Een hoogst merkwaardige quote uit het interview in de afgelopen
weekendeditie van De Tijd met Bea Cantillon, deskundge bij uitstek over de
sociale zekerheid en armoede. Zeer beruikbaar in het debat over wie nu
eigenlijk moet opdraaien voor het geknoei met onze welvaart.
“De uitgaven in de sociale zekerheid stijgen onvermijdelijk door de
vergrijzing en door de betere medische technologie. En aan de onderkant van de
samenleving leven mensen in de armoede. Een voltijds werkende alleenstaande
vrouw met twee kinderen zit nu onder de armoedegrens. Hetzelfde geldt voor zowat
elke uitkeringstrekker. Arbeid meer belasten gaat niet, consumptie ligt ook
gevoelig, omdat zoals gezegd de laagste inkomens daarvoor meer opdraaien. Enkel
vermogen blijft dus over als mogelijke alternatieve inkomstenbron, maar daar
durft men niet aan te raken. Ik maak me echt zorgen, want de kloof tussen
mensen die het goed hebben en zij die het niet goed hebben wordt te groot. Een
samenleving kan zo’n tweedeling niet lang dragen. Dat zal zich wreken.”
Hoe bedoelt u?
“Hoe dat zich wreekt? Bijvoorbeeld via het stemgedrag. Maar ook meer
sociale onrust valt niet uit te sluiten. En in dat geval dreigen we een
samenleving te creëren waarin het niet langer fijn is om te leven. Niet voor de
mensen die niets hebben, maar evenmin voor de mensen die veel hebben. Ik besef
dat dit een zeer sombere gedachte is. Maar ik ben er steeds meer van overtuigd
dat het de juiste gedachte is.”
En ik ben het daar volkomen mee eens