Stenen rijen
achter de vlakte.
Die geven en blijven nemen
maar door mijn regelhaat
het volledige zicht vertroebelen kan
en alles rondom onderuit haalt.
Wie bloeidt en bloeit,
en zoekt te boeien
in meer … naar telkens dat minder.
De gloed die gloeit
en schrokt door bibber,
rustig en traag uitdooft,
naar nimmer.