De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Vergroting koopkracht als oplossing van de huidige crises?

Vergroting koopkracht als oplossing van de huidige crises?

dinsdag 21 januari 2014 00:56
Spread the love

De roep om een nieuwe Henry Ford als metafoor voor een koopkrachtige vraag ter oplossing en voorkóming van economische crises in het kapitalisme, houdt meer verband met nostalgische gevoelens voor het kapitalisme uit ‘’die goede oude tijd’’, dan met een adequate en rationele analyse van de onvermijdelijke crises in het huidige kapitalisme en eventueel in dat van de toekomst. Beleid gebaseerd op nostalgie berust doorgaans op drijfzand.

Een Henry Ford van de eenentwintigste eeuw?

Honderd jaar geleden introduceerde autofabrikant Henry Ford in zijn fabriek een geperfectioneerde lopende band en de achturige werkdag van vijf dollar. Die vijf dollar betekende een verdubbeling van het arbeidsloon. Maar die ongekende en ongebruikelijke vrijgevigheid uit de ondernemerswereld kwam niet zozeer voort uit een sociale inborst van de autofabrikant, zoals menig al te romantische geschiedschrijving maar wat graag wil doen geloven.  Zij was allereerst gebaseerd op het inzicht waar de latere Keynes zijn naam aan zou verbinden: omzet en winst veronderstellen een koopkrachtige vraag. Als Henry Ford zijn mensen nou maar goed betaalde, dan kon hij zijn T-Fordjes aan hun verkopen. Bovendien speelde mee de problemen die zijn werkers hadden met de lopende band. Er werd weinig rekening gehouden met hun behoeftes en de arbeidskwaliteit was zo gering dat alleen al in 1914 het personeelsverloop lag op 400%. Met een loonsverhoging tot 5 dollar wist Ford daarna werknemers weer aan zich te binden. In werkelijkheid was het ‘’gulle’’ beleid van Ford een perfecte illustratie van Adam Smith’ ‘’welbegrepen eigenbelang’’ van de ondernemer. Ford had gezien dat verbetering van de koopkracht ten goede zou komen aan de ondernemer(s): het fordisme.

Wat hiervan bij anderen overbleef na de tijd van Fords “vrijgevigheid” was de overtuiging dat crises in het kapitalisme, die in elk geval onderbestedingscrises zijn, eigenlijk alleen maar goed te bestrijden zijn door  verhoging van de koopkrachtige vraag. Een analyse niet in het minst gevoed door de welhaast religieuze nostalgische gevoelens over ‘’that old time capitalism’’  ten tijde van Ford. Vrijwel iedereen die nu in 2014 voor de vraag staat hoe de heersende crisis opgelost kan worden en het kapitalisme weer dienstbaar te maken is aan de samenleving en de planeet, is dan ook ingewijd in de mantra van een verhoogde koopkracht. Zoals het een vereiste is dat een mantra zo gedachteloos mogelijk wordt gerepeteerd, zo wordt ook bij herhaling de opvatting kritiekloos aanvaard, dat een koopkracht die de gehele productie kan absorberen, de oplossing is van iedere crisis. De remedie is dus niet moeilijk en volstrekt vanzelfsprekend:  zorg voor een koopkracht waarin de geproduceerde goederen en diensten geheel kunnen worden geconsumeerd, en de crisis houdt geen stand. De vraag is natuurlijk of dat nostalgische recept nog opgaat voor de nieuwe, moderne fase van het kapitalisme. Kan de koopkracht van nu zo opgehoogd worden dat de totale productie geabsorbeerd kan worden?

Koopkrachtverhoging: een paradox in het kapitalisme

De vraag van hierboven stellen is haar ook beantwoorden. Ooit heeft het kapitalisme een positieve functie gehad, namelijk toen het bij het einde van het feodalisme weer een verdere groei van de productiekrachten mogelijk maakte die in het feodalisme waren gestagneerd. Maar daarna heeft het zich onvermijdelijk en noodzakelijk, want geheel naar de aard van zijn wezen, en dus met een historische noodzakelijkheid, steeds meer ontwikkeld tot een parasitair systeem en verdienmodel voor de kapitalist. Een systeem dat voor zijn voortbestaan afhankelijk is van en teert op een onvermijdelijk voortschrijdende uitbuiting van mens en planeet, van onder meer loonmatiging en hongerlonen,  tot milieudegradaties.

