De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Toni Negri 90

Toni Negri 90

dinsdag 8 augustus 2023 14:35
Spread the love

De Italiaanse filosoof Antonio (‘Toni’) Negri is negentig geworden. Tijd dus voor een interview, vonden ze bij de krant il manifesto (quotidiano comunista). Het gesprek vond plaats in zijn huidige woonplaats Paris. Fysiek gaat het hem moeilijk, problemen met de ademhaling. ‘Ik denk dat elke dag die voorbijgaat op deze leeftijd een dag minder is. Je hebt niet meer de kracht om het een magische dag te maken.’ Maar toch ook: ‘Het is zoals wanneer je een mooie vrucht eet, die een heerlijke smaak achterlaat in de mond. Die vrucht is het leven, waarschijnlijk. Dat is één van zijn grote deugden.’

In 2000 publiceerden Antonio Negri en Michael Hardt Empire. Dat werk sloeg in als een bom in het wereldje van linkse filosofen en politieke denkers, en het maakte de naam Antonio Negri wereldwijd bekend. Als vervolg op Empire publiceerden de twee nog Multitude: War and Democracy in the Age of Empire (2004), Commonwealth (2009) en Assembly (2017).

Waar ik het altijd moeilijk mee had – maar dat kan aan mijn eigen ingesteldheid liggen – was het optimisme dat eigenlijk altijd al aan de basis lag van het werk van Negri, maar dat juist sinds het laatste decennium van de twintigste eeuw nog veel wranger leek te worden. Vanaf het midden van de jaren 1990 ziet Negri overal en voortdurend een ‘new age of militancy’ opkomen. Dat komt sterk tot uiting in de ‘negen lessen voor mezelf’ die hij in de voorbereiding van Empire uitschreef in Kairós, Alma Venus, Multitudo (1999), maar ook in de talloze incidentele artikelen die hij her en der publiceerde in de jaren 1990. Een bundel met stukken uit die tijd kreeg de titel mee L’inverno è finito (De winter is voorbij, 1996).

Het gesprek in il manifesto is een terugblik op Negri’s leven en werk. Ik neem hieronder grote delen ervan over. De vragen staan cursief, mijn eigen toevoegingen tussen haakjes.

Negentig jaar is een korte eeuw.

TN: Er kunnen verschillende korte eeuwen zijn. Er is de klassieke periode die Hobsbawm heeft beschreven en die gaat van 1917 tot 1989. Er is de Amerikaanse eeuw geweest, die wel heel kort was. Die heeft geduurd van de monetaire akkoorden en de instelling van een mondiale regering in Bretton Woods tot de aanslagen op de Twin Towers in september 2001. Wat mij betreft, mijn lange eeuw is begonnen met de overwinning van de Bolsjevieken, niet lang voor ik geboren werd, en die is doorgegaan met de arbeidersstrijd en met alle politieke en sociale conflicten waaraan ik heb deelgenomen.

Die korte eeuw is wel geëindigd met een kolossale nederlaag.

TN: Dat is waar. Maar men heeft gedacht dat de geschiedenis ten einde was en dat er een periode van kalme globalisering was aangebroken. Niets is minder waar, zoals wij sinds dertig jaar elke dag zien. Wij zijn nu in een tijd van transitie, maar eigenlijk zijn wij dat altijd geweest. Ook al is het niet altijd goed zichtbaar, wij bevinden ons in een nieuwe tijd die getekend wordt door een wereldwijde opleving van strijd waarop hard wordt gereageerd. De arbeidersstrijd is begonnen zich steeds meer te verweven met de feministische, antiracistische, of ecologische gevechten en die ter verdediging van migranten of voor bewegingsvrijheid.

(In de jaren 1960 wordt Negri universiteitsdocent filosofie, en raakt hij tegelijk diep betrokken bij arbeidersactie in en rond fabrieken en bij verschillende organisaties van wat operaismo wordt genoemd, de typisch Italiaanse ontwikkeling van een ‘autonoom marxisme’. Negri zelf en anderen beschouwen deze periode als een langdurig Mei ’68.

