De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Uitgebuite paprika’s en asperges op ons bord
Peru, La ruta, Ica, Asperges -

Uitgebuite paprika’s en asperges op ons bord

woensdag 13 april 2011 21:56
Spread the love

Auteur: Talinay Strehl LA Ruta

“Wij willen ons loon! Wij willen ons loon!”, klinkt het op zaterdagmiddag in koor vanachter de gesloten poorten van het exportbedrijf Agrícola Jasmin. Gelegen in een groene vallei te midden van de droge zandwoestijn in het departement Ica, worden hier tonnen parika’s verbouwd voor de internationale markt. Net als in veel van de andere agro-industriële bedrijven in dit gebied, waaronder die van de asperges, uien, avocado’s en artisjokken, laten de werk- en woonomstandigheden van de arbeiders op de plantages veel te wensen over.

Het is 9 april, één dag voor de nationale verkiezingen. De meeste landarbeiders van Agrícola Jasmin hebben nog een lange reis voor de boeg naar hun geboortedorpen in Ayacucho, Huancavelica of Puno. Daar zullen ze hun stem uitbrengen op een nieuwe president. Als ze dat niet doen, hangt hen een boete van 70 sol (17 euro) boven het hoofd; een half weekloon voor zware arbeid onder de brandende zon. Maar vooralsnog weigeren de toezichthouders hen uit te betalen.

“Ze zeggen dat de baas in Spanje is en ze ons daarom niet kunnen betalen. Ze hebben altijd wel een smoes om ons te bedriegen.” Celina (16) uit Ayacucho wijst verbouwereerd naar de lachende toezichthouders. Net als veel van haar medearbeiders heeft ze een T-shirt om haar hoofd en gezicht gebonden om zich te beschermen tegen de zon en het stof. “Ze behandelen ons als slaven, om producten te verbouwen voor het buitenland. Alles voor de export en niets voor ons”, staat Jonny (22) uit Pucallpa haar bij.

Volgens Raul Chuecas, toezichthouder van Agrícola Jasmin, moeten de arbeiders niet zo klagen. “Wij buiten hier helemaal niemand uit. Ze krijgen gewoon het minimum loon betaald, terwijl sommigen niet eens weten wat werken is. Ze mogen blij zijn dat ze hier überhaupt mogen werken.”

Voordelige wetgeving voor bedrijven
Het merendeel van de agro-industriële bedrijven in Ica is in handen van buitenlandse investeerders, waaronder Chilenen, Arabieren en Europeanen. Door afspraken met de Peruaanse overheid, gemaakt in de tijd van voormalig president Fujimori, hoeven zij over de uitvoer van hun producten geen belasting te betalen.

Daarnaast bieden wet- en regelgeving uit dezelfde periode andere voordelen voor buitenlandse exportbedrijven. Het wettelijk minimumloon voor de agro-industrie ligt bijvoorbeeld vele malen lager dan dat in andere sectoren en werkgevers mogen zelf bepalen voor hoe lang ze hun arbeiders in dienst nemen.

Volgens cijfers van de nationale overheid zorgt de agro-industrie in Ica voor meer dan 120.000 banen in de landbouw. Met name op het gebied van asperges leidt Peru de exportmarkt. In 2010 voerde Peru voor ruim 2,2 miljard euro aan landbouwproducten uit. Het leeuwendeel hiervan gaat naar de Verenigde Staten, maar ook Europa, waaronder Nederland, is een belangrijke afzetmarkt. 65 procent van deze exportproductie komt uit Ica, wat dit departement tot de nummer één van de Peruaanse agro-industrie maakt.

Precaire werkomstandigheden en zanderige tentenkampen
De situatie in het bedrijf Agrícola Jasmin is volgens de landarbeiders exemplarisch voor het merendeel van de agro-industriële exportsector van Ica. Lonen worden met regelmaat niet uitbetaald, rust- en eetpauzes lijken een overbodige luxe en contracten en verzekeringen bestaan niet. Daarnaast ontbreekt het veel van de plantages aan sanitaire voorzieningen en worden vrouwelijke werkneemsters regelmatig seksueel geïntimideerd door de toezichthouders.

Rosario Huayanca Zapata, medewerkster van de mensenrechtenorganisatie CODEH-ICA, uit haar zorgen over de precaire werkomstandigheden van de arbeiders op de plantages. “Het is waar dat de agro-industrie een belangrijke bijdrage levert aan de economische groei van mijn land, maar de arbeiders moeten elke dag vechten voor een beetje gerechtigheid. Ze werken als ezels en krijgen nauwelijks genoeg betaald om de week mee door te komen. Dat noem ik geen groei, dat noem ik een misdrijf.”  
Bovendien zijn ook de leefomstandigheden van de arbeiders schrikbarend slecht. Zij wonen in zanderige tentenkampen langs de kant van de snelweg; zonder water, riolering, gezondheidszorg en sociale voorzieningen. Door de aardbeving van 2007, die vooral Ica trof, werden hun stenen huizen vernield. Met rieten matten en plastic zeilen bouwden ze nieuwe onderkomens, waarin ze tot op de dag van vandaag wonen.