In tegenstelling tot het kapitalisme anno nu, was het ten tijde van Henry Ford bepaald niet onmogelijk, ja zelfs niet moeilijk, het loon te verdubbelen, vooral niet omdat het voorheen toch al een armoetierig inkomen betrof.  In het kapitalisme ten tijde van Ford en zijn automobielindustrie was de markt namelijk nog niet zó druk bezet met ondernemers, dat er toen al sprake kon zijn van een zo intens moordende onderlinge concurrentie dat het noodzakelijk was zo goedkoop mogelijk te produceren om niet door de collega-producent van de markt verdreven te worden. De markt waar Ford zich op begaf was nog niet vol bezet met ondernemers die elkaar economisch naar het leven stonden, en daarom ontbrak ook de noodzaak van een zo goedkoop mogelijk productie en was er ruimte voor een verhoging van het arbeidsloon.

Bovendien was er eigenlijk  ook nog maar één automobielindustrie op de markt van die tijd, namelijk de Fordfabriek. Ford had een monopoliepositie, en ondervond daarom ook om deze reden nauwelijks concurrentie die hem dwong goedkoper te produceren door te besparen op arbeidsloon. Ook hierom was het niet moeilijk het loon te verdubbelen, te meer ook omdat die monopoliepositie Ford in de gelegenheid stelde die loonsverhoging tot op bepaalde hoogte weer te compenseren met een verhoogde prijs van de T-Ford.

Maar tijden veranderen, zoals ieder weet. Het kapitalisme uit de tijd van Ford is niet meer. In de moderne versie van dat systeem bevindt zich een groot aantal ondernemers op de markt die zich tot elkaar verhouden in een staat van moordende concurrentie. Om die strijd niet te verliezen is iedere ondernemer gedwongen via kapitaalintensieve productie goedkoper, sneller en meer te produceren dan zijn concurrenten. Maar deze manier van productie – regelmatige vervanging van het machinepark door nieuwere, snellere en dus duurdere machines, gepaard aan banenverlies – oefent   een zware druk uit op de winst. Om niettemin toch voldoende te kunnen accumuleren ontkomt de ondernemer dan ook niet aan de noodzaak steeds meer te groeien: groeidwang. Uiteindelijk voert moordende concurrentie via kapitaalintensieve productie dus tot afnemende winst, die bestreden wordt door groeidwang en in functie daarvan een toenemende uitbuiting van mens en natuur.

Hier openbaart zich een paradox, zo men wil een contradictie in het kapitalisme: ter wille van zijn voortbestaan is dit systeem enerzijds onvoorwaardelijk afhankelijk van een zo groot mogelijke besparing op de loonkosten, tot aan hongerlonen toe, want dit maximaliseert de meerwaardevorming, de bron van de winst. Anderzijds is het systeem ook onvoorwaardelijk afhankelijk van een koopkrachtige vraag in dienst van de verkoop van de producten op de markt. En dit eist juist een progressieve loonontwikkeling, die weer haaks staat op een zo groot mogelijke besparing op de loonkosten. Beide elementen van de paradox zijn onverenigbaar, en de keuze van het kapitaal moet onverminderd vallen op die besparing, lees uitbuiting van mens en planeet. Het systeem rust niet en gaat door tot er op de wereld niets meer uit te buiten valt en het in crisis geraakt, om daarna met behulp van de neoliberale politiek en met een nog verder verhoogde intensiteit van uitbuiting, uit zijn as te herrijzen, op weg naar de volgende crisis, tot het aan zijn eigen paradoxen ten onder gaat.