Twee dagen na het interview in il manifesto overlijdt Mario Tronti op 92. Tronti formuleerde het uitgangspunt dat in de confrontatie tussen arbeidersklasse en kapitaal de arbeidersklasse niet het passieve, maar het actieve element is: zij heeft het initiatief, het is haar strijd die het kapitaal dwingt tot innovatie en transformatie, het is vanuit de arbeidersklasse dat je de ontwikkelingen in de maatschappij moet begrijpen. Je kan je twijfels hebben bij het empirische gehalte van dit uitgangspunt, maar discursief is het wel sterker dat je zelf de termen van de discussie kan bepalen, en je niet moet laten meeslepen in de terminologie die je tegenstander heeft uitgekozen.)

TN: Het politieke hoogtepunt van deze geschiedenis zijn de jaren 1970, toen het kapitalisme met geweld een strategie voor zijn toekomst heeft uitgewerkt. Doorheen de processen van globalisering heeft het de industriearbeid, samen met het hele proces van waarde-accumulatie, aan het wankelen gebracht. In die overgang zijn nieuwe productiepolen opgekomen: intellectuele en affectieve arbeid, de sociale arbeid die samenwerking construeert. Die nieuwe waarde-accumulatie is duidelijk ook gebaseerd op de exploitatie van de lucht, het water, het levende en alle gemeengoed die het kapitaal is blijven uitbuiten om de vermindering van de winstmarges die het sinds de jaren zestig kende, tegen te gaan.

Hoe komt het dat, sinds het midden van de jaren zeventig, de kapitalistische strategie heeft gewonnen?

TN: Omdat een antwoord van links ontbrak. Sterker nog, lange tijd was er een totaal onbenul over deze processen. Vanaf het eind van de jaren zeventig zag je de onderdrukking van elk intellectueel of politiek vermogen, zij het incidenteel of als beweging, dat probeerde het belang van die transformatie aan te tonen, en dat zich richtte op de reorganisatie van de arbeidersbeweging rond nieuwe vormen van socialisatie en van politieke en culturele organisatie. Het was tragisch.

Links had een sterk, maar toen al onaangepast, beeld van de industriearbeider, zonder te begrijpen wat die werkelijk wilde. Ik ben ervan overtuigd dat de richting die de communistische Internationale toen heeft ingeslagen de idealen heeft vernietigd die gigantische massa’s hadden kunnen mobiliseren. Ook moet je enerzijds de sociale evolutie van de katholieke Kerk, die culmineerde in het Tweede Vaticaans Concilie, niet onderschatten. En anderzijds was er het realisme dat de Italiaanse communistische partij (PCI – snel afgekalfd na het ‘historisch compromis’ met de Democrazia Cristiana  in 1976 en nu verdwenen) heeft geërfd van de sociaaldemocratie. Die samenloop van ontwikkelingen begon te versnellen in de jaren zeventig, terwijl er toen juist een mogelijkheid was om een nieuwe vorm van leven uit te vinden, een nieuwe wijze om communist te zijn.

Wat was er van de PCI geworden?

TN: Een onderdrukker. Hij (de partij is mannelijk in het Italiaans) heeft diegenen gemassacreerd die de knoeiboel aanklaagden waarin hij zich had vastgereden. Wij waren met velen die dat zegden in die tijd. Er bestond een andere weg, die luisterde naar de arbeidersklasse, naar de studentenbeweging, de vrouwen, alle nieuwe vormen waarin de sociale, politieke en democratische passies zich aan het organiseren waren. Wij hebben een alternatief voorgesteld, eerlijk, schoon en van de massa. Wij waren deel van een enorme beweging die de grote fabrieken bestormde, de scholen, de generaties. Dat een deel van de PCI zich hiervan afsloot heeft geleid tot de geboorte van terroristisch extremisme; daar is geen twijfel over. En wij hebben daarvoor betaald, en zwaar betaald. Ik alleen al heb in totaal veertien jaar doorgebracht in ballingschap en elf en een half in de gevangenis. Het was compleet idioot om mij of anderen van Autonomia operaia te beschouwen als de ontvoerders van Aldo Moro of als diegenen die kameraden zouden doden. Wel waren wij politiek verantwoordelijk voor een bredere beweging tegen het historisch compromis van PCI en DC. De PCI heeft de repressie tegen ons gedekt. Au fond waren zij bang dat het klassenperspectief zou veranderen. Als je dat historische knooppunt niet begrijpt, hoe kan je dan jammeren over het niet-bestaan van links in Italië vandaag?

