De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Tunesië: debatcultuur onbestaand, ook over verwoestijning

Tunesië: debatcultuur onbestaand, ook over verwoestijning

vrijdag 14 januari 2011 11:43
Spread the love

De onlusten in Tunesië doen me teruggrijpen naar iets wat ik voorgelezen heb in december 2001, ter gelegenheid van de uitreiking van een prijs voor Duurzame Ontwikkeling die me werd uitgereikt door het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Gent voor een doctoraat over het gebruik van geschikte planten ter herstel van verwoestijnde gebieden (en dat zijn er nogal wat in die landen). December 2001 betekent: net na die Amerikaanse inval in Afghanistan, nav de gebeurtenissen van 09/11. Mijn boodschap: de politieke impasse van Tunesië en bij uitbreiding de hele Arabische wereld, legt ook elk maatschappelijk debat  lam over hun milieuprobleem nummer één, en dat gaat zich binnen afzienbare tijd als een boemerang tegen die landen keren.

Hier is de titel van de speech:

Bent u er heel zeker van dat
na uw dood
het lot van de mensheid
u nog een moer kan schelen?

En hier is wat ik voorgelezen heb:

Afgelopen maand was ik, hoe kan het ook anders, twee weken in Tunesië, om het werk te hervatten na een jaar onderbreking om komaf te maken met mijn doctoraat. Dat doctoraat had ik als troetelnaam “La Maudite” gegeven. Na zoveel jaar is “La Maudite” uiteindelijk op de knieën gedwongen. Gevolg: eergisteren was ik totaal inspiratieloos bij de voorbereiding van wat een uiteenzetting van mijn werk had moeten worden. Ik heb dan maar wat impressies uit dit recente verblijf in Tunesië gepuurd.

Het duurt langer dan gewoonlijk voor ik over de cultuurschok heen ben en mezelf weer “aangepast” kan noemen. De sfeer op het onderzoeksinstituut waar ik al zoveel jaren kom is tamelijk terneerdrukkend. Niets ongewoons, in die landen getuigt geen enkele staatsinstelling van veel animo. Maar enkele “tête-à-têtes” met oude bekenden beuren me op. Ze borrelen snel over van persoonlijk wel en wee naar, jawel, de oorlog in Afghanistan, en alles wat daarachter zit. De meeste van deze onderzoekers zijn bureaucraten tegen wil en dank, en zijn vermoedelijk niet echt hartstochtelijk bezig met onderzoek. Toch beurt het me op te merken, dat enkele van mijn oude bekenden met scepsis het wereldgebeuren volgen, me genoeg vertrouwen om dit gevoelige onderwerp aan te snijden; en vooral, met hun onnavolgbaar fijne humor de vergelijking maken met hun eigen land. Hun ironie helpt me alles weer eventjes in zijn context te plaatsen.

Waar heb ik het over?

Deze onderzoekers leven op de rand van de woestijn. Hun ouders zijn grotendeels ongeletterd; zijzelf vertellen graag over hoe ze als kind blootsvoets eindeloze kilometers naar school stapten. Materieel gezien hebben ze het nu beter dan ooit. De huidige stand van ontwikkeling van hun land overtreft hun wildste jongensdromen. De paradox die me steeds weer treft is dat men hier overduidelijk aan onduurzaam land- en watergebruik doet, maar dat de lokale bevolking hier nauwelijks last van heeft. Deze onderzoekers weten dit beter dan welke buitenlandse expert ook, maar doen er weinig mee. Hoe zouden ze ook? In deze context staan tussen weten en erover nadenken, tussen erover nadenken en iets hiermee doen… niet zomaar wat wetten en praktische bezwaren, maar een schrijnend gebrek aan debat en ondernemingsvrijheid. Ik heb het over de onmogelijkheid aan degelijk ontwikkelingsrelevant onderzoek te doen in een land waar intellectuele arbeid per definitie verdacht is, en politiek een vies woord.

De verwoestijning in Tunesië is inderdaad verontrustend, maar haar gebrek aan democratie is dit nog veel meer, in die mate dat men zich kan afvragen of de onstuitbaarheid van de verwoestijning niet het gevolg is van die politieke impasse. U kunt zich voorstellen dat deze laatste zin volslagen politiek oncorrect was geweest mocht ik haar uitgesproken hebben ter plaatse, “en public”. Ik prijs me gelukkig dat ik ze hier wel mag uitspreken.

Even terug naar concretere aspecten van duurzame ontwikkeling.

