 kieskringen (alleen in Antwerpen niet). Verder heeft N-VA het zelfs met de vrije meningsuiting moeilijk.
- Ook bij het Vlaams Belang valt er weinig respect voor de fundamenten van de democratische Rechtsstaat te verwachten (1, 2, 3, 4).
- Wat PVDA betreft heb ik lang hun verdediging opgenomen tegen degenen die hen als ondemocratisch en extremistisch wilden afschilderen, maar daar begin ik niet meer aan: mijn argumenten zijn opgeraakt, ik laat het oordeel aan de lezer. Meestal haalt men er op dit punt de Oeigoeren bij – tegenwoordig kan je volstaan met de Oekraïners – maar een analyse van geopolitieke standpunten zou ons zeker sinds 7 oktober ook voor sommige andere partijen te ver voeren.
Dan kan je kiezen: óf met de neus dicht toch voor Vivaldi stemmen, óf met de neus met siliconen afgekit voor een federale oppositiepartij stemmen, óf blanco stemmen en daarmee zelf het geloof in onze democratie opgeven, óf het gevecht met de kiesdrempel aangaan en voor een partijtje stemmen dat vandaag nog niet in het parlement zetelt maar dat tenminste nog verdacht kan worden van enig principieel respect voor de fundamenten van onze democratie. Een bijzonder voorbeeld van zo’n partijtje, omdat het wel een zeker palmares kan voorleggen, is Volt: een pan-Europese sociaal-liberale democratische partij die zowel in het Europees parlement als in enkele nationale parlementen al verkozenen heeft.
Optie 4: Geen reactie, geen Rechtsstaat
De laatste mogelijkheid, en dat is degene die we momenteel zien, is dat er eigenlijk niks gebeurt. De staatssecretaris die de Rechtsstaat verlaten heeft, blijft gewoon op post en er zijn geen gevolgen. Meer nog, onder het Belgische voorzitterschap van de EU mag zij de EU-ministerraden over Asiel en Migratie voorzitten (zo hebben ze daar een geleidelijke overgang naar het komende Hongaarse voorzitterschap). Dit betekent dat er een precedent ontstaat: al haar huidige en toekomstige collega’s stellen vast dat respect voor wetten, Mensenrechten, rechterlijke vonnissen, opgelegde dwangsommen en de rule of law voor Belgische regeringsleden optioneel is. Dit geldt dan wellicht ook op andere domeinen.
Klimaatzaak
Met de Klimaatzaak bijvoorbeeld hebben meer dan 70 000 burgers in 2015 een rechtszaak aangespannen tegen de Belgische federale en gewestregeringen omwille van nalatigheid op gebied van klimaatbeleid. De toenemende kloof tussen wat wetenschappers als noodzakelijk beschouwen om de klimaatramp het hoofd te bieden en wat politici als leuk, haalbaar en betaalbaar beschouwen, geraakt maar niet overbrugd en rechtsspraak o.b.v. het Mensenrecht om te kunnen leven is een van de strohalmen waaraan wakkere burgers zich vastklampen in hun pogingen om overheden in actie te krijgen. Na een hemeltergend oponthoud over een taalakkefietje — Klimaatzaak vzw zelf heeft in de rechtbank uitdrukkelijk verklaard geen moer te geven om de taal waarin het proces behandeld wordt, het betreft dus een circus dat volledig aan de beklaagden, met de Vlaamse regering voorop, en een absurde wetgeving te wijten is — is de zaak in 2019-2021 in eerste aanleg behandeld en heeft de rechter geoordeeld dat de overheden zich in hun nalatigheid inderdaad schuldig maken aan een Mensenrechtenschending. Er waren echter geen bindende klimaatbeleidsdoelen aan dit vonnis verbonden. Klimaatzaak vzw is daarom in beroep gegaan en heeft dit beroep op 30 november 2023 gewonnen: de rechter legde de Vlaamse, Brusselse en federale overheid bindende reductiedoelstellingen op. Om te besluiten of daaraan dwangsommen moeten gekoppeld worden, wacht de rechtbank de uitstootcijfers van 2022-2024 af.
Vlaams Minister van Omgeving Zuhal Demir kondigde meteen aan in Cassatie te zullen gaan wat vanuit klimaatoogpunt uiteraard intriest is, maar wel zonder discussie haar rechtsstatelijk recht. Premier Alexander De Croo reageerde veel problematischer:
‘Dit soort rechtszaken maakt nul verschil in de levens van mensen’, aldus De Croo vanop de COP28. ‘Het is puur tijd- en energieverlies.’
‘Dit is een papieren debat, dat alle voeling met de realiteit kwijt is.’
‘We stoppen onze energie en tijd beter in het effectief halen van de klimaatdoelstellingen’, zegt De Croo.
Deze reactie is problematisch en wel hierom. Ze volgt een redenering die volledig parallel loopt aan degene die Nicole De Moor hanteert om rechterlijke vonnissen weg te wuiven:
- De wettelijke en juridische geldigheid van het vonnis wordt erkend en aanvaard.
- De regering stelt vast dat er, om aan de vereisten van het vonnis tegemoet te komen, politieke keuzes vereist zijn die niet de hunne zijn en daarom als absurd en onmogelijk worden afgeschilderd.