Je blijft je communist noemen. Wat betekent dat vandaag?

TN: Dat wat het voor mij van jongs af aan heeft betekend: een toekomst kennen waarin wij de macht hebben veroverd om vrij te zijn, minder te werken, om van elkaar te houden. Wij waren ervan overtuigd dat concepten van de burgerij, zoals vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid zich hadden kunnen verwerkelijken in de ordewoorden van samenwerking, solidariteit, radicale democratie en liefde. Wij dachten dat, en wij hebben daar naar gehandeld. En dat was wat de meerderheid dacht die links stemde, en links deed bestaan. Maar de wereld was en is onverdraaglijk, zij gaat in tegen de essentiële deugden van het samen leven. En toch gaan deze deugden niet verloren. Men verwerft ze in collectieve praktijken en zij gaan samen met de transformatie van het idee van productiviteit, dat niet neerkomt op meer koopwaar produceren in minder tijd, of steeds maar meer verwoestende oorlogen voeren. Integendeel, zij zijn erop gericht om iedereen te voeden, om te moderniseren, gelukkig te maken. Communisme is een vreugdevolle collectieve passie, ethiek en politiek, die de strijd aangaat met de drievuldigheid van eigendom, grenzen en kapitaal.

In de gevangenis hebben jullie het politieke gevecht verdergezet. In 1983 schreven jullie in de gevangenis een tekst, ‘Do you remember revolution?’. Daarin ging het over de originaliteit van het Italiaanse ’68, en over de bewegingen van de jaren zeventig, die niet te herleiden waren tot de ‘loden jaren’. Hoe heb je die jaren beleefd?

(De loden jaren lopen van het eind van de jaren zestig tot het begin van de jaren tachtig, een periode van aanslagen door neo-fascistische organisaties en de meedogenloze repressie door de staat van links geweld en links in het algemeen.)

TN: Het was een harde tijd. Wij zaten opgesloten, wij moesten op een of andere manier naar buiten komen. Ik moet bekennen dat in dit enorme lijden het beter voor me was Spinoza te studeren dan te denken aan de absurde somberheid waarin we zaten opgesloten. Ik heb over Spinoza een dik boek geschreven, en dat had toch iets heroïsch. Ik mocht niet meer dan vijf boeken hebben in mijn cel. En ik wisselde voortdurend van gevangenis, elke keer in een nieuwe cel met nieuwe mensen. Het enige boek dat ik met mij meenam, was de Ethica van Spinoza. Het geluk was dat ik mijn tekst af had voor de opstand in de gevangenis van Trani, in 1981, toen de speciale politie-eenheden alles verwoest hebben. Ik ben blij dat ik toch nog een serieuze schok heb veroorzaakt in de geschiedenis van de filosofie.

Anna Negri, je dochter, heeft een boek geschreven over de jaren van je ballingschap in Frankrijk, je terugkeer naar Italië en de gevangenneming die daar opnieuw op volgde, en dat vanuit het oogpunt van je geliefden, en van een andere generatie.

TN: Ik heb drie prachtige kinderen, die op een onzegbare manier geleden hebben onder wat er is gebeurd. Ik heb de serie van Marco Bellocchio gezien over Aldo Moro, en ik blijf verbaasd dat ik beschuldigd werd van deze tragedie. (Esterno notte, de filmversie was een tijdje geleden bij arte, de serie heb ik gezien op Netflix – of omgekeerd.) Mijn kinderen hebben, op een of andere manier, deze gebeurtenissen verdragen. Zij zijn weggegaan uit Italië, en zij zijn teruggekomen, en zij hebben die lange winter in eigen persoon meegemaakt.

Aan het eind van de jaren negentig heb je een sterke herkenbare positie uitgebouwd samen met Michael Hardt, om te beginnen met Empire. Dat viel samen met de opkomst van nieuwe sociale bewegingen en later met verzet tegen de oorlog. Hoe zou je vandaag, in een periode van terugkeer van reactionaire en elitaire ideeën, de verhouding tussen filosofie en militantisme beschrijven?