De laatste jaren woon ik, als ik in Tunesië ben, in bij een gastfamilie, die mij bijzonder lief is. Afgelopen verblijf was het eerste zonder de druk van “La Maudite”. Ik heb dus wat meer tijd doorgebracht met “indoor activities”, koken bijvoorbeeld; een zeer delicate onderneming voor mensen die niet veel gewend zijn, et dus extreem lastige klanten als ze iets ontraditioneels voorgeschoteld krijgen. Ik had deze wending al jaren gepland door elke keer wat klein maar essentieel keukenmateriaal van België mee te nemen, zoals daar zijn, een gasaansteker, scherpe messen, een snijplankje. Laat ik u de vele details van hun duurzaam ontwikkelde keuken besparen en me beperken tot het volgende incident, dat ik zo beknopt mogelijk weergeef. Ik wou om te beginnen als dessert rijstpap maken. Een geschikt pannetje hiervoor uitgezocht uit een uitgebreid arsenaal aan aluminium kookpotten. Melk met suiker en rijst erin, gas aangestoken, pan op het gasvuur gezet. Enkele minuten later blijkt de melk nog steeds koud te zijn, en het gasvuur uit. Ik til de pan op en merk dat een plas melk het gasvuur heeft uitgedoofd. Hoe dat komt? Door een gaatje in de pan… Om te redden wat te redden valt zoek ik zo snel mogelijk een ander geschikt pannetje uit en giet alles over om te constateren dat … u raadt het al. Pas de derde pan brengt soelaas. Van het ene incident komt het andere, ik heb woorden met een nieuwsgierige nicht die graag commentaar geeft, ontdek dat de verenigde vrouwen van de familie heel goed weten wat er scheelt aan het design van hun keuken en hun materiaal, en waarom ze zoveel tijd hiermee verknoeien. Weet u trouwens hoe ze pannen met gaten tijdelijk herstellen? Met een deegballetje dat ze over het gaatje uitsmeren. Dat houdt gedurende één kooksessie stand, en zo zijn die vrouwen weer even uit de brand. De oplossing ligt voor de hand: inox pannen, bestand tegen zout water dat invreet in aluminium. Maar die zijn te duur. Te duur voor wie?
Mijn gastfamilie had sinds kort een paraboolantenne. Een fantastisch middel om te ontsnappen aan de door de staat gecontroleerde media in die landen. Ik keek er dus naar uit om die éne ophefmakende Arabische zender te ontdekken. Maar als ik aankom blijken zowel ontvanger als antenne stuk. En in die landen is een electronische panne bijna onherroepelijk, lang leve de lucratieve import-exportactiviteiten. Noppes dus. Geen Al-Jazeera, ook geen Arte, nagenoeg volledig van het nieuws afgesneden. En net nu! In deze cruciale periode van de wereldgeschiedenis! De echtgenoot van de vrouw zonder inoxpannen berust voorlopig geduldig in zijn lot, zoals Arabieren dat kunnen. Maar hij zint op een nieuwe aankoop, alleen kost hem dat minstens een volledig maandloon, en veel geloop en gedoe, want er is geen officiële markt in paraboolantennes en ontvangers in Tunesië, dat begrijpt u wel.
Toen ik aan zijn vrouw zonder inoxpannen probeerde uit te leggen dat inoxpannen zo duurzaam zijn dat ze die maar één keer in haar leven moet aankopen, repliceerde ze dat haar man zei dat hij daarvoor geen geld had. Ik antwoordde, dames en heren, ietsje te snel, want ik had net die rijstpapervaring met gaten achter de rug. Ik antwoordde: “Maar je man heeft wel geld voor een nieuwe paraboolantenne en ontvanger”… Waarmee zij ontdekte dat ik iets wist wat zij nog niet wist… Wat ik daarmee aan het rollen heb gezet, verzwijg ik u liever.
Voor dit laatste verblijf had ik als deal dat ik schoenen zou meebrengen en in ruil daarvoor mijn fiets volledig in orde zou terugvinden. De deal voor mijn volgende verblijf zal er als volgt uitzien. Ik breng een stel inoxpannen mee, die in België veel goedkoper en beter zijn dan in Tunesië, en de man voert uit wat hij van plan was, zodat we de volgende keren tenminste naar goeie televisie kunnen kijken.

