De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Vlag van Soedan. Afbeelding van David Peterson via Pixabay
Getuigenis - Sarah Amir Hassan

Van Soedan naar België: Salam

De beste verhalen komen uit je hart. Als je over je eigen ervaring schrijft komt het er vanzelf uit zoals water naar de rivier vloeit. Daarom schrijf ik over mijn tocht naar België, hoe ik mijn land, mijn familie, vrienden en roots moest verlaten.

vrijdag 10 februari 2023 18:04
Spread the love

 

Soedan is een van de grootste landen in Afrika. Tussen 1989 en 2019 werd het land geleid door Omar Al Bashir die, een vorm van politieke Islam bedreef. In 2019 kwam er een regering met burgers en militairen, maar in oktober 2021 kwam er een staatsgreep geleid door generaal Al Burhan, lid van de partij van Al Bashir. Vandaag wordt Sudan door het leger geleid. De Salafistische groep “Ansar al-Sunna” steunt de regering. Voor deze extremistiche groep is de Islam de enige godsdienst in Sudan, en moet de Islamitische leer als grondwet voor het land dienen.

De zomer van 2017 was warm in Khartoum, maar ook de grond onder mijn voeten werd warmer. Dag na dag warden de bedreigingen door extremisten ernstiger. Mijn familie had schrik over wat mij kon overkomen, en durfde niets te doen. Mijn leven werd bedreigd en we konden er niets aan doen. Nadat ik had deelgenomen aan een symposium over godsdienstvrijheid werd ik bedreigd door Ansar al-Sunna. Ik had gezegd dat Sudan een divers land was, waar mensen vrije keuzes konden maken om hun geloof te beleiden of zelfs om geen geloof te hebben. Een lid van Ansar al-sunna was aanwezig en gaf aan de groep door wat ik gezegd had. Dat werd beschouwd als een oproep tot atheïsme.

De volgende dag horde mijn vader aan de deur kloppen. Een groep extremisten was naar ons huis gekomen, en sprak over mijn inbreng op het symposium. Ze vonden dat ik de stem van het atheïsme was, en dat vrouwen zoals ik anderen konden brainwashen met meningen die ongepast zijn in onze cultuur.

Het werd steeds erger. Ik ontving doodsbedreigingen per brief. Mijn familie moest iets bedenken.

Er bleek maar één oplossing te zijn. Ik moest Soedan ontvluchten, er was geen andere keuze.

We vonden allemaal dat ik het best naar Europa kon gaan. Ik zocht wat op over de verschillende landen, en België leek de beste keuze. Er werden veel vluchtelingen aanvaard, en de maatschappij was er divers, wat belangrijk voor mij was. Ik kon er hoger onderwijs volgen en de aanwezigheid van internationale organisaties gaf mogelijkheden om werk te vinden.

Op 5 oktober kwam ik aan in Brussel. Vertrekken was niet gemakkelijk, maar ik kwam toch veilig aan. Mijn familie was erg emotioneel op de luchthaven, maar ze zochten nu eenmaal naar een veilige plek voor hun dochter. Ik knuffelde mijn ouders en kuste het voorhoofd van mijn vader.

Asiel aanvragen in België was niet moeilijk, je moest gewoon naar het gebouw van het commissariaat-generaal. Het moeilijkste was in de kou wachten tot je naar binnen mocht. Ik ontmoette er mensen van verschillende nationaliteiten en leeftijden, ook gezinnen met kinderen.

Als asielzoeker geef je je paspoort af en krijg je een nummer. Vanaf dan ben je niet meer dan een nummer. Dat nummer werd mijn identiteit, alle contact nadien zou op basis van dat nummer gebeuren. Ik vond de procedures doenbaar, maar dat nummer gaf mij het gevoel dat ik een gevangene was, die zo’n nummer op zijn rug draagt.

Na nog eens dertien dagen werd ik overgebracht naar de permanente opvang. Ik deelde er een kamer met twee andere meisjes.