Mankracht gezocht!
De agro-industrie van Ica kenmerkt zich door het tijdelijke karakter en seizoensarbeid. De mondelinge contracten zijn meestal voor een week, en dus moeten de landarbeiders elke zeven dagen op zoek naar een nieuwe werkgever. Op speciale punten langs de snelweg komen zij op maandagochtend samen, nog lang voor het opgaan van de zon, om een keuze te maken uit de verschillende aanbiedingen van de agro-bedrijven. “Stap in, stap in! Werknemers gezocht voor paprika’s! Goede lonen plus lunch en verzekering! Vrij op zaterdag en zondag!”, schalt het door de megafoons van de tussenhandelaren, die door de bedrijven worden ingehuurd om genoeg mankracht bij elkaar te brengen. In afgedankte Limeense stadsbussen vervoeren zij de arbeiders naar de plantages.

Dat de beloftes over de hoogte van het loon en de aard van het werk zelden kloppen, weerhoudt de arbeiders er niet van om mee te gaan. “Pure leugens! Natuurlijk krijgen we geen verzekering en geen lunch. Maar veel keuze hebben we niet: het is óf op deze manier werken, óf honger lijden.” Tito, die al meer dan dertig jaar in de agro-industrie werkt, weet precies hoe het zit. “Voor 20 sol per dag (5 euro) laten ze ons meer dan 12 uur werken zonder rustpauzes. Uitgebuit worden we! Ik kom zelf uit Ayacucho, maar daar is al helemaal niets te halen.” En hij sprint weg om nog net in een uitpuilende bus van een aspergeproducent te springen.
   
Veel migranten die op de plantages werken, vluchtten net als Tito voor het politieke geweld van de jaren 80 en 90 in Ayacucho en Huancavelica naar Ica. Zo ook Irma. Samen met haar man settelde ze zich 20 jaar geleden in het arbeidersdorp Nueva Esperanza (Nieuwe Hoop). Een paar jaar geleden ging haar man ervandoor met een andere vrouw en liet Irma met 8 kinderen achter. Hoe ze al deze monden in haar eentje moet voeden, weet ze niet.

Huilend vertelt ze dat door het vele bukken op de plantages haar knieën versleten zijn. “Van de pijn kan ik nu niet meer werken. Gelukkig hebben mijn dochters nu het werk overgenomen.” De langdurig gebukte werkhouding, het veelvuldige gebruik van pesticiden en de zengende hitte van de woestijn, zorgen op den duur voor lichamelijke klachten bij de arbeiders. Maar zonder ziektekostenverzekering en sociaal vangnet, zit er voor de meesten niets anders op dan door te gaan of hun kinderen te laten werken op dezelfde plantages.   

Twee keer per week water
Voor de irrigatie van gewassen in de agro-industrie zijn grote hoeveelheden water nodig. “Water dat we helemaal niet hebben in deze regio, voor gewassen die we hier helemaal niet zouden moeten produceren. Dit is woestijngebied en het weinige water dat we hebben, zou voor de inwoners moeten zijn, niet voor de rijke multinationals. Als de exportbedrijven zo doorgaan, dan hebben we hier over vijf jaar helemaal geen water meer”, aldus José Manuel Miranda, de directeur van de mensenrechtenorganisatie CODEH-ICA.

Door het hoge waterverbruik op de plantages, blijft er nauwelijks water over voor de arbeidersdorpen. Terwijl een aspergeveld van één hectare per jaar rond de 22.000 kubieke water verbruikt, kunnen de inwoners van Nueva Esperanza twee keer per week een paar Jerrycans vullen met dit kostbare goedje. Hiermee moeten ze koken, kleren wassen en zichzelf en hun kinderen douchen.

Gebrek aan zelforganisatie
Dat er iets moet veranderen in de inhumane werk- en woonomstandigheden van de arbeiders in de agro-industrie, dat is evident. Opvallend daarom is het totale gebrek aan vakbonden of zelforganisatie in deze sector.

Volgens Rosario van CODEH-ICA heeft dit verschillende oorzaken: “Ten eerste de tijdelijke aard van het werk. Arbeiders werken vaak maar één week voor hetzelfde bedrijf. Daarnaast vindt het contact plaats via tussenhandelaren en krijgen ze de echte bazen nooit te zien of te spreken. Ook zijn de arbeiders bang om hun inkomsten te verliezen. Voor velen is 140 sol (35 euro) per week beter dan niets.”

Het contrast kan bijna niet groter. Terwijl wij in Nederland heerlijk goedkope paprika’s en asperges op ons bord hebben liggen, werken de arbeiders in Ica zich kapot voor een onzeker hongerloon. En ondertussen maakt de Peruaanse agro-industrie een ongekende groei door, die Ica tot de rijkste departementen van het land laat behoren.

Om veiligheidsredenen van de geïnterviewde landarbeiders zijn hun achternamen weggelaten.

take down
the paywall
steun ons nu!