Diezelfde gastfamilie is ook mijn baken voor de vragen die me bezighouden over hun land, hun taal, hun ideeën. Hier, binnen de veilige muren van hun microcosmos, mag ik vragen stellen, zelfs gevaarlijke, en krijg ik antwoorden bovendien. Soms moet ik trekken en sleuren, maar mettertijd begrijp ik beetje bij beetje hoe verdomd vast hier alles zit, en waarom dat zo is. Neem nu de waterkwestie.
Zuid-Tunesië gaat haar derde jaar van quasi-absolute droogte in. De olijfbomen, de laatste decennia aangeplant in het kader van een gesubsidieerde verwoestijning, zijn letterlijk bij bosjes aan het afsterven. Mens en dier overleven als een bio-industrie, op voedsel en voeder grotendeels ingevoerd van het Tunesische-regime-weet-waarvandaan. Maar in een derde opeenvolgende droogtejaar neemt deze paradox hallucinante proporties aan. Het feit dat zelfs hun waterbevoorrading hierdoor niet in het gedrang komt schijnt geen mens te bevreemden. Het gaat dan ook om fossiel grondwater, dat van diepe watervoerende lagen opgepompt wordt. De voorspelling is helaas, dat er binnen afzienbare tijd een einde komt aan dit water. En wat dan? Is dit eigenlijk wel geweten buiten onderzoeksmiddens?
Ik stel de vraag aan twee mannen van mijn gastfamilie, kritische en meer dan gemiddeld belezen mannen. De ene, deze die paraboolantennes vòòr inoxpannen laat gaan, kijkt me eerst onbegrijpend aan, krijgt vervolgens bijkomende uitleg, en antwoordt uiteindelijk dat dit een politieke kwestie is, waarover beter niet gerept wordt buitenshuis. Hij stelt dezelfde vraag aan de tweede man, een neef van hem die net binnenkomt. De sfeer is dus vertrouwelijk. De neef reageert verbaasd, vraagt meer uitleg, en heeft dan niet veel nodig om de boodschap te vatten. Hij doet de zaak af met twee Arabische uitdrukkingen die, slecht vertaald, geven: “Als ik sterf van de dorst, hoeft geen regen meer te vallen”, en “Na mij zal de zon niet meer schijnen”. Herkent u ook de lokale variant van “Après moi, le déluge?” En wat duurzame ontwikkeling hierbij komt doen?

Terug naar de eigenlijke reden van mijn verblijf: het werk op het instituut. Elk verblijf betekent het incasseren van een paar klappen, want altijd lopen er wel zaken verkeerd, die mijns inziens niet verkeerd KONDEN lopen. Deze keer was ik extra op mijn hoede, want “La Maudite” bestaat niet meer, en u ziet wel in dat ik vanaf nu geen reden meer heb om de wijsheid van “Après moi, le déluge” te negeren.
Van de klappen van deze keer selecteer ik er u drie. De eerste twee bestaan uit de gevolgen van de vernieuwing en reorganisatie van de zaadbank. Een zaadbank is een collectie van in principe kiemkrachtige plantenzaden gekoppeld aan een databank, met vermelding van naam, herkomst, oogstdatum. Essentieel in het kader van de bestrijding van de verwoestijning met lokaal plantenmateriaal, zult u zeggen. Dat dacht ik ook. Het zaad uit de collecties die uit mijn werk zijn ontstaan is wordt dus hier opgeslagen. Raadt u al wat er gebeurd is tijdens die reorganisatie? Cruciaal zaad, met veel moeite verzameld, gedroogd, geschoond, van etiketten voorzien, verdwijnt moeiteloos en spoorloos. Eén zak met essentieel zaad voor veldproeven is niet meer te vinden, alhoewel ik hem nog zò voor me zie. En verder een volledige collectie zaad van één soort, verzameld plant per plant, zo genetisch divers dat een Vlaamse thesisstudent er vorig jaar helemaal wanhopig van werd. Alle tubetjes waren leeg. Zonder verklaring. Ik wil niet uitweiden over hoe dit allemaal mogelijk was/is/zal blijven. Heel summier samengevat: deze reorganisatie getuigt niet van veel zin voor duurzame ontwikkeling.
De derde klap is eigenlijk nog niet gegeven, maar in voorbereiding. De basiscollectie van het gras waarrond “La Maudite” is ontstaan neemt ongeveer een derde van het proefterrein in dat afhangt van de zaadbank. De baas van zowel proefterrein als zaadbank is ook diegene met wie ik al jaren een modus vivendi cultiveer, die het midden houdt tussen uitgesproken vijandschap en opportunistische collegialiteit. Want alles hangt af van zijn goodwill, ook het voortbestaan van deze éne bijzondere basiscollectie, waaraan ik helaas zo gehecht ben. U voelt de bui, of liever, de zandstorm, al aankomen. Na drie jaar bijna absolute droogte ziet die er niet al te fraai uit, moet ik toegeven. Maar het is net zo’n rampscenario dat we nodig hebben om goed materiaal te selecteren. Vraagt de baas plots, tijdens een discussie over veldproeven, of het geen tijd wordt om deze collectie te elimineren. Ik verberg mijn hartstilstand, en leg hem uit dat dit misschien wel te overwegen is nadat de droogte voorbij is, maar dat het niet zo’n goed idee zou zijn om het nu meteen te doen. Hij zegt dat hij die ruimte nodig heeft. Specifieert niet waarvoor. Ik weet waarvoor. Weet dat deze collectie niet zijn naam draagt. Weet hoe hij gesolliciteerd wordt voor gigantische samenwerkingsprojecten betaald door de EU, de Wereldbank, de FAO, ICARDA, door zijn eigen nationale beleidsmakers. Besef dat ik het tij niet kan tegenhouden, dat ik binnenkort de verschrikkelijke waarheid onder ogen moet zien. Dat ik blij mag zijn dat “La Maudite” geschreven is, en WEL zal overleven, en ik er deze prijs voor gekregen heb. Dank u wel.
 

take down
the paywall
steun ons nu!