In het licht hiervan is de visie dat het ophogen van de koopkracht de remedie is voor crisis, op haar best nostalgische dromerij, en in werkelijkheid een fundamentele onmogelijkheid in het (moderne) kapitalisme, want de onvermijdelijke tendens is daar juist de afbraak van koopkracht.  Zoals eerder al gezegd: een beleid gebaseerd op nostalgie berust doorgaans op drijfzand.

Wat als deze analyse plausibel en reëel is?

Maar als de analyse van hierboven reëel en juist is, namelijk dat het kapitalisme onvermijdelijk functioneert als een parasiet die steeds meer uit de samenleving en de natuur moet zuigen om zichzelf in stand te houden, dat het een systeem is dat krachtens zijn wezen noodzakelijk het pad bewandelt naar een steeds heviger bedreiging van alle leven en ecocide, dan kan de vraag niet langer meer zijn hoe we een kapitalisme kunnen inrichten dat dienstbaar is aan mens en milieu – want volgens bovenstaande analyse bestaat zo’n kapitalisme niet – , maar welk alternatief het kapitalisme effectief kan vervangen en werkelijk dienstbaar is aan de gehele mensheid en de natuur/het milieu. Als deze analyse het gelijk aan haar kant heeft, is dan een zoektocht die de oplossing van de crisis definitief zoekt binnen de contouren van het kapitalisme, niet een fatale vergissing, ja zelfs van een monstrueuze immoraliteit?  Is het niet naïef of beter gezegd  levensgevaarlijk ervan uit te gaan en erop te vertrouwen dat burgerlijke economen en neoliberale politieke beleidsmakers bij hun advies en beleid ongetwijfeld doorheen een analyse van het kapitalisme als hierboven vermeld zijn gegaan, maar dat ze na ampel en gewetensvol beraad toch meer heil zagen voor mens en planeet in een aanpak om het kapitalisme uit het slop te halen?  Honderd tegen één dat de eenzijdige nadruk in hun advies en beleid op een herstel van het kapitalisme, gestoeld is op een geconditioneerde reflex, waarbij overwegingen voor alternatieven geen moment in het spel voorkwamen. Immers, in vrijwel alle sectoren van de samenleving heeft de economische macht van de corpocratie van bedrijven de invloedssfeer van het kapitalisme stevig kunnen vestigen. En dit door zowel te bewerkstelligen dat zo weinig mogelijk personen met alternatieve inzichten doorstromen naar belangrijke politieke en economische sleutelposities en daar alleen dienaren van het kapitaalsbelang boven komen drijven, als door een vorm van afpersing, namelijk het dreigement te verkassen.  En zo is er een politieke bestuurslaag ontstaan die van geen alternatieven weet of wil weten, maar de belangen en de directieven van het (groot)kapitaal gehoorzaamt, met een onverholen minachting voor alternatieven en de medezeggenschap van de burger. In een dergelijke constellatie zijn alternatieve eisen aan bedrijven zoals het betalen van decente lonen, in het algemeen alternatieven voor de onzalige markteconomie, aan dovemansoren gericht.

Tot de wal het schip keert

Welke vooruitzichten zijn er als er geen alternatieven zijn voor het kapitalisme of als dergelijke alternatieven er wel zijn maar door belanghebbenden en de neoliberale politiek niet serieus genomen worden en buiten de deur gehouden worden?  Het voorspelbare en feitelijke gevolg zal zijn dat wanneer het water tot de lippen gestegen is, het volk de barricaden op zal gaan en het heft in eigen hand zal nemen. De wal keert dan het schip. Een vergelijking met de Arabische Lente dringt zich dan op, maar dan op veel grotere schaal. En het succes van die strijd zal zeker gelijke tred houden met het voorhanden zijn van een al dan niet duidelijk alternatief voor het kapitalisme.