- Binnen de overblijvende kaders van het “haalbare” (lees: het in het politieke kraam van de regering passende), wordt gesteld dat het onmogelijk is om aan het vonnis tegemoet te komen. Men neemt het zeer subjectieve en niet rechtsgeldige standpunt in dat de regering binnen die kaders al haar uiterste best deed en doet om zo goed mogelijk aan het vonnis tegemoet te komen.
- De rechterlijke macht wordt subtiel weggezet als een wereldvreemde instantie die hardwerkende ministers met de vinger komt wijzen dat het niet genoeg is (wat zijzelf ook al wisten maar waar zij volgens bovenstaand discours helemaal niks aan kunnen doen), zonder oplossingen aan te dragen. Hierbij moeten we herhalen dat de taak van rechters is om de lijn van de wet te bewaken en dat het aandragen of opleggen van oplossingen uitdrukkelijk níét tot hun takenpakket of bevoegdheid behoort: dit is het terrein van de politiek. Het vonnis zelf wordt bijgevolg ook weggezet als een irrelevant, onbruikbaar stuk papier en níét als de zware blamage die het is: een oordeel van een onafhankelijke rechterlijke macht, dat de regering zich niet houdt aan de democratisch gestemde wetten van het Belgische volk.
- (Hier zijn we wat de Klimaatzaak betreft nog niet:) Ook eventuele dwangsommen worden voorgesteld als een aangerekende boete voor het niet bereiken van een doel dat zogezegd niet bereikt kán worden. Uit het feit dat de dwangsommen belastinggeld kosten en het probleem zogezegd niet oplossen, eigent men zich, via de media en tegen alle rechtsregels in, het recht toe om ze ook niet te betalen. Zoals hierboven uitgelegd, is exact de weigering om te betalen de reden dat de dwangsommen niet tot verandering leiden.
Het is verontrustend dat een eerste hergebruik van het precedent van De Moor al zo snel en in zo’n belangrijke zaak volgt. Dankzij het Vivaldi-regime zijn rechterlijke vonnissen en dwangsommen vanaf nu blijkbaar slechts overtollige adviezen voor brave politici.
Uiterst rechts
In Vlaanderen zijn er twee grote partijen, N-VA en Vlaams Belang, waarvan ik hierboven al geschetst heb dat zij weinig respect hebben voor de fundamenten van de democratische Rechtsstaat. De regering Michel I (2014-2018), waarvan N-VA de grootste coalitiepartij was, heeft een hardvochtig vluchtelingenbeleid gevoerd waarbij mensen op de vlucht werden ontmenselijkt m.b.v. termen als “transmigranten”, “opkuisen” en België dat het “putje van Europa” dreigde te worden, dit laatste kaderend in Franckens charmante vluchtelingen-als-rioolwatermetafoor. Onder het bewind van die regering en meerbepaald van toenmalig Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon en toenmalig Staatssecretaris tegen Asiel & Migratie Theo Francken zijn bij politieacties ook minstens twee doden gevallen (1, 2). We moeten er rekening mee houden dat deze partijen in de toekomst mogelijk opnieuw aan de macht kunnen komen en ons de vraag stellen wat zíj met het precedent van Nicole De Moor zullen aanvangen, wetende dat een zogenaamd braaf staatsdragend partijtje als CD&V — dan nog in coalitie met socialisten, groenen en liberalen (die het onder Verhofstadt toch juist vaak vóór de Mensenrechten opnamen) — er al gebruik van maakt om onschuldige mensen op de vlucht voor oorlog en geweld, buiten te laten slapen in de potentieel dodelijke Belgische winterkou (opnieuw: het betreft vorige winter; deze winter heb ik ondanks stevige vrieskou nog geen weet van dergelijke berichten). Ik houd mijn hart vast voor de dag waarop de posten van Asiel & Migratie, Binnenlandse Zaken (incl. politie) en Defensie opnieuw alledrie in handen zijn van een uiterst rechtse partij en de checks & balances van ons systeem, anders dan in 2014-2018, door Nicole De Moor en het Vivaldi-regime deels ontmanteld zullen zijn.
Conclusie
Staatssecretaris Nicole De Moor heeft een zeer belangrijke grens overschreden en er is geen alarm afgegaan, of althans heeft niemand ervan opgekeken. Ons land zit daarmee in de gevarenzone (ook de Europese Commissie maakt zich zorgen) en het zal daar blijven, ook na de verkiezingen en de aanstelling van een opvolger voor De Moor, totdat er inspanningen geleverd worden om dit precedent teniet te doen.
Om daar te geraken moeten er twee dingen gebeuren. De kiezer moet, liefst voor en anders bij de verkiezingen van 2024, de Rechtsstaat terug bovenaan op de politieke agenda plaatsen. En de wetgever moet het systeem van onze democratische Rechtsstaat van tanden voorzien. De politicus die zich, na uitdrukkelijk te zijn gewaarschuwd, expliciet macht blijft toe-eigenen die die niet toekomt, moet automatisch uit diens ambt worden ontheven en ten persoonlijken titel ter verantwoording worden geroepen in de rechtbank.
Zolang de Rechtsstaat tandeloos blijft, zullen politici van verschillende strekkingen er meer en meer overheen beginnen walsen op zoek naar electoraal gewin.
PS: Nicole De Moor negeert aanzienlijk meer vonnissen dan er woorden staan in dit stuk.