TN: Ik heb het geluk gehad dat ik mij halverwege bevond tussen filosofie en militantisme. In de beste perioden van mijn leven heb ik mij permanent tussen het ene en het andere bewogen. Daardoor kon ik een kritische verhouding ontwikkelen met de kapitalistische theorie van de macht. De geschiedenis van de filosofie is voor mij niet een soort heilige tekst die, van Plato tot Heidegger, heel het westerse denken heeft doordrongen met de burgerlijke beschaving en die vandaaruit functionele concepten heeft geleverd aan de macht. De filosofie maakt deel uit van onze cultuur, maar je moet ze gebruiken voor dat waar ze voor dient, namelijk de wereld veranderen en ze rechtvaardiger maken. Ook vandaag, nu ik negentig ben, houd ik die verhouding tot de filosofie. Militant zijn is minder makkelijk, hoewel ik er in slaag te schrijven en te luisteren, in een toestand van ballingschap.

Ballingschap, vandaag ook nog?

TN: Ja, een beetje. Dat heeft te maken met de twee werelden waarin ik leef, Italië en Frankrijk. Die hebben een zeer verschillende dynamiek van bewegingen. In Frankrijk heeft operaismo geen grote aanhang gehad, zelfs als het vandaag herontdekt wordt. De linkse beweging in Frankrijk is altijd geleid door het trotskisme en het anarchisme. In de jaren negentig, met het blad Futur antérieur, hebben wij samen met vriend en kameraad Jean-Marie Vincent een midden gevonden tussen gauchisme en operaismo; dat heeft een jaar of tien gefunctioneerd.

Waarom vindt operaismo vandaag weerklank op wereldschaal?

TN: Omdat het beantwoordt aan de noodzaak van weerstand en een heropname van de strijd, net zoals gebeurt bij andere culturen waarmee het in dialoog is: feminisme, politieke ecologie, de postkoloniale kritiek bijvoorbeeld. En omdat het van niets en niemand de eigendom is. Operaismo is dat nooit geweest, en het is ook geen hoofdstuk geweest in de geschiedenis van de PCI, zoals sommigen zich wijsmaken. Integendeel, het is een duidelijke opvatting van klassenstrijd en een kritiek van de soevereiniteit die de macht legt en houdt bij de pool van patronaat, eigenaars en kapitalisten.  Maar macht vertoont altijd scheuren, zij is altijd open, ook als er geen alternatieven lijken te zijn. Heel de theorie van de macht als verlengde van de heerschappij en het gezag, zoals verdedigd door de Frankfurter Schule en haar recente ontwikkelingen, is vals – ook als ze helaas nog dominant blijft. Operaismo doet deze brutale opvatting springen. Het is een stijl van werken en van denken. Het herneemt de geschiedenis van beneden, gemaakt door de grote massa’s die bewegen, het zoekt de singulariteit in een open en productieve dialectiek.

(Ik was duidelijk niet de enige die indertijd verbaasd was over de manier waarop Hardt en Negri Empire afsloten met een extatisch fragment over ‘the irrepressible lightness and joy of being communist’ – met uitgebreide verwijzing naar Franciscus van Assisi. Ook het gesprek voor il manifesto sluit hiermee af.)

TN: Al van toen ik een kind was werd ik uitgelachen omdat ik het woord ‘liefde’ gebruikte. Men vond mij een dichter of een dromer. Maar ik heb altijd gevonden dat de liefde een fundamentele passie is die de menselijke soort overeind houdt. Zij kan een wapen worden om te leven. Ik kom uit een familie die miserabele omstandigheden kende tijdens de oorlog, en die mij een houding heeft aangeleerd die mij ook vandaag nog in leven houdt. Francesco is in wezen een bourgeois die leeft in een periode waarin hij de kans aangrijpt om de burgerij zelf te transformeren, en een wereld te scheppen waarin de mensen van elkaar houden en houden van al wat leeft. Francesco is de liefde tegen de eigendom: exact wat wij hadden kunnen doen in de jaren zeventig, door de ontwikkelingen van die tijd om te keren en een nieuwe productiewijze te creëren. Francesco heeft nooit voldoende aandacht gekregen, en er is ook nooit voldoende rekening gehouden met het belang dat zijn leer heeft gehad in de Italiaanse geschiedenis. Ik citeer hem omdat ik wil dat woorden als liefde en vreugde hun intrede doen in de politieke taal.

https://rivieren-en-meren.online/2023/08/08/toni-negri-90/

 

 

 

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!