Dit stelt de kwestie van de noodzaak alternatieven uit te werken en bij de hand te hebben als de agonie van het kapitalisme en de daarmee verbonden Apocalyps voor de deur staan. Dergelijke alternatieven zijn er al wel, maar dan nog in rudimentaire vorm. Nadere uitwerking daarvan is dus gewenst, en ook andere alternatieven  dan de reeds bestaande zijn mogelijk. Hoezeer er ook een variëteit aan alternatieven denkbaar is, één uitgangspunt hebben ze gemeen of zouden dat dienen te hebben, ter vermijding van het onheil van de markteconomie, namelijk het besef dat kapitaal geen onontbeerlijke productiefactor is en dus ook niet meer als productiefactor opgenomen dient of hoeft te zijn in die alternatieven na het kapitalisme. Geld is namelijk het centrale mechanisme dat uitbuiting mogelijk maakt in de ruimste zin van het woord, zoals dat onder het kapitalisme bedreven werd. Er zijn mensen in overvloed voor de nodige arbeidskracht, er zijn ook voldoende grondstoffen voorradig, en de knowhow is ook ver genoeg gevorderd om nu en in de toekomst iedere aardbewoner een leven te garanderen in voldoende welvaart en welzijn, in respect voor de natuur. De enige noodzakelijke en voldoende productiefactoren zijn dus arbeid en grond(stoffen). Voeg beide productiefactoren samen, en er staat principieel niets meer in de weg om te gaan produceren voor de werkelijke behoeften van mens en natuur, en niet voor de kapitalisten, die met hun geld de teugels van de economie kunnen richten naar hun eigen onverzadigbare behoeften en belangen, ten koste van mens en natuur. Het bijeenbrengen van beide productiefactoren met uitsluiting van de productiefactor geld leidt tot de productie van goederen en diensten die in principe gratis zijn. Het enige wat nog nodig is naast dit bijeenbrengen van beide productiefactoren, is een instrument- niet geld –  op grond waarvan een zo gelijk mogelijke verdeling van de voortgebrachte goederen en diensten onder alle aardbewoners mogelijk is, in ieder geval een verdeling die beantwoordt aan het onder het kapitalisme in diskrediet geraakte ideaal van sociale rechtvaardigheid en zorg voor het herstel van milieudegradaties. Waar geld en de behoefte aan steeds meer en grotere accumulatie niet meer bestaan, hebben we de fundamentele voorwaarden gecreëerd voor een betere wereld en betere aarde.

Vraag aan de lezer

Algemeen wordt ingezien dat het onmogelijk is in het kapitalisme voldoende koopkracht te realiseren om de totale productie aan goederen en diensten te kunnen absorberen. Dit stelsel is een parasiet die vanwege de groeidwang niet buiten een steeds verdere uitbuiting kan van mens en natuur, in functie van de decadente verrijking van een minderheid, de 1%. Daarom ook verkeert dit stelsel op gezette tijden in crisis, zowel in de reële economie als de financiële markten. De volgende financiële bubbel, groter nog dan de huidige wereldwijde kredietcrisis, zal de wereld over 7 à 8 jaar treffen, als blijkt dat twijfelachtige en ondeugdelijke derivaten die een jaar of zeven geleden in de bankenwereld voor een periode van ongeveer vijftien jaar zijn afgesloten en aangegaan, luchtbellen blijken te zijn.

De vraag  is of de lezer de mening deelt dat het kapitalisme, net als ieder ander economisch stelsel, mensenwerk is en niet van nature of van God gegeven is, en dus ook veranderd of verworpen kan worden?

Een volgende vraag is of hij of zij mee kan gaan met de conclusie dat het kapitalisme de zwanenzang dient te zingen en door een alternatieve economie vervangen zal moeten worden?

En als het antwoord positief uitvalt zou dan een alternatieve economie in aanmerking kunnen komen, de aandacht verdienen of zelfs de voorkeur verdienen, waarin geld buiten spel gezet is, waarin kapitaal geen productiefactor meer is,  en dus als mechanisme voor uitbuiting van mens en natuur heeft afgedaan, zoals we hierboven nog in rudimentaire vorm hebben voorgesteld?

Het zal geen verbazing wekken dat de auteur op alle drie bevestigend antwoordt. Misschien dat de lezer hem kan bevestigen of met zijn antwoorden wellicht op andere gedachten kan brengen?

take down
the paywall
steun ons nu!