Het werd snel duidelijk wat er zou gebeuren als ik gewoon zou blijven wachten in de opvang. Ik had iets nodig om te doen tijdens mijn asielaanvraagperiode, ik wist niet hoe lang op een beslissing zou moeten wachten. Ik melde me zo snel mogelijk aan om Nederlands te leren.

Na een paar dagen was ik student in het volwassenenonderwijs. Het was fijn om een nieuwe taal te leren. Ik ging vijf dagen per week naar school. Het hield me bezig als ik dacht aan mijn dierbaren die ik had achtergelaten, en ook als ik me zorgen maakte over de toekomst. Ik ging met de bus naar school. Hoewel ik een onzeker statuut had, vond ik dat het land mij welkom heette als lid van de gemeenschap.

Vanaf ons centrum moest ik 20 minuten stappen naar het station. Ik herinner mij het donkere bos waar ik doorheen moest vroeg in de ochtend, en had soms schrik dat iemand mij zou aanvallen of plots vanachter een boom zou springen, of dat er een wild dier zou opduiken. Maar ik bleef tegen mijzelf zeggen dat er licht was aan het eind van de tunnel. Er wachtte mij iets geweldig, hoe donker het pad ook was.

In januari was het feest in het opvangcentrum. Ik had examens Nederlands. We maakten pret, het personeel danste met de vluchtelingen en de kinderen waren er. Maar ik had geen zin om te feesten. Ik ging terug naar mijn kamer. Ik maakte mij zorgen, omdat mijn vader de dag nadien geopereerd moest worden. Hij was gevallen en de dokter had besloten dat hij aan zijn heup geopereerd moest worden. Ik bleef die dag de hele dag bij mijn telefoon, en volgde wat mijn familie via WhatsApp liet weten. Ik stuurde zelf berichtjes om te vragen hoe het liep, en kreeg urenlang geen antwoord. Het was een donkere en koude dag. Ik luisterde naar de wind in de bomen van het bos, en vroeg me af wat er in Soedan aan het gebeuren was. Plots ging de telefoon. Het was mijn zus uit de VS. Ik zei niet eens “hallo”, ik wilde meteen weten hoe het met mijn Baba was. Het werd stil aan de andere kant van de lijn. Toen hoorde ik mijn zus huilen. Ik begreep even niet wat er aan de hand was, maar toen begon ik zelf te huilen. “ZEG NIET DAT BABA ER NIET UIT IS GERAAKT!” Het enige wat ik nog hoorde was huilen. Mijn geliefde vader… Dat kon niet waar zijn. Ik gooide de telefoon weg en begon als een gek te schreeuwen. Alle andere meisjes kwamen uit hun kamer en ik kon maar niet ophouden. Wat er verder gebeurde weet ik niet meer, het laatste wat ik mij herinner is dat een van de maatschappelijk werkers mij een paar pillen gaf.

De wereld was veranderd. Ik was in rouw, pijn door het verlies van mijn geliefden, die ik niet meer terug zou zien. Ik sliep niet, praatte met niemand. Ik hing alleen maar aan de telefoon om te luisteren naar familie en vrienden die mij opbelden met condoleances. Ik moest mijn leraar Nederlands nog laten weten dat ik niet naar mijn examen kon komen. Maar zij was zo lies, en haar reactie overtuigde mij om naar school te komen en het examen af te leggen. Ze wilde mij graag zien. Ik moet toegeven dat die reactive het eerste was dat mijn verdriet een beetje draaglijk maakte. Zij overtuigde mij ook om verder te studeren. Dat heb ik ook gedaan.

In de maanden nadien ging ik helemaal op in de school. Begin juni had ik mijn tweede gesprek op het commissariaat-generaal. Als asielzoeker moet je een heleboel vragen beantwoorden. Urenland in een stoel zitten, uitleggen en antwoorden geven.

Na negenentwintig dagen kreeg ik een positief antwoord. Ik kreeg asiel, na acht maanden in het opvangcentrum.

 

Dit artikel verschijnt als deel van de samenwerking tussen DeWereldMorgen en Refu-Interim.

Afbeelding van David Peterson via Pixabay 

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!